De Vlaamsche Gids. Jaargang 30
(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
De Nederlandse taalkunde 1940-1944EEN volledig overzicht geven van wat onder de oorlog verscheen, is niet gemakkelijk, te meer daar we niet ingelicht zijn over wat in Nederland gedrukt werd in 1944, evenmin als in Zuid-Afrika, waar men zich vóór de oorlog was gaan interesseren voor historische grammatica, Middelnederlands, toponymie en volkskundeGa naar eind(1.). Om deze bijdrage niet te overladen met geleerdheid wil ik de behandelde vakken niet aanknopen bij de periode vóór 1940. Hiervoor vindt men de volledigste inlichtingen in werken zoals dat van L. Grootaers, ‘Inleiding tot de taalkunde’Ga naar eind(2.), waarin bronnenlijsten na elk hoofdstuk, alsook in ‘Een halve eeuw Nederlandsche taalkunde in Vlaanderen (1890-1940)’ in ‘Het boek in Vlaanderen 1941’Ga naar eind(3.). De bekende publicaties gewijd aan de nieuwe uitgaven bleven gedurende deze periode verschijnen: zo b.v., behalve het ‘Boek in Vlaanderen’, ‘Nieuwe uitgaven in Nederland’Ga naar eind(4.), ‘Museum’Ga naar eind(5.), ‘Nijhoff's index op de Nederlandsche periodieken van algemeenen inhoud’Ga naar eind(6.), ‘Nederlandsche bibliographie’Ga naar eind(7.), ‘Contact’Ga naar eind(8.), ‘Boekengids’Ga naar eind(9.). Door een Brusselse firma, waarop de Duitsers de hand hadden gelegd, werd vanaf Augustus 1941 een maandschrift gedrukt, getiteld ‘Bibliographie’Ga naar eind(10.). Wat opvalt gedurende deze vier jaar is, dat de fonologie in de mode is, vooral in Noord-Nederland; dat de toponymie ijverig beoefend wordt; dat in de dialectologie meer en meer gewerkt wordt met taalkaarten; dat in zake lexicografie de technische terminologie gekeurd wordt; dat de studie van de persoonsnamen weer opnieuw belangstelling geniet; dat de folklore mooier bloeit dan ooit - op wetenschappelijke grondslagen. De voornaamste tijdschriften bleven verschijnen, alhoewel met minder bladzijden en onregelmatiger, sommige tot einde 1943, wanneer de Duitsers de censuur verplichtend maakten, doch de meeste tot voor de bevrijding. Die ons vooral aangaan, zijn, door elkaar opgesomd, ‘De nieuwe taalgids’Ga naar eind11., waarin o.m. artikels over spelling, syntaxis, moderne en historische grammatica, ‘Neophilologus’Ga naar eind12., het ‘Belgisch tijdschrift voor philologie en geschiedenis’Ga naar eind13., waarin, zoals vroeger, voorkomen waardevolle recensies, inhoud van tijdschriften, lijsten van de universitaire proefschriften en artikels over folklore, filologie, enz., het ‘Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letter-kunde’Ga naar eind14., met vooral bijdragen over Middelnederlands, de ‘Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie’Ga naar eind(15.), met de jaarlijkse overzichten van de Nederlandse en Waalse dialectstudie, plaatsnamenstudie en patronymie, en talrijke uitvoerige studies, de ‘Verslagen en mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde’Ga naar eind(16.), ‘Leuvensche Bijdragen’Ga naar eind(17.), vooral gewijd aan dialectstudie, folklore en lexicografie, met ‘Bijblad’Ga naar eind(18.), dat een massa nieuwe boeken samenvat, ook uit het buitenland, ‘Onze taaltuin’Ga naar eind(19.), waarin vooral de dialectologie en, onlangs, de fonologie beoefend wordt, ‘Volkskunde’Ga naar eind(20.), en nog een vracht | |
[pagina 114]
| |
gewestelijke tijdschriften, waarin de locale folklore en geschiedenis bijzonder tot haar recht komt, en die ik hier onmogelijk alle kan citeren, hoe verdienstelijk ze ook zijn. Een uitzondering maak ik voor ‘Eigen Schoon en De Brabander’Ga naar eind(21.) en ‘Limburg’Ga naar eind(22.), waarvan de vitaliteit en de degelijkheid opvallen.
