| |
| |
| |
Boekbeschouwing
Wilhelm Schaefer. - Theoderich, König des Abendlandes. Verlag A. Langen-G. Müller, München; 200 blz.; geb. M. 4,80. Met kaart.
In honderd indrukwekkende korte hoofdstukken wordt hier Theoderik, koning der Oost-Goten, verheerlijkt als een volksvorst en een legeraanvoerder bij uitnemendheid, niet minder groot als staatsman dan als heerscher. Men weet, dat hij in 488 over de Alpen trok, Odoaker, koning van Italië, die keizer Romulus Augustulus afzette, in drie veldslagen overwon (aan de Isonzo, bij Verona, aan de Adda) en hem na de overgave van Ravenna doodde. Op zijn beurt koning van Italië geworden, stichtte hij het Oost-Gotische rijk en breidde het uit door talrijke veroveringen, terwijl hij den vrede onder de Germaansche volkeren handhaafde en verder op uitstekende wijze bestuurde, steeds rechtvaardig en eerlijk. Van samensmelting van Goten en Italianen kwam echter niets, zoomin als van overeenkomst tusschen de orthodoxe geestelijkheid en de Ariaansche ketterij. Nadruk wordt vooral gelegd op de kuiperijen vanwege de katholieke aristocratie, den Romeinschen Senaat en den keizer van Byzantium, die den Germaanschen held (den Diederik van Bern uit het Nevelingenlied) voortdurend tegenwerkten, op zijn wijsheid en verdraagzaamheid. Een groote verdienste van W. Schaefer is het zich houden in zijn epos aan het historisch materiaal, waardoor voldoende bewezen wordt, dat Theoderik de Groote volstrekt geen barbaar was, maar de grondvester van de nieuwe Westersche beschaving, de ‘voorbereider’ van de ‘Gotische’ kunst.
| |
Claude Houghton. - Victor of ik. De Driehoek; Wilgenhof, 's Graveland; 310 blz.; ing. fl. 2,25; geb. fl. 2,90. Vertaling Bouwman-Kuiper.
Van Houghton getuigt de Engelsche critiek, dat hij den diepstdoordachten uitleg geeft van het geestelijke probleem van den modernen tijd, en hij de originaliteit en de belangrijkheid van een Emily Brontë en een D.H. Lawrence bezit. Hij is vast een groot psycholoog; dit bewijst hij voorzeker in dit werk, oorspronkelijk ‘Neighbours’ betiteld; het boek van den mensch, die vecht met zijn illusies, van u en van mij alzoo. Scherp wordt het duistere in onze verhouding met onze evennaasten belicht; de vraag besproken, of er dit jaar oorlog komt; de invloed van de kleine omstandigheden aangewezen; het raadsel van een wereld opgelost, die uit elkaar geslagen schijnt, terwijl toch ieder het anders wil. Eenerzijds blijkt het leven eens te meer het onschijnbaarste, het stilste, het verholenste, het geheimzinnigste der wereld; maar anderzijds ook het geweidigste, het sterkste, het scheppingskrachtige. Zoo reageert op zijn wijze de auteur tegen de mechanistische wereldopvatting. Hij leert begrijpen, dat de mensch van thans, als een natuurlijk gevolg van zijn onmacht om zijn eigen geestesleven te erkennen en te verstaan, spijts al zijn wonderbare prestaties, en grootelijks ter wille van het misbruik er van, bedreigd wordt, naar het juiste inzicht van Prof. W. McDougall, met een wereldwijde, wellicht onherstelbare ramp. Laten we met Houghton beseffen, dat de mensch niet rijpt door wat hij bezit, doch door wat hij zoekt.
| |
| |
| |
Theodor Kröger. - Wending. De Driehoek, 's Graveland; 160 blz.; ing. fl. 1,25; geb. fl. 1,90.
