| |
| |
| |
Lodewijk de Raet
Er is een Vlaamsche economie. Er is een Vlaamsche economische beweging. De Vlaamsche economie is een toestand, een feit. De Vlaamsche economische beweging is een wilsrichting, een strekking. De Vlaamsche economie bestaat uit datgene wat het traditioneele voorwerp is van de staathuishoudkunde en in het Vlaamsche land voorhanden is: de stoffelijke goederen, de productiemiddelen, de ruil- en verkeersmiddelen, het kapitaal, de werkkracht, ten slotte de bevolking, als produceerende en consumeerende factor. De Vlaamsche economische beweging is een zekere oriëntatie der geesten tegenover de economische hulpmiddelen van het Vlaamsche land. De aard van deze oriëntatie is niet moeilijk te bepalen: het is een oriëntatie waarbij de economische hulpmiddelen in het Vlaamsche land worden beschouwd, beoordeeld en georganiseerd met een flamingantischen geest, met den geest die de Vlaamsche Beweging steeds heeft bezield.
De algemeene ontwikkeling van het verschijnsel dat in onze geschiedenis Vlaamsche Beweging wordt genoemd is allen bekend. Haar uitgangspunt was litterair. De eerste flaminganten waren taalkundigen of schrijvers van litteraire werken. Zij noemden zich ‘taelminnaren’. De Vlaamsche Beweging was, gedurende de geheele verleden eeuw, in de eerste plaats een taalstrijd, een strijd ter bescherming van de taal.
Een Vlaamsche economie was er wel in de verleden eeuw: er waren immers Vlaamsche landbouwers, visschers, fabrieksarbeiders, handelaars, industrieelen, er waren stoffelijke goederen in Vlaanderen, er waren Vlaamsche producenten en consumenten. Maar er was geen Vlaamschgezinde economie. Er was een Vlaamsche Beweging, maar er was geen Vlaamsche economische beweging. De data die het ontstaan van de Vlaamsche economische beweging bepalen, dwz, van de Vlaamsche Beweging die belang
| |
| |
stelt in de Vlaamsche economie, zijn niet zoo heel moeilijk terug te vinden.
Veertig jaar geleden, dus in 1898, was er nog geen sprake van een Vlaamsche economische beweging. Dertig jaar geleden echter, dus in 1908, was er wèl een Vlaamsche economische beweging en was deze reeds tot uiting gekomen niet alleen in geschriften die een min of meer uitgebreide belangstelling hadden gewekt, maar ook in de oprichting van de eerste organisatie die haar een vasten vorm wilde geven, namelijk de oprichting, door het toedoen van Leo Meert, in 1906, van het Vlaamsch Handelsverbond.
Het ontstaan der Vlaamsche economische beweging kan aldus gesitueerd worden in de eerste jaren van deze eeuw.
Deze eerste jaren van onze eeuw hebben een beslissende beteekenis gehad voor de oriëntatie en de toekomst van ons volk.
Het was een merkwaardige tijd, waarin men tevens een talrijke schaar van buitengewoon begaafde geesten de leiding der Vlaamsche Beweging zag nemen, terwijl een ongewoon rijke oogst van nieuwe gedachten een nieuwe kracht aan de oude beweging schonk.
Het was de tijd waarin een nieuwe opvatting van de Vlaamsche Beweging haar weg baande, opvatting die te voorschijn treedt in de geschriften van Lodewijk De Raet, van August Vermeylen, van Julius Mac Leod, van Frans Van Cauwelaert.
Het was de tijd van Max Rooses, Hippoliet Meert en Alberik Deswarte, van Lodewijk Dosfel, van Dr Depla, van Dr Van de Perre, van Hugo Verriest.
Het was de tijd waarin de Vlaamsche Beweging drie ‘kraaiende hanen’ zag opstaan, drie groote redenaars, zooals zij er nog nooit gekend had sedert haar ontstaan: Louis Franck, Camiel Huysmans en Frans Van Cauwelaert.