Alvorens nu over te gaan tot de afzonderlijke gebieden moet ik de gedrukte hulde vermelden, die gebracht werd aan vier van onze meest vooraanstaande geleerden: de ‘Bundel opstellen van oud-leerlingen aangeboden aan Prof. Dr. C.G.N. De Vooys’Ga naar eind(23.), het ‘Album René Verdeyen’Ga naar eind(24.), ‘Prosper Verheyden gehuldigd’Ga naar eind(25.), de ‘Feestbundel H.J. Van de Wijer’Ga naar eind(26.). Hier citeer ik ook het ‘Repertorium’ van L. de WachterGa naar eind(27.), een standaardwerk, dat een ontzaggelijke bibliografie bevat over plaatsnamen, taal, volksleven, en andere gebieden, die hier minder te pas komen. Het allernieuwste stokpaardje is dus de fonologie, waarvan ik maar liever geen definitie geef. Men raadplege ‘La Phonologie’ van M. MichelGa naar eind(28.), die alle bestaande termen en theorieën aan een grondig kritisch onderzoek onderwerpt. Deze nieuwe wetenschap, die in Nederland door N. Van WijkGa naar eind(29.) voor het eerst volledig beschreven werd en voornamelijk door de artikelen van J. van GinnekenGa naar eind(30.) aan het grotere publiek bekend werd gemaakt, dreigt wegens haar ogenschijnlijke gemakkelijkheid de fonetiek te verdringen bij de studie van onze dialecten en zelfs bij het verklaren van de klanken in de moderne spraakkunsten voor schoolgebruikGa naar eind(31.). Fonologische vragenlijsten worden voor de Nederlandse dialecten uitgezonden en ingevuldGa naar eind(32.).
Er valt niet veel nieuws te noteren in het hoofdstuk van de fonetiek. Voor enkele accentstudies verwijs ik naar de afdeling dialectologie. Van de ‘Practische Uitspraakleer van de Nederlandsche Taal’, van E. BlancquaertGa naar eind(33.) kwam er een tweede druk. Een uitstekend werk voor het bestuderen van de klankorganen, het voortbrengen van de klanken, de dialectische afwijkingen, de uitspraak van moeilijke en vreemde woorden. Het gelijknamige boek van A. Van der PlaetseGa naar eind(34.), waarvan een omgewerkte druk, is bestemd voor de school en ook voor hen, die een betere omgangstaal willen spreken; het leert ook voordragen. ‘De beschaafde uitspraak van het Nederlandsch’, van A. Bossaerts beleefde een zesde drukGa naar eind(35.); het is een verdienstelijk handboek voor normaal en middelbaar onderwijs. H. Kupershoek-Vos, ‘De zuivere uitspraak van de Nederlandse taal’Ga naar eind(36.) houdt zich vooral bezig met het verbeteren van uitspraakfouten en spraakgebreken. ‘De korte o-klanken in het Nederlandsch’ werden, in Noord-Nederland, grondig bestudeerd door B. van DantzigGa naar eind(37.). De schrijfster komt tot het besluit dat de ‘o’ van rok, enz. (meer ‘a’) en die van dom, enz. (meer ‘oe’) in de uitspraak van de meeste A.B. sprekers niet meer onderscheiden wordt, evenmin als in de spelling. Volgens haar vormen ze nog een fonologische oppositie. | |
[pagina 115]
| |
In zake taalschat is er ten eerste een poging om eenheid te brengen in de technische woordenschat tussen Nederland en België, en om de Franse termen te vertalen. In de K. Vl. Ac. werd er een commissie opgericht met dit doelGa naar eind(38.). Verschillende woordenlijsten werden reeds uitgegeven, o.a. van de verlichtingskundeGa naar eind(39.) (in vijf talen), de luchtvaartGa naar eind(40.) (het te verwerpen vreemde woord naast het aanbevolen Nederlandse), het technisch onderwijsGa naar eind(41.), de mijnbouwGa naar eind(42.) en de brandweerGa naar eind(43.). Ik wijs ook op de ‘Mededeelingen van de Kon. Vl. Ac. voor wetenschappen, letteren en schoone kunsten, van België’Ga naar eind(44.), een bron van levend, wetenschappelijk Nederlands, met ook enkele lijsten van de voor buitenstaanders zo ingewikkelde vaktermenGa naar eind(45.). A. Van de Velde zet zijn opzoekingen voort