In dit boek beschrijft Krëger, hoe een beroemd chirurg, nadat hij de meest afgrijselijke oorlogsverschrikkingen heeft meegemaakt, zijn levenswerk als zinloos en doelloos gaat zien. Hij kan niet meer vinden, dat het juist is, de menschheid, die tot zooveel krankzinnigs in staat is, met zijn vaardigheid te helpen. Hij neemt afscheid van zijn kliniek en, vervuld van oorlogsherinneringen, trekt hij terug naar de bergen, waar hij eens, met zijn kameraden, de afschuwelijkste uren van zijn leven doormaakte. Hij treft dan de oude schuilplaats nog aan, waar hij het gansche treurspel van enkele jaren geleden opnieuw doorleeft. Zijn werk lijkt hem hiernaast een dwaasheid. Juist hier echter voltrekt zich de wending. Een klein meisje, dat een ernstigen val gedaan heeft, blijkt een bloeduitstorting in de hersenen te hebben en is van zijn bereidheid tot hulp afhankelijk. Verbitterd tracht hij vast te houden aan zijn besluit, maar het lijden van het kind ontzenuwt zijn redeneeringen, en hij grijpt in en redt het. - Aangrijpend, suggestief, meesleepend werk.
| |
Jeanne Galzy. - Margot, reine sans royaume. Gallimard, Parijs; 360 blz.; fr. 32.
Jeanne Galzy specialiseert zich in de geschiedenis der Fransche Medici. Na haar onovertroffen ‘Cathérine de Médicis’ verschijnt thans het leven van Margareta van Navarra (of van Valois), dochter van Hendrik II en van Catharina (1553-1615). Haar ongemeene schoonheid verleidde, naar men weet, den lateren Hendrik IV, opvolger van haar broers Frans II, Karel IX en Hendrik III, Hun huwelijk werd de Bloedbruiloft (24 Augustus 1572), het teeken voor den moord op duizenden Hugenoten. Na de breuk met haar echtgenoot, die in 1599 tot scheiding leidde, voerde zij een zeer losbandig leven (men denke o.a. aan La Môle, Entraguet, Bussy, Champvallon...). Tot heden werd steeds minder nadruk gelegd op de tweede helft van haar leven, op haar laatste dertig jaren, de meest dramatische, de brandendste. Dit doet nu deze schrijfster wel. Zij schildert haar opstand tegen de koningen van Frankrijk en van Navarra en haar vlucht naar Hoog-Auvergne, waar zij tal van avonturen meemaakt, waar alle hartstochten ontketend worden, vergift en dolk hun rol speien, tot Catharina er in slaagt haar van haar minnaar d'Aubiac te scheiden en haar in het kasteel van Usson op te sluiten, waar zij 20 jaar lang ‘zucht’. Na haar bewaker Canilhac bekoord te hebben, weet zij een gansche reeks jongelingen aan te lokken. Terwijl Frankrijk in vuur en vlam staat en Hendrik IV zijn koninkrijk verovert, bezingen haar verliefden haar bevalligheden. Na jaren mag zij naar Parijs wederkeeren met haar hofdames, haar officieren, haar gunsteling Saint-Julien. Tegenover het Louvre bouwt zij een paleis, waar de liefde en de dichtkunst regeeren. Men vecht steeds om haar, al is zij dan de vijftig voorbij. Saint-Julien wordt door Vermont vermoord. Zij beweent hem en vervangt hem. Den jongen Bajaumont slaat zij, put hem uit en werpt hem, uitgeteerd, weg. Tot haar einde blijft zij onbevredigd. (Je vy jusqu'à l'amour, j'aime jusqu'à la mort). - Haar Herinneringen,
de verslagen van de toenmalige gezanten, particuliere briefwisseling, de litteratuur uit dien tijd dienden haar biografe; zoo verrijst er een merkwaardige vrouw, vol politieke behendigheid, bekoorlijke dichteres en prozaïste (waarvan in de nu eerst het licht ziende ‘Recueil de la Reine’ het bewijs geleverd wordt), kortom de meest romantische koningin, wier geheimen alleen door een andere vrouw konden ontsluierd worden.
| |
J. Durein, J. Fraeys de Veubeke, Ch. de Penaranda de Franchimont. - Brugge, die goude Wereld. Desclée-De Brouwer, Brugge; 130 blz.; fr. 10; teekeningen van A. Goethals; Nederlandsche bewerking van R.W. Teeuwissen.