Het was ten slotte de tijd van de litteraire opleving van na 1890, welke gekenmerkt werd door het ontstaan van de groep ‘Van nu en straks’, met Vermeylen, Van Langendonck, Van de Woestijne, Buysse, door de verschijning der eerste werken van Stijn Streuvels, Toussaint van Boelaere, Maurits Sabbe, Herman Teirlinck, en door de uitgave van Guido Gezelle's laatste en mooiste verzen.
| |
| |
In deze Vlaamsche Beweging van vóór den wereldoorlog heeft Lodewijk De Raet een overwegende rol gespeeld:
ten eerste als leider in den strijd tot het bekomen van hooger onderwijs in het Nederlandsch;
ten tweede als wetenschappelijke grondlegger van de sociale en economische opvatting der Vlaamsche Beweging.
Dat de Vlaamsche Beweging een socialen kant heeft, zelfs een sociaal vraagstuk is, hadden reeds Jacob Kats, Vuylsteke en de Maere betoogd vóór 1870. Ook Vermeylen en Mac Leod hadden deze stelling ontwikkeld. Maar geen enkele had het met zulken rijkdom van wetenschappelijke gegevens bewezen als Lodewijk De Raet het zou doen. Bovendien was het eigenlijk gebied der economie steeds een gesloten boek gebleven voor de Vlaamsche Beweging. Het is Lodewijk De Raet die dat gebied, het gebied der economie, ontdekt en ontgonnen heeft. Hij is het die voor het eerst, in de Vlaamsche Beweging, het economisch bewustzijn heeft gewekt.
Lodewijk De Raet heeft wel eens gezegd dat hij geen geluksvogel was. Hij heeft met veel moeilijkheden te kampen gehad, reeds tijdens zijn studentenjaren. Daarbij veroorzaakte zijn lichamelijke zwakheid hem voortdurend zorgen. Ten slotte overleed hij toen hij nog geen volle 45 jaar oud was.
Er was echter een merkwaardige eenheid in zijn leven. Van zijn kinderjaren af tot aan zijn dood is er, door zorgen en kommer heen, een wonderbare samenloop van omstandigheden geweest. Alles schijnt meegewerkt te hebben om hem te brengen op dien eenigen weg dien hij te volgen had, niet om het geluk voor zichzelf te bereiken, maar om Vlaanderen het beste deel van zijn leven en zijn wezen te brengen: zijn boodschap.
De eerste levenservaringen van den jongen knaap hebben reeds een beslissende beteekenis voor zijn oriëntatie:
eenerzijds de progressieve verarming van zijn familie ten gevolge van een reeks overlijdens en door de mislukking van de handelszaak, die zijn moeder, na het overlijden van haar man, had opgericht;
anderzijds het verheugend succes in de school, waar de jonge Lodewijk spelenderwijs de eerste is in alle klassen.
| |
| |
Uit het confronteeren van die twee groepen van ervaringen daagt een uitweg op: de armoede is een feit; kan er echter niet veel goedgemaakt worden door intellectueele superioriteit? Deze laat zich niet door de armoede aantasten. Zij heeft reeds tot een zegepraal in de school geleid. Zij kan wellicht een zegepraal in het verdere leven verzekeren?...
Stilaan groeit het geloof dat de enkeling zich uit den nood redden kan door zijn intellectueele superioriteit. De jonge Lodewijk verdiept zich in de boeken van Smiles, boeken met een veelzeggenden titel: Self Help en Karakter.
De reddingsmogelijkheid die hij ziet voor den enkeling, zal hij weldra ook zien voor het volk: in het Athenaeum wordt hij flamingant, onder den invloed van een leeraar in het Nederlandsch: Jan Kleyntjens. Zijn geloof in de superioriteit van het intellect is voortaan onafscheidelijk verbonden met zijn Vlaamschgezinde overtuiging, d.w.z. met zijn verlangen om Vlaanderen uit zijn minderwaardigheid te zien oprijzen. Van dan af dagteekent de stelling die hij later, met concrete eischen op het gebied van het hooger onderwijs, zal uitwerken: Vlaanderen kan zich redden met zich intellectueel te wapenen.
