Boekbeschouwing
Hendrik van Tichelen. - In vollen Groei.
‘In vollen Groei’, zoo heet het laatste werk van den heer Hendrik Van Tichelen, geschreven tot afscheid van het Stedelijk Schoolmuseum te Antwerpen en uitgegeven bij ‘Fantasio’, St. Vincentiusstr. 67, Antwerpen.
In den vlotten, zakelijken, soms scherpen stijl gesteld, die den schrijver kenmerkt, geeft dit boek een zeer belangwekkend overzicht van de geschiedenis van het schoolmuseum, van zijn ontstaan af, 28 December 1920, tot op 31 December 1937. Hendrik Van Tichelen, die gedurende heel deze periode conservator van dit museum was, vat niet alleen samen hoe het schoolmuseum groeide en wat het vermocht te doen ten bate van het onderwijs in 't algemeen en van de Antwerpsche scholen in 't bijzonder, maar hij stelt ook in het volle daglicht al wat hij heeft gepoogd te verwezenlijken en dat deels om materieele, deels ook om geheel andere redenen geen werkelijkheid mocht worden. Zoo gezien, is het werkje niet enkel interessant om hetgeen het als balans der werkzaamheden biedt, maar meer nog om wat het schoolmuseum had kunnen worden.
Geboren onder het schepenschap van Karel Weyler, kwam het schoolmuseum dadelijk onder het beheer van Kamiel Huysmans, die ongetwijfeld geloofde in de beteekenis en in de waarde van een schoolmuseum, maar die weldra minister werd. De heele lamentabele geschiedenis van de huisvesting van het museum is Antwerpen, de stad der scholen, niet waardig.
De geschiedenis van de boekerij en de leeszaal voor het personeel van de Antwerpsche officieele onderwijsinstellingen is meer bemoedigend. Slechts twee getallen wil ik citeeren: in 1926 werden er 1176 werken ontleend; in 1936, 5606!
De uitleendienst van wandplaten, wandkaarten, diapositieven en didactisch materiaal zag jaarlijks zijn cijfers stijgen, - en dit zonder den minsten dwang, zonder de geringste aansporing vanwege de schooloverheden.
Na hoofdstukken, gewijd aan de tentoonstellingszalen (waar Hendrik Van Tichelen 372 voordrachten hield!), aan den invloed van het schoolmuseum en aan de losse initiatieven en opdrachten, las ik met een onbestemd gevoelen het hoofdstuk over de mogelijke toekomst van het schoolmuseum. Hendrik Van Tichelen geeft hier uiting aan zijn vertrouwen, dat de toekomst veilig is, dat ‘de nieuwe leider, wie hij dan wezen moge, nieuwe wegen zal zoeken en ook vinden; en het zal, daar is geen twijfel aan, de groote onderwijsgemeenschap zijn, die er ten slotte best bij vaart.’ (p. 100). Helaas! hierin heeft de werkelijkheid hem al dadelijk na 31 December jl. beetgenomen: nog geen maand had hij het schoolmuseum verlaten, of reeds was er van die instelling als zoodanig niets meer overgebleven. De bibliotheek werd opgenomen in de Hoofdboekerij, Conscience-plein. De tentoonstellingszalen werden gedeeltelijk afgetakeld. Enkel de uitleen-dienst van platen e.d. blijft werken.
Meteen is een instelling verdwenen, die eens een parel was aan de kroon van het Antwerpsen onderwijs en die ons door de overige steden en het concurreerend onderwijs benijd werd.
Het was derhalve een gelukkig idee van den aftredenden conservator om door zijn boek voor de toekomst ieders verantwoordelijkheid vast te leggen.