De Vlaamsche Gids. Jaargang 26
(1937-1938)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 385]
| |
Marnix van Sint Aldegonde
| |
[pagina 385]
| |
Marnix en zijn TijdGa naar voetnoot(1)Een plicht van dankbaarheid.Antwerpen is het aan zichzelf verschuldigd Marnix van St Aldegonde te herdenken met de vereering, die zijn grooten burgemeester uit de zestiende eeuw toekomt. Marnix was staatsman, redenaar, polemist, dichter en prozaschrijver en bovendien krijgsman in den dienst van een levenwekkende vrijheidsgedachte, die door de eeuwen heen de menschen uit deze gewesten is blijven bezielen. Ongetwijfeld zullen bij deze herdenking van Marnix te Antwerpen Vlaamsche geschiedkundigen zijn leven en streven naar voren brengen, zooals het met de meest dramatische eeuw van ons verleden is vergroeid. Mijn bedoeling is slechts hier even te wijzen op de opvattingen van samenhoorigheid en verdraagzaamheid, die Marnix in zijn bewogen bestaan veel meer hebben bezield dan doorgaans wordt gemeend. Hij werd te Brussel geboren in 1540Ga naar voetnoot(2). Hij stamde uit een adellijk geslacht uit Savooie, en had zich heel spoedig in onze gewesten ingeburgerd, zoowel door zijn geestesgesteldheid als in taalopzicht, want hij hanteerde onze twee landstalen met een meesterschap, die men hem nu nog kan benijden. Al had hij te Genève onder leiding van Calvin gestudeerd en was het Calvinisme een meer strijdend protestantisme dan het Lutherianisme, toch kan men de verdraagzaamheid op godsdienstig gebied terugvinden in bijna al de gedragingen van zijn leven. Bij den aanvang van de moeilijkheden, die zich afteekenden met Spanje, was Marnix meer beslist dan Willem van Oranje. | |
[pagina 386]
| |
Het Eedverbond der Edelen.Met zijn broeder Jan van Marnix nam hij een werkzaam deel aan het tot stand brengen van het Eedverbond der Edelen, dat in 1566 het bekende smeekschrift overhandigde aan Margareta van Parma, landvoogdes der Nederlanden. Bij zijn terugkeer uit Genève had hij de verschrikkelijke gevolgen van de godsdienstplakkaten van Karel V kunnen vaststellen. De voorstanders van de hervorming ondergingen de gruwelijkste vervolgingen. Al wie den protestantschen godsdienst beleed of er zelfs slechts van verdacht werd moest het ontgelden met het leven. Het smeekschrift, dat de edellieden aan Margareta van Parma overhandigden, was tegen de inkwisitie gericht en had dus tot doel de vrije beoefening van den protestantschen zoowel als van den katholieken godsdienst te verzekeren. | |
Wat de verstandhouding onmogelijk maakte.Margareta van Parma had zich wel verdraagzaam willen betoonen, maar in alle belangrijke vraagstukken moest zij zich schikken naar het advies van een consulta, waarin kardinaal Granvelle een overwegenden invloed uitoefende. En wie was Granvelle? Het werktuig van Philips II. Zoodat men getuigen kan, dat de verstandhouding tusschen katholieken en protestanten in onze gouwen onmogelijk werd gemaakt vooral door het Spaansch gezag, waaronder onze gewesten gebukt gingen. Over onze gouwen ging er een geest van humanisme en ook de katholieken stonden niet onverzoenlijk tegenover de beoefening van den protestantschen godsdienst. Er ontstond echter oproer in verschillende steden, een oproer dat zelfs in beeldstormerij ontaardde, met het gevolg, dat de katholieke edelen uit het Eedverbond traden en Margareta van Parma niet langer voor toegevingen te vinden was. De eenige daad uit het leven van Marnix die als onverdraagzaam kan voorgesteld worden was de uitgave van zijn geschrift: ‘Van de beelden afgeworpen in de Nederlanden in Augustus 1566’, waarin hij zich genoopt had gezien, al zij het ook met voorbehoud, en als tegen wil en dank, de opstandige gedragingen | |
[pagina 387]
| |
van het volk, dat aan beeldstormerij had gedaan, te verontschuldigen. Zijn bedoeling was blijkbaar de toekomst te redden, die zich zonder samenhoorigheid en wederkeerig begrip zoo somber afteekende. | |