Het blijft daar niet bij. De Athenaeumjaren van De Raet, 1883-1889, zijn ook jaren van hevige sociale agitatie. In 1885 wordt de Belgische Werkliedenpartij opgericht. De actie tot veral-gemeening van het kiesrecht en tot invoering van beschermingswetten voor de arbeiders, krijgt in 1886 een scherp, in sommige steden zelfs een revolutionnair uitzicht. Lodewijk De Raet is sterk getroffen door hetgeen geschreven en gezegd wordt over het sociale vraagstuk. Hij bestudeert sociologen en economisten, o.m. de Laveleye.
Wanneer hij, in 1889, met Vermeylen en Langerock, Jong-Vlaanderen uitgeeft, dan wordt hij gelast - hij is geen 19 jaar oud - in dat tijdschrift de wetenschap, de sociologie en de economie te vertegenwoordigen. Hij publiceert er zes bijdragen over den arbeid, waarvan hij een economische bepaling wil geven.
Wanneer hij het Athenaeum verlaat, in Juli 1889, is de oriëntatie die hij zijn geheel leven getrouw blijven zal, reeds bepaald. De drie elementen die de grondpijlers van zijn opvatting van het
| |
| |
Vlaamsche streven zullen worden, zijn reeds in zijn geest tot een eenheid versmolten:
de Vlaamschgezindheid;
het geloof in de superioriteit van het geschoold intellect;
de belangstelling voor de sociale en economische vraagstukken.
Enkele maanden later wordt een debating-club in de Vlaamsche Wacht opgericht. Lodewijk De Raet - die geen twintig jaar oud is - ‘kon uren spreken over de economische beteekenis van onze beweging’ verhaalt Lode Opdebeeck. En hij voegt er aan toe: ‘Waar haalde hij, op dien ouderdom, al die beredeneering, die rake argumentatie, dat heldere doorzicht, dien onovertroffen critischen zin, dat machtige geloof vandaan?...’
In 1892 - hij is 22 jaar oud - komt er iets nieuws: ten eerste een brochure die hij met Tack uitgeeft en waarin gehandeld wordt over het University Extension Movement en zijn toepassing op de Vlaamsche Beweging. Het initiatief is interessant, omdat het de eerste poging is om op concrete wijze gevolg te geven aan de strekking, die de jonge De Raet reeds in zijn Athenaeumjaren tot een leidend beginsel heeft uitgebouwd: het volk moet meer weten zoo het een beteren levensstandaard wil bereiken.
Ook van 1892 dagteekent een verrassend opstel waarin hij, zonder het te vermoeden, de ideologie samenvat die de grondslag der Vlaamsche Beweging zal worden, twintig jaar later. De aanhef van het stuk wordt dikwijls aangehaald. Het luidt:
‘Twee Walkuren, epische zusters, beheerschen de wereld: de Gedachte en het Zwaard.’
Het Zwaard is het symbool van de militaire macht. De Gedachte is het symbool van het hooger onderwijs, van de universiteit. Aan de hand van een reeks pakkende voorbeelden, uit de geschiedenis gehaald, schrijft hij aan de universiteit een beslissende rol toe in de ontwikkeling der volken en hij komt tot de conclusie dat een volk zich sterk moet inrichten op intellectueel gebied, wil het kunnen weerstaan in de struggle for life. Hij schrijft deze woorden, die al even profetisch als zinrijk zijn: ‘Ons volk kan zich opbeuren indien het verkrijgt wat het mist: verstandelijke werktuigen die het in staat stellen met andere volken te wedijveren; het moet een Nederlandsche hoogeschool en een goed ingericht vakonderwijs bekomen.’