‘Brugge, die goude wereld’ werd geschreven ‘voor de velen, die Brugge, “Venetië en Florence uit het Noorden,” willen begrijpen en doordringen tot haar
| |
| |
verleden, haar heden en den geest van haar bewoners.’ In dit keurig uitgegeven boekje vinden vreemdeling en landgenoot het ‘Geheim’ van de glorievolle stede van de graven van Vlaanderen, van Breidel en de Coninck, de hertogen van Bourgondië, Memling en van Eyck, Stevin..., Guido Gezelle, Georges Rodenbach, Julius en Maurits Sabbe, bewaarster van het ‘Heilig Bloed’, waar Longfellow kwam rusten in de schaduw van den Halletoren; de ‘Schoone Slaapster’ vertelt haar bekorendste legenden, biedt in deze dichterlijke kroniek haar schitterendste kunstschatten aan en verrast ons onverpoosd. Een fijnzinnige ontleding van Brugge's oude en nieuwe facetten.
| |
V. Gitermann. - Die historische Tragik der sozialistischen Idee. Verlag Oprecht, Zürich; 380 blz.; ing. Zw. fr. 8; geb. Zw. fr. 10.
Elke gedachte, bewijst dit rijke boek, die op de menschelijke samenleving begint in te werken, wordt noodzakelijkerwijze in een phase van geesteshistorische tragiek verstrikt, geraakt in dialectische tegenspraak met zich zelf, en stelt in de plaats van de opgeloste vraagstukken een nieuwe problematiek. Dit was het geval met de nieuwe ideeën van het Christendom, de Hervorming, de Verlichting. Dit geschiedt nu weer met de socialistische gedachte, Valentin Gitermann zet deze verschijning streng wetenschappelijk uiteen, toont aan hoe zij aan den dag trad ten gevolge van de theoretische gebreken van het socialisme en van de botsing van de theorie met de werkelijkheid van het sociale leven. Het eerste deel van dit werk (over een onderwerp, dat hoe verdienstelijk ook de pogingen geweest zijn van talrijke critici, tot nog toe door niemand zoo systematisch, zoo volledig, zoo modern behandeld werd als door Gitermann), ontleedt de cultuur-philosophische problematiek van de socialistische idee, evenzeer als haar immanente tegenstrijdigheden en de dwalingen van de socialistische leer. Nauwkeurig geformuleerd inzicht in de geestelijke en sociologische oorzaken, die het ineenstorten van de socialistische beweging in het huidige Europa verwezenlijkt hebben, spruit uit de analyse voort. Het tweede deel (het geschiedkundige) bespreekt de noodlottige evolutie van de socialistische gedachte in Rusland en in Duitschland, ten einde zoo de uitslagen van de abstraete beschouwingen aan de werkelijkheid te toetsen en alzoo beter te verklaren. Ten slotte uit de geleerde schrijver de overtuiging, dat de socialistische beweging, na duistere tijden van verval, en na de historisch noodwendige hervormingen te hebben ondergaan, een nieuwe, gezonde ‘constitute’ beleven zal. Dat zal gebeuren, wanneer de leiders de vergissing van Marx niet meer zullen herhalen een bepaald moment der sociaal-economische
evolutie als definitief te postuleeren om er een catastrofentheorie op te fundeeren.
| |
Gerard Walter. - Robespierre. Gallimard, Parijs; 320 blz.; 28 fr.
