De Vlaamsche Gids. Jaargang 27(1938-1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 225] [p. 225] [Twee gedichten] Zomermiddag 's Middags rust de boer en slaapt hij zwaar in de schaduw van d'ouden appelaar. Rondom ligt het land diep lusteloos - in vree en slaakt zijn zucht van moeheid, als een bee. Ook de zonne heeft haar reis langs d' hemel onderbroken, hangt bewegingloos, terwijl haar stralen d'aard' bestoken. Zachte adem gaat doorheen de blaren van den boom. Het heelal lijkt een land van droom. De hof en d'oogst, de hemel boven boom en boer ontvouwd, de weide waar het vee droomerig herkauwt, alles rust in groote luiheid, door de warmte moe-gekust en levenszat gewiegd op 't rythme van het leve' in rust. [pagina 226] [p. 226] De oude boer Zijn deemoedig gemoed uit zijn liefde voor het bouwland, voor het heelal en het goed, in een nederigen stand. Voor hun grootschheid neigt hij neder, ernstig, onder 't grauwe zwerk, als hij d'aarde telkens weder vruchtbaar maakt bij harde werk. Voor hun zegen kan hij talmen, lovend, met voor zich het graan op rijpe, gele halmen, bij het ruischend nederslaan. Op hun rijkdom knielt zijn wezen, dankend schouwt zijn vroom gelaat, waar de oogst, hun schoot ontrezen, opgebonden staat. In hun heimnis legt hij 't hoofd - onder den bevrachten boom, die met armen pronkt, vol ooft - en zinkt er in sereen gedroom. Zijn deemoedige ziele zet haar liefde ieder uur om in 't simpelst' dankgebed tot de heilige natuur. L. FRANS VERDOODT. Vorige Volgende