| |
| |
Intusschen doet de jonge De Raet ingenieursstudiën aan de technische scholen te Brussel en te Bologna. Hij leert er voor altijd de waarde kennen van de wetenschap, van de cijfers, van de vaste gegevens. Na een tijdlang in de private nijverheid werkzaam te zijn geweest, komt hij in 1896 - hij is 26 jaar oud - in het pas opgerichte Ministerie van Nijverheid en Arbeid. Het moet een mysterieuze drang zijn die hem daar brengt, de drang die hem steeds meer de vervulling van zijn roeping doet benaderen. Daar ontmoet hij Waxweiler die hem den weg naar het Solvay-Instituut wijst, het eerste sociologisch instituut van ons land, waar De Raet eerst licentiaat, nadien doctor in economische wetenschappen zal worden, met een thesis over de landbouweconomie, die tot heden toe niet vertaald en niet gepubliceerd werd. Daar, in het Ministerie, neemt hij deel aan de groote nijverheidstelling van 1896. Daar leidt hij persoonlijk de groote loon-enquêtes in de weef- en de metaalnijverheid en het onderzoek over den toestand der zeevisscherij. Daar werkt hij mede aan het onderzoek over de Belgische huisnijverheid en aan de overige groote ondernemingen, die de wetenschappelijke faam van het nieuwe Ministerie niet alleen in België, maar ook in het buitenland vestigen. Daar komt hij ook in aanraking met den Engelschen groot-industrieel en philanthroop Seebohm Rowntree en staat dezen actief bij wanneer hij zijn groot onderzoek in België begint, onderzoek dat later wordt samengevat in het ophefmakend boek Land and Labour. - Lessons from Belgium.
Kortom, daar, in dat Ministerie, heeft Lodewijk De Raet gevonden wat geen zuiver theoretische studie hem had kunnen bezorgen: het levend economisch materiaal dat hem toelaten zal een eersterangsspecialist te worden in het gebied dat, in de Vlaamsche Beweging, voor hem weggelegd scheen: de economie.
In November 1903 neemt hij deel aan hetgeen men, in de wordingsgeschiedenis der Vlaamsche hoogeschool, den strijd der stelsels heeft genoemd. Het gaat om de stelsels van vervlaamsching der Gentsche hoogeschool, die door de flaminganten onder elkaar besproken worden.
Mac Leod, verslaggever der eerste Vlaamsche hoogeschool-commissie, opgericht te Antwerpen in 1896, in den schoot van het 23ste taal- en letterkundig congres, verdedigt in zijn verslag, dat
| |
| |
een jaar later, in 1897 klaar is, de progressieve vervlaamsching van de Gentsche hoogeschool.
Lodewijk De Raet is tegen het stelsel van Mac Leod gekant. Waarom? Omdat het de technische scholen ter zijde laat en aldus Vlaanderen's economische belangen miskent. Mac Leod stelt de vervlaamsching voor van de vier oude faculteiten: wijsbegeerte en letteren, natuurwetenschappen, recht en geneeskunde. De Raet oordeelt dat de vervlaamsching der technische scholen ten minste zooveel belang oplevert voor Vlaanderen als die der vier oude faculteiten. Hij wil ook de technische scholen zien vervlaamschen; hij wil een Vlaamsche mijnbouwschool, een veeartsenijschool, een hoogere handelsschool, een hoogere landbouwschool, een school voor sociale en economische wetenschappen zien oprichten, kortom een hooger onderwijs dat in de eerste plaats beantwoordt aan Vlaanderen's dringendste behoeften, een hooger onderwijs dat rekening houdt met Vlaanderen's economische ontwikkeling.
Het eerste resultaat van De Raet's optreden is dat de verdeeldheid onder de flaminganten nog toeneemt en dat Mac Leod zich weldra geheel uit den strijd terugtrekt.