Deze ‘Balans van een Dictatuur’, het tweede deel van het kapitale werk over Robespierre door den specialist in de kennis van de Fransche Revolutie, is het vervolg op ‘De Opgang naar de Macht’, eigenlijk de inleiding tot onderhavige Studie, waarmede dan de figuur van den ‘Meester der Fransche Omwenteling’ alle recht weervaart. Zelfs de verwoedste huidige Fransche koningsgezinden verklaren zijn bijnaam ‘de Onomkoopbare’ volkomen verdiend. Gérard Walter, de biograaf van Brutus, Thomas Munzer, Marat, en Babeuf, de commentator van Plutarchus en van Michelet, die den ‘Oorsprong van het Communisme’ navorschte, de Septembermoorden en de Terreur op punt stelde, volgt zijn held op den voet tijdens de twee beslissende jaren, wanneer de bleeke Atrechter advocaat schijnbaar zijn apogeum bereikte, en scheidt enkel van hem op het oogenblik van zijn bloedigen dood. Meer dan in zijn eerste boek over den eersten modernen dictator zet de auteur talrijke vergissingen vanwege zijn collega's in de historiografie recht, vernietigt heel wat legenden, vult vele leemten aan. Dit alles geschiedt op
| |
| |
het psychologische moment, nu Frankrijk de 150e verjaring van 1789 herdenkt. Het blijkt, en het is voorwaar niet de eerste maal, dat dit vastgesteld wordt, dat de bedoelingen van Robespierre zuiver zijn geweest. Naar het woord van Korngold is inderdaad de strijd tusschen aristocraten, patriotten, Feuillants, Constitutioneelen, Girondijnen, Montagnards, Jacobijnen, Cordeliers, Dantonisten, Robespierristen, Enragés, Hébertisten... in den grond niet een strijd geweest van groepen eerzuchtigen, maar een poging van de gemeenschap om haar politiek evenwicht te herwinnen, nadat economisch het zwaartepunt van de maatschappij was verplaatst, al speelden natuurlijk de persoonlijke ambities voorzeker hun rol. Geen mensch, ook al heet hij Robespierre of... Lenin, veroorzaakt een omwenteling of zet die door, maar haar stroomingen nemen een loop, die het lot van een man met het hare vereenzelvigt. Zoo stierf de Fransche Revolutie met den Grondvester van de Republiek, omdat zoo een einde kwam aan den politieken invloed van de werkende klasse, grooter en zwaarder dan haar economische positie toestond.
| |
E.M. Wolf. - Katastrophenwirtschaft. Europa Verlag, Zürich; 150 blz.; Zw. fr. 4,20.
De schrijver verklaart hier het einde van Oostenrijk uit de verkeerde sociale en financieele politiek, gevolgd door de regeerders te Weenen. Zijn Studie, steunend op tot heden onbekend gebleven documenten, is een les voor economisten, geschiedschrijvers en politici van alle naties. Zij doet de werkelijke oorzaken van de Oostenrijksche ineenstorting ten volle beseffen, alsmede deze van het weerloos zich overgeven aan Berlijn. De algemeene verarming werd zoo groot, dat alleen deze eenige uitweg overbleef, toen de Westersche mogendheden het Donauland niet wenschten te beschutten. Zoo verstikte de Oostenrijksche ziel en verloor zij haar laatste kracht. Het snakken naar ‘arbeid en brood’ besliste over de inlijving bij het Derde Rijk, geen positieve ideologische beweegredenen.
| |
A. Winnig. - Europa. Eckart-Verlag, Berlijn-Steglitz; 92 blz.; RM 2.
Germanen en Romeinen (Keizerrijk en Christendom) vormden het huidige Europa (zoo luidt Winnig's vertrekpunt), waarin heden de verwarring en de verscheurdheid ten top gestegen zijn, zoodat het meer dan ooit bedreigd is. Wij naderen het uur van het Noodlot, waarop beslist wordt over de toekomst van het complex, dat Amerika veroverde, Afrika onderdanig maakte, zich Australië toeëigende en meester werd over reusachtige Aziatische gebieden. Europa zal als levende eenheid bestaan, ofwel ondergaan. Dit besluit is ‘an sich’ onloochenbaar. In Rusland ziet schrijver den voornaamsten hinderpaal voor de verwezenlijking van deze eenheid.
Dr. JOZ. PEETERS.
|
|