De Vlaamsche Gids. Jaargang 26
(1937-1938)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Herziening van Waarden
| |
[pagina 242]
| |
wereld was in principe het economisch patrimonium van elk individu. Zoo voor de cultuur, zoo voor de sociale positie: onbeperkte vrijheid, onbeperkte mogelijkheid - slotsom: vooruitgang in en door den strijd der individuën - een beeld der natuur, een natuurtoestand, per difinitie en bij uitnemendheid - steeds naar de leer der Fransche wijsgeeren en der Engelsche economisten van meer dan honderd jaar her. Was die leer wel de ware, en gelooven wij, liberalen van dezen tijd, daar nog wel zoo volstrekt in? Die goede oude tijd was die wel zoo goed als die nu oud en ver schijnt te zijn? Was het niet de tijd waarin vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid in principe, maar dan slechts in principe, de samenleving der menschen beheerschten en regeerden? Het stelsel waarin de 19de eeuw open- en opbloeide was heerlijk, maar was het leven in dat stelsel dat ook wel? Want waren vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid geen ijdele woorden voor de groote meerderheid der menschenkinderen? Was die vrijheid niet de vrijheid van den sterke om den zwakke uit te buiten? Heeft die vrijheid wel ooit veel waarde gehad voor de millioenen, die een ordentelijk huisje, warme kleeren, voldoende voedsel en alles wat een menschwaardig bestaan uitmaakt moesten derven? Die goede oude tijd was het niet de tijd der lange werkuren, der lage loonen, der onzekerheid voor den dag van morgen - was het niet de voortdurende bedreiging door het spook van de ontbering, zoo voor boer als voor werkman en kleinen burger? Was het niet de tijd der liefdadigheid met den zachten glimlach der menschlievendheid op d'eene zijde van haar aangezicht en den gebiedenden grijns tot onderworpenheid op d'andere zijde? Was het niet de tijd waar in onze fabrieksteden des ochtends het gekletter der holleblokken aan kinder- en vrouwenvoeten vóór dag en dauw de eentonige melopee van het hard labeur inluidde? Was het niet de tijd waar te vier uur 's ochtends de dokwerkers uit de Kempen naar Antwerpen spoorden met een stuk brood in den eenen zak en een pulle jenever in den anderen; en waar de landbouwer zijn ziel en zijn stem verkocht aan den landeigenaar. ‘'t Gezin van Pamel’ is misschien Buysse's aangrijpendste werk en wellicht het beste tooneelwerk uit de Vlaamsche tooneellitteratuur gebleven. | |
[pagina 243]
| |
De gevolgen van den oorlog.En daar kwam de oorlog... En 't was uit met de vrijheid, met de vrijheid der wildernis, met de absolute vrijheid van den eenling. Hoe jammer dat de oorlog is moeten komen om veel kwaad op te ruimen en stilaan een ander grooter kwaad in de plaats te stellen! Die gedachte verbijstert ons. En nu beleeft de wereld het omgekeerde. Van de 18de, 19de en 20e eeuw met één sprong naar de middeleeuwen terug. Individualisme is uit den booze; gemeenschap en Staat of ras zijn de normen; vrijheid van denken: weggevaagd. Van wereldeconomie, terug naar nationale economie. De ruilhandel tot primitieve begrippen herleid, middeleeuwsch, barbaarsch en potsierlijk meteen. Men koopt niet de wol waar zij ten overvloede voortgebracht wordt, men maakt ze kunstmatig en de echte laat men rotten. Groote volksgemeenschappen hebben nieuwe goden ten troon gesteld. Hier is de Staat allesoverheerschend, dààr heerscht het Ras en vérder werd de proletariërleider tot God en Keizer en Oppermensch samen. Om den eenling meer levensvreugde, meer levensgenot, meer welvaart te verzekeren is men begonnen met hem als zelfstandig-denkend en vrij-handelend wezen uit de gedachtensfeer te bannen. En zoo is daar nu een land zoo groot als een wereld en zoo rijk als geen ander, waar het privaat-bezit afgeschaft werd, waar geen enkel kapitalist meer ademt noch streeft, maar waar millioenen stumperige boeren en millioenen stumperige werklieden door een paar millioen ambtenaren en leiders gedrild en