De Raet ontmoet tegenkanting, zelfs verdachtmaking. Die veelvrager zou wel eens een saboteur kunnen zijn... Maar hij stoort er zich niet aan. Met koortsigen ijver stapelt hij bewijzen op voor zijn stelling. Hij gaat zoover te betoogen dat ‘de Vlaamsche Beweging niet op te lossen is langs sentimenteelen weg, maar enkel langs economischen weg haar einddoel kan bereiken.’ Het is uiterst interessant hier een paar data op te geven:
In Juni 1904. midden in den strijd der stelsels, verschijnt in het tijdschrift ‘Neerlandia’ de studie over Vlaanderen's economische ontwikkeling en toekomst. Mac Leod had in ‘Van Nu en Straks’ een studie over Nieuwe Wegen laten verschijnen. De Raet sluit zijn betoog met deze woorden, die zichtbaar een zinspeling zijn op den titel van Mac Leod's studie en een heel programma verkondigen: ‘Nieuwe wegen, ook op technisch-economisch gebied!’
In 1905 volgen dan, in een stormloop:
de studie Vlaamsche ‘captains of industry’, in het tijdschrift Vlaanderen, nr van Maart;
| |
| |
een tweede studie over Vlaanderen's economische ontwikkeling, in Vlaanderen; nr van Juli;
de studie over Vlaanderen's landbouw, in Vlaanderen, nrs van Augustus en September;
De studie Vlaanderen's Zeevisscherij, in Vlaanderen, nr van November;
de studie Een economisch programma voor de Vlaamsche Beweging, eerst voorgedragen op 30 October 1905 in den Gentschen tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond; vervolgens verschenen in het tijdschrift De Vlaamsche Gids en daarna afzonderlijk uitgegeven.
In 1906 komen dan: een sociaal overzicht dat handelt over de Vlaamsche huisindustrie, een studie over bevolkingscijfer en stambelang, een studie over volkswelvaart en stambelang en zijn boek dat een mijlpaal in zijn leven en tevens in den strijd der stelsels is. Het heet Over Vlaamsche volkskracht. - De vervlaamsching der hoogeschool van Gent. Het lijvig boek - het telt 322 blz. - verschijnt in Augustus 1906. Het trekt algemeen de aandacht. Het overwint den laatsten tegenstand. Enkele maanden later, op 3 Maart 1907, wordt te Antwerpen, ter gelegenheid van een vergadering van het Algemeen Nederlandsch Verbond (groep België) een nieuwe Vlaamsche hoogeschoolcommissie samengesteld, de tweede. Het is De Raet die gelast wordt het verslag te maken.
De zegepraal van De Raet was niet alleen de zegepraal van een man of van een stelsel. Het was vooral de zegepraal van het economisch bewustzijn in de Vlaamsche Beweging. Het is voor de Vlaamsche hoogeschool, opgevat naar De Raet, met een economischen achtergrond, dat de geheele Vlaamsche Beweging, van 1909 af, haar grootsten veldslag aanvat, een veldslag die jaren zou duren, die gekenmerkt werd door een eensgezindheid en een geestdrift zooals zij er sedertdien nooit meer werden bereikt en die enkele maanden voor den oorlog reeds kon bogen op een merkwaardig resultaat: 100.000 handteekeningen voor de volkspetitie, 2700 handteekeningen van universitaren, een meerderheid in de afdeelingen van de Kamer voor het wetsvoorstel tot vervlaamsching...
| |
| |
Dat er zulke eensgezindheid, zulke geestdrift kon ontstaan voor een hervorming die tien jaar te voren met onverschilligheid werd bejegend door den grooten hoop en slechts op verdeeldheid onder de leiders was uitgeloopen, is een ander uitzicht van de zaak waarop wij even verder terugkomen.
Intusschen had Lodewijk De Raet een andere taak aangevat, in de lijn van zijn belangstelling voor de Vlaamsche economie. In 1905, ter gelegenheid van de 75ste verjaring van de oprichting van het Belgisch Koninkrijk, had het Willemsfonds besloten een reeks studies te laten verschijnen over den toestand van Vlaamsch België sedert 1830.