Het schrikbewind van Alva.De geschiedenis uit die jaren is al te bekend opdat er hier in bijzonderheden zou moeten over gehandeld worden. Alva wordt naar de Nederlanden gestuurd. De bloedraad komt in werking. Alva voert een werkelijk schrikbewind in. Egmont en Hoorn worden onthoofd. Dan heeft de eerste veldtocht van Oranje plaats in 1568, maar Alva is overwinnaar. De invoering van belastingen zooals de tiende penning moedigt den opstand aan. Den Briel wordt door de Watergeuzen ingenomen. In het Zuiden worden verscheidene steden uit naam van den prins van Oranje bezet. Maar dan hebben wij den Bartholomeusnacht, de uitmoording van de protestanten te Parijs. De zuidelijke steden worden opnieuw aan Spanje onderworpen. Holland zet den weerstand voort en Alva wordt teruggeroepen. | |
Medewerker van Willem den Zwijger.In al die beroerde jaren heeft niemand Willem den Zwijger in zijn plannen beter gediend dan Marnix van St Aldegonde, zijn trouw minister en dienaar. Voortdurend werd hij door den prins met allerlei onderhandelingen belast, terwijl hij ook aan de krijgsverrichtingen deel nam. Zoo werd hij te Maaslandsluis in 1573 door de Spanjaards gevangen genomen en later in vrijheid gesteld in ruil voor graaf de Boussu, die in de handen was gevallen van de voorstanders van Oranje. Deze invrijheidstelling gebeurde onder het goeverneurschap van Requesens, die voorstander was van een verzachtende politiek en die, na zijn overwinning in de Mookerheide en de mislukking van het beleg van Leiden, met de staten van Holland en Zeeland wou onderhandelen. | |
[pagina 388]
| |
Terloops zij er hier op gewezen, dat na de mislukking van het beleg van Leiden, in 1574, deze stad, als belooning voor haar weerstand, een hoogeschool vroeg en kreeg. De raadsman van den prins van Oranje, bij de inrichting van deze universiteit, was de Vlaamsche wiskundige Simon Stevin, die toen reeds, zooals Lodewijk De Raet er in zijn geschriften aan herinnert, den nadruk erop legde, dat althans de leergangen voor de ingenieurs in de volkstaal dienden gegeven. Voegen wij hier nog aan toe, dat wellicht de twee derden van het professorenkorps bestond uit Vlamingen, die naar het Noorden waren geweken. | |
De pacificatie van Gent.Na de mislukking van zijn onderhandelingen had Requesens den strijd hervat, maar hij stierf in 1576 en dat jaar ook brak de Spaansche furie uit te Antwerpen. Het toeval wilde, dat juist tusschen Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, door toedoen van Willem van Oranje, te Gent onderhandeld werd over het sluiten van een pacificatie. Marnix van St Aldegonde speelde bij deze gelegenheid een vooraanstaande rol. Hij nam inderdaad aan de onderhandelingen deel als vertegenwoordiger van Oranje. Dat het akkoord werkelijk tot stand kwam, is grootendeels aan hem te danken. De provinciën Holland en Zeeland te eener zijde en de provinciën die teekenden of zouden teekenen te andere zijde verklaarden het verleden geheel te vergeten en te vergeven. Zij beloofden elkander voor het vervolg onderlinge vriendschap en verbonden zich jegens elkaar om de Spaansche troepen te verdrijven. Daarna zou een vergadering van de algemeene staten belegd worden om de godsdienstkwestie te behandelen. De plakkaten en ordonnantiën tegen het protestantisme zouden overal geschorst blijven tot een latere beslissing van de Staten Generaal. Alle verbeurd verklaarde goederen zouden zooveel mogelijk worden teruggegeven; ook voor de uitwisseling van de gevangenen zou gezorgd worden, terwijl men alle provinciën en steden tot de toetreding tot dit verdrag zou toelaten. | |
[pagina 389]
| |
Men vindt aan den grondslag van deze pacificatie twee hoofdgedachten: de vrijheidsgedachte en de verdraagzaamheid op godsdienstig gebied. Alle pogingen van don Juan, den nieuwen goeverneur, waren er op gericht om het tot onderhandelingen te brengen met de onderteekenaars van de pacificatie. Door het Eeuwig Edikt van Marche en Famennes bekrachtigde hij zelfs de pacificatie, doch hij wou de vrije uitoefening van den protestantschen godsdienst niet aanvaarden. De onderhandelingen met Willem van Oranje en Marnix waren dan ook tot mislukking gedoemd. Don Juan kon Namen bezetten. Oranje deed zijn intrede te Brussel. De Spanjaards behaalden echter de overwinning te Gembloers. Marnix begaf zich zoowel naar Frankrijk als naar den landdag van Worms om er den steun van de protestanten te winnen. | |