naar oude benamingen van delfstoffen, chemicaliën, edelstenen, medicamentenGa naar eind(46.). Twee nieuwe juridische woordenboeken zijn er bij gekomen, een vertaalwoordenboekGa naar eind(47.), dat een aangevulde omzetting is van BellefroidGa naar eind(48.), en een verklarend woordenboekGa naar eind(49.), dat beoogt de rechtskennis uit te breiden, een inventaris op te maken van onze rechtstermen, en nauwer aan te sluiten bij Nederland. Geen van beide is echter een woordenboek van de rechtstaal, zooals ze in de Belgische wetboeken te vinden is. ‘Onze taal in de administratie’, van F. GevelsGa naar eind(50.), is een bloemlezing van Nederlandse administratieve teksten. Die dergelijke stukken moeten opstellen, vinden er modellen en woordenschat in. ‘Terminologische kijkjes’ door R. SchrijversGa naar eind(51.) behandelt vooral het woordgebruik in de administratieve en juridische taal, waarin de schrijver bijzonder goed thuis was. Ten tweede wordt er weer aangedrongen op het vervaardigen van woordenboeken, waarin de woorden niet alfabetisch geclassificeerd zouden zijn, maar volgens de begrippenGa naar eind(52.), zooals b.v. in de Duden-reeksGa naar eind(53.), of in ‘Het juiste woord’, van L. BrouwersGa naar eind(54.). Eenzelfde schikking wordt geadviseerd voor het verzamelen van de dialectwoordenGa naar eind(55.) en oude rechtstermenGa naar eind(56.). Aan woordenboeken hebben we overigens geen tekort en we zijn beter toegerust, toutes proportions gardées, dan de andere talen. Bij de reeds bestaande noteer ik de 20e druk van het onmisbaar verklarend handwoordenboek van KoenenGa naar eind(57.), de 6e druk van GrootaersGa naar eind(58.) (de 1ste dateert van 1931!), die nog even welkom is voor de juiste uitdrukking en de uitspraak, en waarvan nu ook een schooluitgave bestaatGa naar eind(59.). Van ‘Het woordenboek der Nederlandse taal’ werden nog enkele afleveringen gezondenGa naar eind(60.), alsook van het ‘Supplement’Ga naar eind(61.). De nieuwe ‘Bronnenlijst’ is klaarGa naar eind(62.). Moet hier nogmaals betreurd worden, dat er met een supplement begonnen is, vóórdat het woordenboek zelf klaar is? De bruikbaarheid vermindert natuurlijk ook met elk bijvoegsel. Van het ‘Middelnederlandsch woordenboek’ werden de ‘Aanvullingen en verbeteringen op het gebied van dijk- en waterschapsrecht, bodem en water, aard- | |
[pagina 116]
| |
rijkskunde, enz.’, voltooidGa naar eind(63.); de bronnenlijst, ‘De Bouwstoffen’, door G. Lieftinck, is gevorderd tot aan nr. 945 (Nijh.)Ga naar eind(64.). Bij de middeleeuwse woordenschat moet niet voorbijgegaan worden het glossarium, dat R. VerdeyenGa naar eind(65.) opmaakte op oorkonden van de stad Luik. Het bevat een schat verbauwererende vormen in een Rijnlands-Limburgse mengtaal, die in 1360-1480 en later gebruikt werd voor de briefwisseling met Aken, Keulen, enz. Enkele boekjes om zonder -ismen te leren spreken breng ik ook onder in deze afdeling: ‘Goed gezegd zo’, van J. Van WageningenGa naar eind(66.), de 4e druk van Charivarius, ‘Is dat goed Nederlandsch?’,Ga naar eind(67.), de derde van E. De Groote, ‘Goed Nederlandsch’Ga naar eind(68.). ‘Onkruid onder de tarwe, Proeve van taalzuivering’, dat rond 1900 door H. Meert geschreven werd en waarvan C. PeetersGa naar eind(69.) de uitgave bezorgde, is erg verouderd. Aan onze vloeken en krachtwoorden wijdde C. De Baere een uiterst interessant boek, genaamd ‘Krachtpatsers in de Nederlandsche volkstaal’Ga naar eind(70.). Het kapittel van de woordenschat besluit ik met de vermelding van de bijgewerkte tweede druk van C. De Vooys, ‘Inleiding tot de studie van de woordbetekenis’Ga naar eind(71.) en van de bundel populair-wetenschappelijke beschouwingen over taalkunde, cultuurgeschiedenis en literatuur van A. VerdeniusGa naar eind(72.), die in 1941-42 in ‘De Telegraaf’ en in ‘Onze Volkstaal’ geschreven werden. Van C. De Vooys verder nog ‘Oorsprong’, eigenaardigheden en verbreiding van Nederlands ‘slang’Ga naar eind(73.). Interessant is ook het rapport van F. De Tollenaere over de ‘Moderne lexicografie in Skandinavië’Ga naar eind(74.).
