De Vlaamsche Gids. Jaargang 26

Nieuwe Uitgaven.

Van Uitgeversbedrijf Varior, Neckersvijverstraat, 118a, Sint-Amandsberg:

P. THIRY: Blues Tempo, gedichten; 79 blz.; 15 fr.

T. HEIDEKENS: Kunstschilder Lyna; 37 blz.; 12 fr.

B. DE POORTERE: Kunstenaar en Volk; 29 blz.; 6 fr.

B. DE MUYNCK: Ebbe en Vloed, gedichten; 32 blz.; 15 fr.

Van De Wereldbibliotheek, Amsterdam:

JEAN TOUSSEUL: De Meidoorn, vertaald door MARIE W. VOS; 257 blz.; Fr. 26.60.

[p. 527]

Van J.B. Wolters' uitgevers-maatschappij, N.V., Groningen:

Dr. A.P. KIEFT: Homonymie en haar invloed op de taalontwikkeling; 170 blz., met een Woordregister, een Zusammenfassung en een kaart over gier; fl. 3,50.

K. VAN DER KOOI, E. SCHEENSTRA en G.S. JONKMANS: Frans leerboek voor U.L.O.-scholen, deel IV; 104 blz. en 16 blz. Woordenlijst; fl. 1.10; geb. fl. 1,30.

Dr. J.S. VAN VEEN: Beknopt overzicht der Griekse mythologie, 17e druk, herzien door Dr. M. ENGERS; 80 blz. met talrijke illustraties; fl. 0.80.

Van H.P. Leopold's uitgeversmaatschappij, N.V., 's-Gravenhage:

D.A. DE GRAAF: De hedendaagsche jeugd, achtergrond en perspectieven; 32 blz.; fl. 1.

Nr. 8 van de Vrije Bladen.

Van H.J. Dieben, Wassenaar:

Dr. L.A.H. ALBERING en Dr. L.G.J. VERBERNE: Proza en Poëzie, leerboek voor de hoogste klassen van gymnasium en H.B.S.; 280 blz.; fl. 2,40; geb. fl. 2,90.

Een degelijke, waardevolle bloemlezing, samengesteld met het oog op een in Nederland nieuw ingesteld mondeling eindexamen in de Nederlandsche taal, die de candidaat in al haar geledingen dient te verstaan.

Geeft, naast literaire, ook betoogende en wetenschappelijke teksten: in proza van Koornhart tot Overdiep (uit Vlaanderen Vermeylen), in poëzie van Hooft tot Verhoeven (uit Vlaanderen Gezelle, Van de Woestijne, Verschaeve, Van den Oever en Van Ostayen).

J. KLEIJNTJENS en Dr. H.F.M. HUIJBERS: Lotgevallen der Volkeren. Beknopt Leerboek der Algemeene Geschiedenis; 20^e druk; 360 blz.; ing. f 2,90; geb. f 3,40.

De lectuur en de studie van dit boek zal den meest-eischende overtuigen, dat hier hoogverdienstelijk werk is geleverd.

Van G.B. Van Goor Zonen, Gouda:

Dr. P. KOSTER: Van het Verleden naar het Heden; 2 deelen, samen 380 blz.; ing. f 1,75 en 1,90.

Beknopte algemeene geschiedenis voor het M.O., met kaartjes, vragen en overzichten. Lectuurverwijzingen verhoogen de belangstelling. Zeer belangrijke prestatie, met veel zorg en sierlijkheid uitgegeven, die alom waardeering zal wegdragen.

Van W.J. Thieme & Cie, Zutphen:

J.H. VAN HAAREN: Beknopte Geschiedenis van de economische Ontwikkeling der Volkeren; 210 blz.; ing. f 2,95; geb. f 3,25.

Ten dienste van de hoogere klassen van handelsscholen en van de handelsafdeelingen in het M.O. De inhoud is degelijk; de gevolgde methode voortreffelijk.

Van De Sikkel, Antwerpen:

Nederlandsche Historiebladen: Driemaandelijksch Tijdschrift voor de Geschiedenis en de Kunstgeschiedenis van de Nederlanden. 1e Jaargang, nr 2. Prijs per nummer fr. 35; abonnement fr. 90 per jaar.