Zijn streven naar eendracht.In ons land teruggekeerd, wilde hij in de eerste plaats de eendracht tusschen katholieken en protestanten bewerken om aan den vijand weerstand te bieden. Dat legt zelfs uit waarom hij zich naar Gent begaf, waar dweepzuchtige calvinisten een werkelijk schrikbewind uitoefenden. De kloosters waren geplunderd geworden; de priesters waren uit Gent verjaagd en de vrije uitoefening van den katholieken godsdienst was door het stadsbestuur verboden. Willem van Oranje zond Marnix naar Gent, opdat de calvinistische leiders van deze stad den godsdienstvrede zouden aanvaarden, die verdraagzaamheid voor de beide geloofsbelijdenissen vergde. De calvinistische leider Dathenus, een persoonlijke vijand van Oranje, was voor de opvattingen van dezen laatste maar lastig te winnen. De Gentsche calvinisten eindigden met er in toe te stemmen, dat de kloostergoederen zouden teruggegeven worden en zij stemden er ook in toe, dat de katholieke godsdienst zou beoefend worden, op voorwaarde dat de protestantsche godsdienst in de andere gewesten zou toegelaten zijn. | |
[pagina 390]
| |
Marnix was aan het onderhandelen, toen uit Atrecht het nieuws kwam, dat de katholieken aldaar verschillende protestantsche patriotten hadden laten ombrengen. Toen Marnix de stad verliet om verslag uit te brengen in den schoot van de Staten Generaal, was er daar een scheuring ontstaan tusschen de ultracalvinisten onder leiding van Hembyze en de voorstanders van Oranje. Willem van Oranje begaf zich zelf naar Gent op 2 December 1578 om er den godsdienstvrede te bewerken. De gewenschte uitslag werd bereikt, doch het bleek te laat. In een pamflet werden door een Waalschen edelman, namens de partij van de malcontenten, Willem de Zwijger en Marnix voorgesteld als de aanstichters van een calvinistische overheersching, die nog erger zou uitvallen dan de Spaansche inkwisitie. In zijn pamflet ‘Réponse à un libellé fameux naguère publié contre M. le prince d'Orange’ nam Marne het op voor den prins van Oranje als verdediger van de verdraagzaamheid op godsdienstig gebied en toonde hij aan, hoezeer de uitgebrachte beschuldigingen valsch waren. Terwijl Marnix ook van onverdraagzaamheid beschuldigd werd, begaf hij zich een tweede maal en wel in 1580 naar Gent, om er vanwege den prins te beteekenen, dat men aan de katholieken de vrije beoefening van den godsdienst moest verzekeren. In zijn geschriften laat Marnix uitschijnen, dat hij te Gent zelf wegens zijn verdraagzaamheid in levensgevaar verkeerde. Vervolgens wou Marnix ten voordeele van onze gewesten een politiek voeren, die men als Europeesch kon beschouwen, doordien hij, buiten elke eenzijdige aanleuning om, de hulp van Engeland, de Duitsche prinsen en Frankrijk daadwerkelijk voor den vrijheidsstrijd wou bekomen. | |
De hertog van Anjou en Marnix.De eenige misgreep in zijn leven, al handelde hij trouwens in opdracht, was het feit, dat hij aan den hertog van Anjou, broeder van den koning van Frankrijk, den troon van de Nederlanden ging aanbieden. | |
[pagina 391]
| |
Na lange aarzelingen had hij den prins van Oranje er inderdaad van overtuigd, dat Philips II moest vervallen verklaard worden. Marnix had er geen bezwaar tegen, dat beroep zou gedaan worden op den hertog van Anjou, al was deze katholiek. Het kwam er alleen op aan, dat hij onze rechten en vrijheden zou eerbiedigen. Na langdurige onderhandelingen, die tot doel hadden de rechten van den nieuwen vorst te beperken en de onafhankelijkheid van onze gewesten te vrijwaren, ging de hertog van Anjou de verbintenis aan de voorrechten van onze gewesten te eerbiedigen en geen vreemdelingen in de hooge staatsambten te benoemen. Ook moest hij den bestaanden toestand op godsdienstig gebied eerbiedigen en wel de gelijke rechten van katholieken en protestanten erkennen. De verwachtingen van Willem van Oranje en van Marnix werden echter bedrogen. Den 18den Maart 1582 had Jean Jaureguy een aanslag gepleegd op den prins van Oranje, wat een groote ontreddering teweegbracht. Den 16en Januari 1583 wou de hertog van Anjou de stad Antwerpen overweldigen om zich de macht van een alleenheerscher over onze gewesten te verzekeren. | |