Alhoewel aan de andere (Belgische) universiteiten ook op toponymische proefschriften gepromoveerd wordt, krijgt de plaatsnamenstudie haar impuls te Leuven door het inzamelen en publiceeren van materiaal, door de activiteit van haar wetenschappelijk personeel (ik denk aan H. Van de Wijer en H. Draye). Laatstgenoemde liet een kaart drukken, waarop de reeds onderzochte plaatsen zijn aangeduid; in een begeleidend artikel overziet hij het verrichte werkGa naar eind(75.). Eveneens om de weg te wijzen aan de jongere krachten en om dubbel werk te vermijden, werd door E. Fairon een lijst opgemaakt van de academische dissertaties over toponymie en dialectologieGa naar eind(76.). De ‘Vlaamsche Toponymische Vereeniging’ en het ‘Instituut voor Vl. Toponymie’ gingen voort met het uitgeven van hun ‘Mededeelingen’Ga naar eind(77.) met ‘Bijlagen’Ga naar eind(78.), en van hun reeks ‘Toponymica’Ga naar eind(79.). Daarin werden onder meer de plaatsnamen te ‘Ruisbroek’Ga naar eind(80.) en ‘Bekkerzeel’Ga naar eind(81.) opgenomen. ‘De toponymie van Meetkerke’ door J. PolletGa naar eind(82.) is een verdienstelijk werk met geschied-, aardrijkskundige schets en kaart. ‘Deerlijk's plaatsnamen’ van L. DefrayeGa naar eind(83.), is het werk van een liefhebber, die uit volksmond en archiefstukken een lange lijst plaatsnamen uit zijn geboorteplaats inzamelde. Bij het citeren van enkele werken van J. Lindemans past het er op te wijzen, dat deze onvermoeibare geleerde zich niet tevreden stelt met lijsten | |
[pagina 117]
| |
op te maken van archief- en kadastervondsten, maar dat hij, in aansluiting bij de pionniersarbeid van J. Mansion, uit de plaatsnamen meesterlijk de geschiedenis leest van de eerste woudontginningen, van de akkerbouw van onze voorvaderen, hun beschaving en instellingen. Op een zelfde hoger plan staan de studiën van H. Draye over de taalgrensGa naar eind(84.), over de kolonisatieGa naar eind(85.), over de veranderingen en aanpassingen van de plaatsnamenGa naar eind(86.). Over de kwestie van de taalgrens werd sedert het verschijnen van J. Petri's ‘Germanisches Volkserbe’Ga naar eind(87.) nog heel wat papier verbruikt onder de oorlog, door E. LegrosGa naar eind(88.), J. WarlandGa naar eind(89.) en anderen. J. Vannérus wijdde er nog een lijvig boek aan in verband met de Romeinse versterkingenGa naar eind(90.). Zijn enquête bestrijkt honderden kamp- en kasternamen uit Nederland en Wallonië. De kaart door J. Warland getekend bij zijn genoemd artikel stelt de huidige stand van zaken aanschouwelijk voor. In 1940 verscheen ook nog het tweede deel van het etymologisch woordenboek van de gemeentenamen van A. CarnoyGa naar eind(91.). Volgens een mededeling van P. NienaberGa naar eind(92.). wordt thans ook in Zuid-Afrika dit vak beoefend. Vragenlijsten werden uitgezonden en de berichtgever dringt aan op het oprichten van een ‘Pleknaamgenootscap’. Een sterk gedocumenteerd onderzoek, waarin beroep wordt gedaan op de vergelijkende historische grammatica en de geschiedenis, werd door R. Verdeyen ingesteld naar de betekenis van de twee eigennamen ‘Vlaanderen’ en ‘Vlaming’Ga naar eind(93.). Het schouwt de etymologieën, die in de loop der tijden werden voorgesteld, en geeft een bevredigende oplossing, Vlaanderen zijnde het ‘vlakke’ land en de Vlamingen de bewoners ervan. Verdere details over plaatsnaamkunde staan in de zorgvuldig bijgehouden jaarlijkse overzichten in de ‘Handelingen van de Kon. Com. voor Top. en Dial.’Ga naar eind(94.), waarin ook de locale tijdschriften geëxcerpeerd zijn volgens provincie en plaats.
