De Vlaamsche Gids. Jaargang 27(1938-1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] [Twee gedichten] Grootpa Wel vier en vijftig jaar om ons te scheiden. En toch, wanneer wij naast elkander schrijden Met één gelijk-gemeten wandelpas, Dan is het of die scheiding leugen was, En of van wegen, die naar 't einde leiden Men enkel en alleen in boeken las. Uw pinkeloogen, die zooveel reeds zagen, Ze kunnen nog, als ik, verwonderd vragen Naar 't hoog gejubel van een leeuwerklied, Een haas, die uit een duin te voorschijn schiet, Of als de menschen over 't leven klagen Alsof het niet een groote veelheid biedt. Ik kan mezelve nooit als grijzaard denken. Mijn leven schijnt alleen maar jeugd te schenken: De bonte grillen van een lintenkluw. Doch, goeie Grootpa, wen ik stap naast U Dan schrikt het niet dat oude dagen wenken. Ik weet: ik zal steeds blijven zooals nu. [pagina 259] [p. 259] Havenstad Ik ben een uit de stad waar 's nachts de Zuidzeestranden En verre horizonten lokken in den dreun Der bootsirenen, doch waar door intieme banden De ziel blijft luistren naar den beiaarddeun. Zoo is misschien het hart van elke groote haven: Een drang naar palmenkusten, zee en tropenwoud, Wijl 't lied van oude steenen en van oude graven Uit droomenavonturen t'rugroept of weerhoudt. HERMAN VAN SNICK. Vorige Volgende