De ontgoocheling van Marnix.Marnix was zoo ontgoocheld, dat hij zich in zijn goed van Westsouburg, op Walcheren, terugtrok. Hij vertaalde er in het Nederlandsch de psalmen van David, waarin hij van een voor deze tijden buitengewone meesterschap van onze taal getuigde. Hij schreef er ook zijn studie over de opvoeding: ‘Ratio instituendae juventutis’, waarin hij een bijzonder belang hecht aan de studie van de moedertaal en verklaart, dat het door middel van deze taal is, dat men het Latijn moet leeren. Hij was trouwens van oordeel, dat men de volkstaal even keurig moest schrijven als het Latijn en het Grieksch, terwijl hij de gelijktijdige kennis van een Romaansche en een Germaansche taal aanprees. | |
Burgemeester van Antwerpen.Willem van Oranje riep hem echter uit zijn afzondering terug en toen was het, dat voor Marnix het laatste tijdperk van zijn bewogen leven zou aanbreken; hij liet zich aanstellen tot burgemeester van Antwerpen. | |
[pagina 392]
| |
Hij aanvaardde zijn ambt den 30en November 1583 en ongetwijfeld zullen bij de herdenking van Marnix van St Aldegonde te Antwerpen deze tragische feiten uit onze geschiedenis, waaraan de naam van Marnix verbonden blijft, door meer bevoegden op geschiedkundig gebied in herinnering gebracht worden. Jan Van Rijswijck heeft Marnix van St Aldegonde, die zijn voorganger was als burgemeester van Antwerpen, verheerlijkt in een van die voordrachten, welke evenzeer uitmunten door de duidelijkheid van de uiteenzetting als door de sierlijkheid van de taal. | |
De meening van Jan van Rijswijck.Indien Antwerpen ten slotte gevallen is, dan was zulks, naar het oordeel van Marnix en zijn tijdgenooten zelf, vooral te wijten aan het feit, dat men er maar niet toekwam twee dijken door te steken, wat tot gevolg had moeten hebben, dat dank zij de overstrooming van den rechteroever der Schelde tot aan Zeeland, men de stad verder had kunnen bevoorraden. Marnix had die krijgsverrichting voorgesteld. Maar hij stuitte op een zoo heftigen tegenstand van de zijde der gilden, dat hij er moest van afzien. En Jan van Rijswijck kenteekent den toestand in de volgende treffende woorden: ‘Tegenover het krachtige Spaansche leger, aangevoerd door één wil, was onze burgerij, was het garnizoen een wakkere bende, maar zonder eenheid. Meer dan eens hebben onze gewesten geleden aan dit euvel, keerzijde der gemeentelijke autonomie, dat in dagen van gevaar de hand ontbrak, die alle krachten samengevat hield. Meer dan eens bij onze nijverige gemeentenaren heeft het onmiddellijk en stoffelijk belang de hoogere zedelijke belangen doen uit het oog verliezen. Meer dan eens hebben zij de toekomst geofferd aan het heden.’ | |
De heldhaftige weerstand.Zware tegenslagen troffen de belegerden. Op 10 Juli 1584 werd het fort van Liefkenshoek door de Spanjaards bij verrassing veroverd en denzelfden dag werd Oranje door Balthasar Gérard te Delft vermoord. | |
[pagina t.o. 392]
| |
Zicht op de Citadel van Antwerpen met de woning van Marnix,
links achter de kapel (cliché uit Marnix van Sint Aldegonde door mr. F. Wittemans). | |
[pagina 393]
| |