Aan Lodewijk De Raet werd gevraagd Vlaanderen's economische ontwikkeling te schetsen. De Raet schreef die studies in de eerste helft van 1905. Zij beslaan 213 bladzijden in het zesde deel van de verzameling, dat in 1912 verscheen. Zij behandelen achtereenvolgens: de Vlaamsche nijverheid over het algemeen, de huisnijverheid, de kantnijverheid, het Kempisch kolenbekken, den landbouw, den handel, de scheepvaart, de zeevisscherij.
In 1910 vatte Max Rooses het plan op een andere reeks studies te laten verschijnen die, in 24 rijk geïllustreerde afleveringen, met de hulp van een uitgebreide schaar medewerkers, een volledig beeld zouden bezorgen van Vlaanderen door de eeuwen heen. Het plan werd uitgevoerd. Aan Lodewijk De Raet werd de zorg toevertrouwd de economische geschiedenis van Vlaanderen te schetsen. Zijn bijdrage was getiteld Vlaanderen's nijverheid en landbouw. Zij besloeg de grootste helft van de aflevering 17, alsmede de afleveringen 18 en 19, met te zamen 85 bladzijden. Zij verscheen in den Winter 1912-1913.
Zoo ik die bijzonderheden vermeld, en onder meer de data aangeef, dan is het om het werk van De Raet, in deze voor de ontwikkeling van het Vlaamsch economisch bewustzijn zoo belangrijke jaren vóór den wereldoorlog, beter te belichten.
Ik heb, in den aanhef van deze uiteenzetting, van de algemeene vernieuwing gewag gemaakt, die zich voltrokken heeft in de Vlaamsche Beweging, vóór den wereldoorlog.
Het mag gezegd worden dat het economisch bewustzijn stellig de gewichtigste, de voornaamste aanbreng der nieuwe Vlaamsche Beweging was.
| |
| |
De nieuwe Vlaamsche Beweging had nieuwe litteraire waarden gebracht. Dat moest ongetwijfeld haar gezag verhoogen.
Wanneer men zich echter afvraagt welk element, in de vernieuwde Vlaamsche Beweging der jaren 1900, het meest heeft bijgedragen tot haar expansie, de nieuwe litteraire waarden of de opwekking van het economisch bewustzijn, dan kan het antwoord slechts zijn: de opwekking van het economisch bewustzijn.
De litteratuur is toch, ten slotte, in hoofdzaak bestemd voor den, in alle landen en in alle tijden, zeer beperkten kring der litteratuurliefhebbers.
De sociologie en de economie echter, met al wat er verband mee houdt: productie en verbruik van goederen, winst, wedden en loonen, beroepsbelangen en beroepsorganisatie, welvaart, crisis en conjunctuur, spreken een algemeen-menschelijke taal. De sociologie en de economie hebben alle gebieden der menschelijke belangstelling overrompeld sedert de vorige eeuw.
Zoo de Vlaamsche handelaars, industrieelen, landbouwers en fabrieksarbeiders, die veertig jaar geleden volkomen onverschillig stonden tegenover de litteraire Vlaamsche Beweging, thans flamin-ganten zijn en het flamingantisch programma als een vanzelfsprekende, gansch natuurlijke zaak beschouwen waarover niet hoeft geredeneerd te worden, dan is zulks in de eerste plaats toe te schrijven aan de sociaal-economische opvatting der moderne Vlaamsche Beweging. Het is ook aan dezelfde sociaal-economische opvatting toe te schrijven dat niet alleen de gestudeerden, zij die rechtstreeks wisten wat een hoogeschool is, maar dat ook zij die het niet rechtstreeks wisten, de boeren en werklieden, geestdrift konden voelen voor de vervlaamsching der Gentsche universiteit, méér nog, dat zij in de vervlaamsching een hervorming gingen zien welke hun onmiddellijk materieel bestaan aanbelangde.