Prof. Dr. L. Van der Essen ontsteekt een treffend licht over ‘De historische gebondenheid der Nederlanden’. Prof. Dr. P. Geyl leert het onderscheid tusschen ‘Duits en Diets’ verstaan. Vrucht van nauwgezette studie is R. Degrijse's ‘Oorsprong van het haringkaken in Vlaanderen’. Dr. A. Gielens tracht de actueele vraag te beantwoorden ‘In welk jaar werd Philips van Marnix van

[p. 528]

St. Aldegonde geboren?’. Prof. Dr. Geyl heeft het nog over ‘Een Engelsman (Prof. E.A. Walker) over de Nederlandse geschiedenis’ en toont diens tekortkomingen aan. E. Cantillon geeft een uitgebreid artikel over ‘Thorbecke en de Maaskwestie’, dat heden, in verband met de zaak der Maasaftappingen, van groot gewicht zal blijken. - Verder Kroniek en Boekbesprekingen.

Van N.V. Uitgeversmij Haga - Den Haag:

Prof. CYRIL BURT: Geestelijke onvolwaardigheid. Vertaald door Mej. S. de Boer, onder leiding van Prof. Dr. Carp; 430 blz.; geb. fl. 4,75.

Na de normale geestesgesteldheid bepaald te hebben, gaat Burt de factoren na, die er invloed op uitoefenen, als het milieu, waarin het individu leeft, zijn lichamelijken en geestelijken toestand (hier ontleedt hij den erfelijken aanleg met de specifieke neigingen en de emotionaliteit), de tijdens het leven verkregen eigenschappen. In de studie over de zwakzinnigheid onderscheidt hij de verstandelijke onvolwaardigheid en de temperaments- of ethische minderwaardigheid, spoort de oorzaken op, duidt aan hoe men ze bepalen en meten kan en geeft de behandelingsmethodes aan. Hij ontwikkelt het probleem van het achtergebleven of domme kind. Verder onderzoekt hij hoe een kind er toe kan komen een misdaad te begaan en wijst in dit verband paedagogische richtlijnen aan. Bij de neurotische stoornissen weidt hij uit over de asthenische en de sthenische neurosen, en over de conversie-hysterie; geeft een overzicht over de onderzoekingsmethodes en toont aan hoe men deze ziekelijke toestanden moet voorkomen. Een boek van enorm belang voor geneesheeren, onderwijzers en leeraars.

Van Verlag W. Kohlhammer, Abteilung Schaeffer, Leipzig C I:

Dr. FR. CORNELIUS: Abriss der germanischen Götterlehre nebst Grundzügen der griechischen Mythologie; 70 blz.; cart. RM. 1,50.

De Godenwereld der Germanen wordt hier boeiend voorgesteld. Aantrekkelijk vertelt de auteur wat de Germaansch-Noordsche bronnen berichten, van de oeroude rotsteekeninqen uit Zweden af tot de liederen van de Edda toe. Hij stelt het Germaansch geloof op een rij met de groote Indogermaansche ‘religies’, schildert de heldengestalten dezer Godenwereld, hun daden, hun ondergang, hun voortleven in zeden en sagen en behandelt dan het Olympisch Godengeloof van uit het oogpunt zijner Noordsche afkomst.

Dr. PAUL ROHRBACH: Abriss des Deutschtums im Ausland; gekart. RM. 1,80.

De schrijver geeft aan hoe de geschiedkundinge ontwikkeling van het Duitsche element in het buitenland met de Baltische kolonisatie en de vestiging in Zevenburgen in de Middeleeuwen begint (men leze hier natuurlijk Dietsch i.p.v. Duitsch) en hoe de landverhuizing uit Duitschland in de 19e eeuw een hoogtepunt bereikt met de uitwijking naar Amerika; hij stelt vast hoe de émigrés de economie en de cultuur in hun aangenomen vaderland hielpen omhoogbrengen. Verder beeldt hij hun lijden af in gewesten als het huidige Rusland bv. en beschouwt hun toestand op dit oogenblik in de onderscheidene streken, waar Duitschers verblijven, om te besluiten met een hoofdstuk over het voormalige Duitsch koloniaal gebied.