Ik zal hier de wederwaardigheden van den heldhaftigen tegenstand onder het bevel van Marnix niet verhalen. Sommige feiten zijn bekend gebleven, zooals de pogingen van ingenieur Gianibelli om door middel van buskruit, dat lag op brandschepen, die de Schelde afdreven, de brug, door Farnèse over den stroom gelegd, te vernielen. Een van deze pogingen was zelfs gelukt, maar een bode, die zich had moeten vergewissen van haar uitslag, bracht de valsche tijding, dat de brug ongedeerd was, zoodat de toedracht van zaken slechts drie dagen nadien vernomen werd, toen het te laat was om uit den toestand partij te trekken. De weerstand was hopeloos geworden. De Zeeuwen moesten hun pogingen opgeven om Antwerpen ter hulp te komen. Er diende aan onderhandelingen gedacht. En Marnix zag zich genoodzaakt er toe te besluiten. | |
De onderhandelingen.Ook naar aanleiding van deze onderhandelingen werd Marnix verdacht gemaakt, maar in de voordracht, waarvan ik daar zoo pas gewag maakte, haalt Jan Van Rijswijck de woorden aan die Farnèse aan Philips schreef: ‘Hij is wel arm, maar ik heb hem bestand gevonden tegen alle geldelijke omkooping; op het punt van zijn godsdienstvrijheid is hij onverzettelijk.’ Marnix, die in Farnèse een ridderlijken tegenstander had gevonden, was tot het inzicht gekomen, dat hij niet alleen Antwerpen, maar al de Nederlanden in de vredesvoorwaarden moest betrekken om het groote doel te bereiken: vrijheid van godsdienst. Dat getuigde allicht van een overdreven vertrouwen, maar, zooals Van Rijswijck het zegde, indien die toegeeflijkheid niet pleit voor het doorzicht van Marnix, zij pleit althans voor zijn goed hart en een oprecht gemoed. Op 7 Augustus 1585 werd de overgave van Antwerpen onderteekend. Zij verleende een algemeene amnestie en liet aan de protestanten toe met hun have de stad te verlaten of er gedurende nog vier jaar te verblijven. Er zou geen Spaansch garnizoen in de stad komen, indien Holland en Zeeland zich met den koning van Spanje wilden verzoenen. Marnix moest zich bij eed verbinden gedurende een jaar de wapens niet te voeren tegen Spanje. | |
[pagina 394]
| |
De overgave van Antwerpen was een nieuwe aanleiding tot verdachtmaking van Marnix. Er werd gezegd, dat hij zich had laten uitkoopen en dat hij de stad verraden had. Uit gansch de briefwisseling van Farnèse met Philips II blijkt echter, dat hem niets te verwijten viel en indien de onroerende goederen, die verbeurd waren verklaard geworden, aan de familie Marnix terugkeerden, dan was dit slechts in verband met een algemeenen maatregel, die voor alle inwoners van Antwerpen gold ingevolge de bepalingen der overgave. | |
Naar Zeeland.Marnix had aan de gedeputeerde Staten van Zeeland gemeld, dat bannelingen uit Antwerpen naar hun gewest zouden uitwijken en hij deelde mede, dat hij zich met zijn familie op Walcheren zou vestigen. De gedeputeerde Staten antwoordden hem, dat hij zich in Zeeland niet mocht vestigen wegens zijn gedrag tijdens de belegering van Antwerpen, maar dat de andere uitwijkelingen zouden welkom zijn. Om zich te verdedigen gaf Marnix een verweerschrift uit. Volgens zijn betoog was hij te vinden voor een verzoening van de Nederlanden met Spanje, bijaldien de godsdienstvrijheid werd gevrijwaard. De vrede was echter onmogelijk. In November 1585 ontscheepte Marnix op Walcheren, ondanks het gevaar dat zijn persoon bedreigde. Verschillende van zijn medestanders, die naar het Noorden waren uitgeweken, waren aangehouden geworden en de Staten van Zeeland beteekenden aan Marnix verbod zelfs per brief met iemand in betrekking te komen. Marnix vroeg, dat hij zijn verdediging zou mogen voordragen en zijn beschuldigers zou mogen kennen. De Staten van Zeeland waren daardoor verlegen en zij wendden zich tot de Staten Generaal. De raad van State en Maurits van Nassouwen weigerden een blaam tegen Marnix uit te spreken en op 25 December lieten de Staten van Zeeland hem weten, dat hij vrij in het land mocht verblijven. Gedurende vier jaar kon Marnix zich aldus wijden aan zijn studies. In 1590 werd hij door de Staten van Holland belast met het ontcijferen van brieven, waarin Philips II zijn inzichten tegen- | |
[pagina 395]
| |
over de Vereenigde Provincies, Engeland en Frankrijk liet kennen. Zoo kwam hij in betrekking met Hendrik IV. | |