Na WinklerGa naar eind(95.) was de belangstelling voor de persoonsnamen gaan verslappen. De nieuwste werken over patronymie hebben alle gemeen, dat ze de lezers trachten te interesseren door een gemoedelijk verhalende trant en door een ruimschoots putten uit de voorraad van de oude meesters. Zo is J. Meertens, ‘De betekenis van de Nederlandse familienamen’Ga naar eind(96.) niets meer dan een vulgarisatie van Winkler, met nagenoeg dezelfde indeling van de stof en dezelfde voorbeelden. J. LindemansGa naar eind(97.) bundelde een serie artikels, waarin hij de vóórnamen uit de vaderlandse geschiedenis voor de krantenlezers besprak, met aanhaling van bekende historische feiten, doch teruggaande op een strikt wetenschappelijke documentatie. Een register bevat over de 3.000 vormen. Van denzelfden ‘Hoe maak ik mijn stamboom op’Ga naar eind(98.), waarvan het getal drukken de populariteit bewijst. | |
[pagina 118]
| |
De in 1942 begonnen jaarberichten van K. Roelants in de ‘Handel. K. Comm. Top. en Dial.’ bevestigen ten andere de heropleving van de anthroponymie.
Ook de folklore gaat een andere richting uit. Er wordt in de gewestelijke periodieken nog wel overal geliefhebberd, naar de uitdrukking van L. GrootaersGa naar eind(99.), doch er is nu een begin gemaakt met het strikt wetenschappelijk ontginnen van het terrein. Als bewijs kan dienen het boek van J. De Vries. ‘De wetenschap der volkskunde’Ga naar eind(100.), waarin uiteengezet wordt welk hst doel is, hoe het materiaal moet verzameld worden en bewerkt; verder de ‘Inleiding tot de heemkunde’Ga naar eind(101.), waarin opstellen door verschillende geleerden over heemkunde in verband met toponymie en dialectologie. Een andere inleiding tot de heemkunde vormt het eerste deel van een reeks over Limburg door W. RoukensGa naar eind(102.). Het is hier ook de plaats om de onverpoosde arbeid aan te stippen van een anderen (Belgisch-)Limburger, met name J. Geasler, die al sinds tientallen jaren folkloristische en geschiedkundige bijdragen levert aan Belgische en Nederlandse tijdschriften. Onder zijn jongste geschriften een lange studie over ‘Het dragen van steenen als straf’Ga naar eind(103.), een andere over ‘Spuwen en vasten (despucre-jejunare) volgens philoloog en folklorist’Ga naar eind(104.), en een zeer nuttige analytisch-critische bibliografieGa naar eind(105.), geclassificeerd volgens de tijdschriften. ‘Vijftig Nederlandsche sprookjes’, door J. SinningheGa naar eind(106.), is voorafgegaan door een inleiding van J. De Vries, die bondig den modernen sprookjesverzamelaar voorlicht. Het boek zelf is desondanks niet volmaakt in taalkundig opzicht: het spelt op een approximatieve manier en de schrijver heeft zelfs de spelling van zijn verschillende bronnen geüniformiseerdGa naar eind(107.). Over sprookjes schreef ook M. De Meyer: ‘De Vlaamsche sprookjesthema's in het licht der Romaansche en Germaansche kultuurstroomingen’Ga naar eind(108.). De ‘Seizoenen’-reeksGa naar eind(109.), bevat een aantal populair geschreven studies over onderwerpen uit ons oud en modern volksleven, van de hand van bekende specialisten. De lijst is te lang, ik vermeld slechts het laatst verschenene van L. Philippen, ‘Onze begijntjes’Ga naar eind(110.), voorzien van een uitstekende bibliografie, foto's, gedrukt met een leesbare letter, in zakformaat van een honderdtal bladzijden. Sehr, overziet de laatste verklaringen van de etymologie van de naam, en besluit, dat de oplossing nog niet gevonden is.