Wanneer men nu de publicaties nagaat van het begin dezer eeuw, in Vlaanderen, dan stelt men vast dat deze verhandelingen die aan de Vlaamsche Beweging een wetenschappelijken, sociaal-economischen grondslag gingen geven, van Lodewijk De Raet zijn en van hem alleen. Geen andere deed hem dit na. Hij was niet een Vlaamsche economist, maar de Vlaamsche economist, dier tijden.
| |
| |
Uit het voorgaande is af te leiden dat Lodewijk De Raet een tweevoudige taak vervulde in de Vlaamsche Beweging, vóór den oorlog: ten eerste als leider in den strijd voor de vervlaamsching van het hooger onderwijs, ten tweede als grondlegger van de sociaal-economische opvatting der Vlaamsche Beweging.
Zijn verhandelingen hebben inderdaad betrekking, ofwel op de vervlaamsching van het hooger en technisch onderwijs in Vlaanderen, ofwel op de economische ontwikkeling van Vlaanderen.
Moet men in zijn bedrijvigheid twee verschillende gebieden onderscheiden? Hield De Raet zich met twee groepen van vraagstukken bezig? Neen. In zijn geest waren het hooger en technisch onderwijs, alsmede de economische groei van een land, nauw met elkander verbonden. Dat ziet men duidelijk in het meerendeel zijner geschriften. Wanneer hij Een economisch programma voor de Vlaamsche Beweging schetst, dan heeft zijn geheel betoog als achtergrond de noodzakelijkheid der vervlaamsching van het hooger onderwijs en de uitbreiding van het technisch onderwijs in Vlaanderen. Wanneer hij schrijft over Vlaamsche volkskracht. - De vervlaamsching der hoogeschool van Gent, dan is het grootste deel van het betoog gewijd aan de beteekenis der technische scholen, met het oog op den economischen toestand en de economische mogelijkheden van Vlaanderen. Men kan hetzelfde zeggen over het Verslag dat hij namens de Vlaamsche hoogeschoolcommissie uitbrengt in 1908. Zelfs wanneer hij de economische geschiedenis van Vlaanderen verhaalt, van de Middeleeuwen af, of wanneer hij de verschillende uitzichten van de moderne Vlaamsche economie beschrijft, dan dringt steeds dezelfde leidende gedachte door.
Deze leidende gedachte - die Lodewijk De Raet stempelt tot een der meest oorspronkelijke geesten die Vlaanderen vóór den oorlog opgeleverd heeft - kan men samenvatten als volgt:
het geschoold intellect is een beslissende factor in de ontwikkeling der gemeenschap, niet alleen ten opzichte van het algemeen beschavingspeil, maar ook op zuiver economisch gebied. Rijst het peil van het geschoold intellect, dan verruimen zoowel de stoffelijke als de geestelijke mogelijkheden. Zinkt het peil van het geschoold intellect, dan krimpen zoowel de stoffelijke als de geestelijke mogelijkheden.
| |
| |
Van de vervlaamsching van het hooger technisch onderwijs verwachtte hij het tot stand komen van een Nederlandschsprekenden leidenden stand in Vlaanderen. Hij oordeelde dat deze Nederlandschsprenkende leidende stand, door zijn maatschappelijk gezag, eerbied voor Vlaanderen en zijn taal zou kunnen afdwingen en meteen voor altijd paal en perk zou stellen aan de Vlaamsche minderwaardigheid; dat het gebruik van eenzelfde taal den afstand tusschen hoogere en lagere standen zou verminderen; dat de leidende standen aldus beter hun beschavende taak zouden kunnen vervullen; dat de technische leiders de Vlaamsche werklieden een betere technische opleiding zouden verzekeren en hun aldus de gelegenheid zouden geven het betere werk in de bedrijven te verrichten en hoogere loonen te ontvangen; dat de betere technische scholing, in de eenige taal die er voor aangewezen is, de landstaal, aan de geheele bevolking meer welvaart, dienvolgens ruimere beschavingsmogelijkheden zou bezorgen...
Taalbelang is stoffelijk belang is het lapidaire slagwoord dat Lodewijk De Raet zelf in den strijd wierp en dat spoedig gemeengoed werd. Dat beteekende: het gebruik van de landstaal in Vlaanderen, namelijk in deze scholen waar een hoogere wetenschappelijke en technische opleiding wordt verstrekt, raakt rechtstreeks de stoffelijke belangen van het Vlaamsche volk.