Zijn laatste levensjaren.Eenigen tijd later kreeg Marnix opdracht om den bijbel te vertalen. Weinigen inderdaad waren beter het Nederlandsch machtig. Hij kwam zich te Leiden vestigen, de stad waar hij de hoogeschool had helpen tot stand brengen, om de vertaling van den bijbel te beëindigen. Maar hij werd van zijn werk afgeleid door een polemiek, die hij meende te moeten aangaan tegen een sekte, die men de libertijnen of geestdrijvers noemde, welke in hun godsdienstige dweepzucht het er op aanlegden alle bestaande instellingen te ondermijnen. Marnix, in de heftigheid van de polemiek, vroeg zelfs lijfstraffen voor deze geestdrijvers, wat hem er van deed beschuldigen, dat hij een soort van protestantsche inkwisitie wilde invoeren. In een nieuw verweerschrift weerlegde Marnix de tegen hem uitgebrachte beschuldigingen en getuigde hij van de verdraagzaamheid, die hij had betoond ook voor de katholieken, onder meer te Gent en tijdens de belegering van Antwerpen. Hij kwam er voor uit, dat ook de protestanten aan het gerecht niet mochten onttrokken worden, indien zij den maatschappelijken vrede wilden verstoren. Zijn twee voornaamste werken zijn: in het Nederlandsch zijn ‘Bijenkorf’ en in het Fransch ‘Le tableau des différends de la religion’, een werk dat eerst na zijn dood gedrukt werd. Zij getuigen van zijn hartstochtelijk gemoed en verheffen hem tot den besten prozaschrijver van onze gewesten, zoo in het Nederlandsch als in het Fransch. Op 15 December stierf Marnix aan zijn werktafel, zijn leus getrouw: ‘Repos ailleurs’. Wij zullen hier de vraag niet onderzoeken of Marnix wel de dichter is van het Wilhelmus, maar zijn leven geeft hem, hoe bewogen ook, de noodige wijding en overgave, opdat men hem als waardig zou beschouwen het geschreven te hebben. | |
[pagina 396]
| |
Voor vrijheid en verdraagzaamheid.Zijn eerlijkheid, zijn standvastigheid, zijn vroomheid verleenen hem daartoe de noodige adelbrieven. Hij wou de vrijheid van de Nederlanden en de vrijheid van den godsdienst. Hij voerde inderdaad heftige polemieken voor zijn protestantsch geloof, doch dat belette hem niet ook met de daad van verdraagzaamheid te getuigen. Waarom? Omdat zijn eigen opvattingen er hem toe noopten en ook omdat hij zeer goed besefte, dat indien, tengevolge van de godsdienstkwestie, de menschen in onze gewesten tegen elkaar verdeeld bleven, het Spaansch geweld en de Spaansche heerschappij het zouden winnen. Die overtuiging is trouwens door de feiten bevestigd geworden. Protestanten en katholieken konden elkaar niet verstaan. Zij lieten zich tegen elkaar in het harnas jagen door de Spanjaards en hun handlangers. Onze gewesten bleven het slagveld voor de twee groote ideologieën, het protestantisme en het katholicisme, die, in de zestiende eeuw, elkaar Europa betwist hebben. De meest verlichte geesten moesten naar het Noorden en naar andere gewesten uitwijken. De Schelde werd gesloten. De vrije geest en de voorspoed verdwenen gedurende meer dan twee eeuwen uit onze gewesten. Alleen in het genie van Rubens en van onze groote schilders kwam de Vlaamsche ziel nog tot uiting. | |
De groote les uit de XVIe eeuw.Wanneer wij thans Marnix gedenken, dan moeten wij het doen als Europeërs van dezen tijd, die beseffen wat de verdeeldheid beteekent. vooral in een land, aardrijkskundig gelegen gelijk het onze, en terwijl zich thans nogmaals een strijd tusschen twee ideologieën afteekent. Het geschiedkundig gewordene, dat tot gevolg had het Noorden en het Zuiden van elkaar te verwijderen, hebben wij te eerbiedigen. Over de grenzen heen moeten wij elkaar echter vinden bij de vrijwaring van de geestelijke waarden, die wij gemeen hebben: vrijheidszin, verdraagzaamheid en een geest van zelfstandigheid, | |
[pagina 397]
| |
waardoor de vrije naties het best hun bestaan verzekeren. Aldus wordt de herdenking van de vierhonderdste verjaring der geboorte van Marnix een aanleiding tot overweging over de huidige verhoudingen, een waarschuwing voor wat wij moeten vermijden, en een opwekking tot verstandhouding en eendracht.
J. HOSTE. |
|