Bij de dialectologie wijs ik eerst op de jaarlijkse bibliografische overzichten van L. Grootaers in de Handel, van de K. Com. voor Top. en Dial., alwaar de lezer weer de tijdschriftenartikels kan vinden, die ik hier niet alle kan opnemen; dan naar de handboeken van J. Van Ginneken, ‘De studie der Nederlandsche streektalen’Ga naar eind(111.) en van A. Weijnen, ‘De Nederlandsche dialecten’Ga naar eind(112.). Dat van den meester is een volledige cursus en | |
[pagina 119]
| |
bevat een bespreking van de meeste nieuwe tendensen. De leerling geeft losse hoofdstukken over en rond de dialectstudie. In Nijmegen is er leven genoeg. Van Ginneken heeft er een hele groep jonge geleerden gevormd, die druk publiceren. Te Leuven geschiedt dit door Grootaers en zijn ‘Zuidnederlandsche dialectencentrale’, van welker ‘Mededeelingen’Ga naar eind(113.) reeds 44 nummers het licht zagen. Te Gent is zeer actief E. Blancquaert en het Seminarie voor ‘Vlaamsche dialectologie van de universiteit’Ga naar eind(114.). Wat de woordenschat betreft, begin ik met het verslag van L. GrootaersGa naar eind(115.), over het voorbereidend werk, dat te Leuven verricht werd met het oog op een algemeen Zuidnederlands woordenboek. De ‘Proeve van een Oudhasseltsch glossarium’, van J. GesslerGa naar eind(116.), is eigenlijk Middelhasselts en is een verzameling nota's gemaakt bij archiefnavorsingen. Woorden, die niet in Verdam voorkomen, worden door den zelfden auteur verklaard in talrijke artikelen in ‘Leuv. Bijdr.’Ga naar eind(117.). Van Gezelle's ‘Loquela’ in woordenboekvorm, wordt de derde druk voortgezetGa naar eind(118.). Bij wat ik hoger geschreven heb over een ideologisch schikken van de woordenschat kan ik hier bijvoegen, dat men zich ook afvraagt of men de dialectgrenzen niet zou kunnen trekken naar de woordenschat, de morfologie, eerder dan naar de klanken. Met de mogelijkheid strenge grenzen te bepalen rekent men niet meer - de kaart van de Nederlandse dialecten is b.v. uit de 5e uitgave van de besproken ‘Inleiding tot de taalkunde’(2) verdwenen - al belooft L. Grootaers nochtans binnenkort een geografische synthese te gevenGa naar eind(119.). In de reeks Nederlandsche dialectatlassen, onder leiding van E. Blancquaert, verscheen als nr. 4 ‘Vlaamsch-Brabant’Ga naar eind(120.), als nr 5 ‘De Zeeuwsche eilanden’Ga naar eind(121.). Van de ‘Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland’ kregen we nog twee afleveringenGa naar eind(122.). In de meeste tijdschriften worden voorts de artikels over gewesttalen met taalkaarten geïllustreerd. Zoals gezegd werden er ook veel accentstudies geschreven, inz. over de dalende of stijgende betoning in het Limburgs, o.m. door W. DolsGa naar eind(123.). Naast Limburg stond ook Friesland in het brandpunt van de belangstelling. Weliswaar is Fries geen Nederlands en konden naar de afdeling der wederzijdse invloeden verwezen worden: de boeken van W. BrandsmaGa naar eind(124.) over de taal van G. Japicx, van K. FokkemaGa naar eind(125.), een historische