Die verbinding van de oude vereering voor de taal met de hoogere wetenschappelijke opleiding en met de economische belangen van het volk, was merkwaardig. Zij was geniaal, indien men aanneemt, met Charles Richet, dat het kenmerk van de genialiteit is: een nieuw en te voren ongekend verband te leggen tusschen twee of meer groepen van ideeën en daardoor iets nieuws te vinden.
Er was in De Raet's opvattingen iets dat de verbeelding moest prikkelen, iets dat geestdrift moest wekken en tot wilskracht moest aanzetten. Weet meer en gij zult beter leven, was de wenk voor de werklieden. Weet meer en gij zult beter concurreeren, en meteen meer welvaart veroveren, was de wenk voor de handelaars, de industrieelen en de landbouwers. Weet meer en gij zult meer gezag en meer macht verwerven, was de wenk voor het gansche Vlaamsche volk.
| |
| |
Het was meer dan een oorspronkelijk wetenschappelijk gestaafd betoog. Het was een indrukwekkende sociale philosophie, die een schitterende belofte inhield: niet alleen Vlaanderen's redding, maar ook Vlaanderen's grootheid.
Een bezielde ziener, zei Mr J.H. Timmermans, in zijn voortreffelijke redevoering over Lodewijk De Raet, op 11 December 11. uitgesproken te Antwerpen, op den eersten Vlaamschen Scheepvaartdag.
Lodewijk De Raet, baanbreker van de Vlaarasche economische beweging, was inderdaad een ziener, een profeet, die meer wist en verder zag dan het meerendeel van zijn tijdgenooten en daarom ook zoo stoutmoedig naar de toekomst greep, een toekomst die hij niet beleven mocht, maar die hij voorbereidde en toevertrouwde aan diegenen die zijn geestverwanten waren, die voelden en dachten zooals hij, die hem dadelijk ter zijde stonden en als oprichters en leiders van het Vlaamsch Handelsverbond, van het Vlaamsch Economisch Verbond en van den zoo pas gestichten Vlaamschen Scheepvaartbond, zijn merkwaardige voortzetters werden.
Lodewijk De Raet was mijn oom. Ik heb hem zien werken. Ik heb mijn jonge jaren aan zijn zijde doorgebracht. Hij heeft van mij, na den voortijdigen dood van mijn vader, een flamingant gemaakt.
Ik heb hem - ik moet het bekennen - toen maar half begrepen. Ik heb toen zijn volle beteekenis niet ingezien, zijn grootheid niet gevat. Eerst vijftien jaar na zijn overlijden, toen ik mij ging verdiepen in de geschiedenis van de Vlaamsche Beweging en materiaal verzamelde voor mijn eigen boeken, heb ik beter begrepen.
Ik heb den indruk dat de ervaring die ik opgedaan heb ook deze is die alle Vlamingen zullen doormaken: binnen vijftig jaar zullen zij de beteekenis van dezen grooten flamingant beter vatten dan toen hij in hun midden leefde.
Men voelt het reeds in de woorden die Herman Vos, een paar jaren geleden, over Lodewijk De Raet geschreven heeft en waarme ik sluiten wil:
‘Men kan de beteekenis en de verdienste van Lodewijk De Raet ten opzichte van den kultureelen Vlaamschen strijd nauwelijks
| |
| |
overschatten. Hoe meer wij zijn werk op afstand en met de onbevangenheid die het historisch perspectief geeft, beschouwen, hoe meer wij er de onvervangbare waarde van erkennen, hoe dieper ook wordt bij ons de overtuiging dat deze man en zijn werk richtlijnen getrokken hebben voor de Vlaamsche beweging die ook zijn gevolgd geworden... Er komt een dag dat zijn naam, in het fronton der Gentsche universiteit, in eereletters door het dankbare nageslacht zal worden gebeiteld.’
MAX LAMBERTY.
|
|