behandeling en klank- en vormleer van het Leeuwardens, van H. Bos-Van der HeideGa naar eind(126.) met een studie over de taal in de 15e eeuw, van W. De Vries, ‘Iets over de verbreidheid en de herkomst van het Fries en enige opmerkingen op het gebied der Nederlandse taalstudie’Ga naar eind(127.). In de brochure ‘Een Fries substraat in Noord-Holland’Ga naar eind(128.), worden de argumenten voor en tegen samengevat. Zoals te voorzien was, is er geen definitieve oplossing, evenmin als in de zaak van het Ingvaeonisch, waarbij evenveel beroep wordt gedaan op de intuïtie. ‘Het eiland Urk’Ga naar eind(129.) is onder meer een dialectische en volkskundige | |
[pagina 120]
| |
studie van een oud stuk land, vóór het door de drooglegging van de Zuiderzee totaal verandert van uitzicht en bevolking, enz. In de spellingstrijd wordt er nog van tijd tot tijd een schermutseling geleverd tussen achterhoeden. De troepen worden nog steeds aangevoerd resp. door J. van Ginneken met ‘Onze taaltuin’, en met steun van J. Van Mierlo (tegen), en door C. De Vooys met ‘De nieuwe taalgids’ en de ‘Vereniging tot vereenvoudiging van onze spelling in België en Nederland’ (voor). Te Londen zou er onder de oorlog een compromis gesloten zijn tussen België en NederlandGa naar eind(130.). De geschiedenis van de strijd voor de vereenvoudiging van de spelling van onze taal werd geschreven door J. Daman, ‘Vijftig jaren van strijd, 1891-1941’Ga naar eind(131.). Onder het hoofd historische taalstudie noteer ik eerst een serie bijdragen over de invloed van het Spaans op het Nederlands door C. Van DamGa naar eind(132.), en J. DelattreGa naar eind(133.), van het Portugees op het Nederlands door laatstgenoemdeGa naar eind(134.), van het Nederlands op de Romaansche talen door M. ValkhoffGa naar eind(135.), van het Nederlands op de Franse zeemanstaal bij het Kanaal door B. VidosGa naar eind(136.), van het Latijn op het Nederlands door L. GrootaersGa naar eind(137.), W. RoukensGa naar eind(138.). De literatuur over de Nederlandse leenwoorden in het Waals, Frans, enz., wordt door A. Boileau opgesomd onder de misleidende titel van ‘Chronique de la dialectologie belge depuis 1930’Ga naar eind(139.). Dezelfde schrijver levert t.a.Ga naar eind(140.) een proeve van verklaring en rangschikking van de leenwoorden. Behalve de 5e druk van L. Grootaers, ‘Inleiding tot de taalkunde...’ (2), eigenlijk een college in de encyclopedie, ken ik nog een nieuwe, minder geleerde ‘Inleiding tot de taalstudie’ voor athenea, colleges en normaalscholen door R. Sterkens en P. Sterkens-CietersGa naar eind(141.). Van de ‘Geschiedenis van de Nederlandse taal’ van C. De Vooys kwam een derde, bijgewerkte druk van de persGa naar eind(142.). Een nieuw boek van T. Frings, ‘Die Stellung der Niederlande im Aufbau des Germanischen’Ga naar eind(143.), was onbereikbaar. Van E. Kruisinga eindelijk, nog een nieuw onderzoek over de gevoelswaarde van de verkleinwoorden in het Nederlands, Engels en DuitsGa naar eind(144.). Luik, 1 Juli 1945. J. MOORS |
|