gedegenereerd worden, overkoepeld door enkele heerschers die zichzelf verteren in haat, afgunst, nijd, vervolging, verklikking, en elkander in dienst van het ideaal broederlijk uitmoorden, en waar de familie slechts bestaat om gebeurlijk als gijzelaarster voor een harer leden te dienen. En er is daar een land waar de rashysterie de geesten doet dolen en den eigen landsman, omdat hij Joodsch of Roomsch is, tot bloedhond of verworpeling maakt - een land van dichters en denkers waar schatten van den geest tot rook verbrand worden, terwijl leiders zich ernstig bezig houden met het bepalen der sliplengte van het hemd, of om wille der deviezenpolitiek het aanbrengen van centraalverwarming verbieden. | |
[pagina 244]
| |
En er is daar een land waar de Staat en de staatsidee alle humanisme gedood hebben en waar men sedert twintig jaren tracht een middeleeuwsch corporatisme kunstmatig in het leven te roepen - waar men de kapitalisten voor hun trouw aan het regime beloont met 10% afhouding op het kapitaal, zonder den werkman of den kleinen boer in ruil meer levensvreugde te bezorgen, en waar men, om landhonger te stillen en de bevolking te paaien, een onafhankelijk, eeuwenoud gebied met geweld van wapenen ingepalmd heeft. | |
De gulden middenweg.Gelukkig voor ons bestaat naast die wereld nog een andere, en tot die andere behooren wij. Want er is daar ons Vaderland: het land van de synthese, het land van het compromis, het land van het gezond verstand en van den gulden middenweg. En in dat land, wij, liberale democraten - kleine minderheid, maar zelfbewust, geduwd en verdrongen, maar overeind, gescholden als dragers van een ideaal dat tot het verleden schijnt te behooren, maar waarvan wij zeker zijn dat het de toekomst is en waarvan wij hopen dat, zooniet wij, dan toch onze kinderen den nieuwen heerlijken opbloei, de zoete weerwraak, de heelende kracht en de reddende opbeuring zullen beleven en ondergaan. Nu davert de wereld nog op haar schonken en jammert in barensweeën - maar de beste geesten der menschheid belijden het nieuwe geloof dat het onze is en dat wij samenvatten in de machtspreuk: Door Vrijheid tot Welvaart en Beschaving. Want wij zijn het oude Evangelie der Vrijheid getrouw gebleven, maar met dien verstande dat wij ze slechts dulden in zooverre zij voordeelig voor de gemeenschap zij. Het bepalen der grens van schade en nut is de diepe norm onzer vrijheidsgedachte. Aan die vrijheidsgedachte, aan dat liberalisme zijn getrouw gebleven de Angelsaksers, die de helft der beschaafde wereld beheerschen - de Franschen, die door den liberaal-progres-sistischen vleugel van hun tijdelijke politieke buitensporigheden verlost, eerlang den gulden middenweg zullen terugvinden - de kleine volken in België, Nederland, Skandinavië, Zwitserland, Tjeko-Slovakije - zonder te spreken van Latijnsch Amerika - en tot dit ideaal keert de heele beschaafde wereld terug, wanneer de roes der diktatuur-experimenten zal uitgewoed zijn. En zoo denkt | |
[pagina 245]
| |
de Kerk van Rome, en zoo spreekt de Aartsbisschop van Parijs, Mgr. Verdier, waar zij in de toepassing der liberaal-democratische leer en in den eerbied voor het individu het heil der menschheid zien. Hoort wat Mgr. Verdier zegt: ‘Ses enseignements et ses voeux sur le problème qui nous occupe se résument dans ces mots: Dans toute organisation politique, sauvegardez avant tout la dignité de la personne humaine et sa juste liberté.’ En verder: ‘Ne sacrifiez jamais cet idéal de la prééminence de la personne humaine à des idéologies nouvelles. Ne l'oubliez pas, les individus, les institutions et les Etats restent toujours les serviteurs de la liberté. On a substitué à ce primat de la personnalité humaine des idoles au culte desquelles la liberté est souvent immolée. Que la France, fille aînée de l'Eglise, et à travers les siècles gardienne et apôtre de la liberté des peuples, se souvienne de sa mission et de son histoire. La tradition catholique est donc incompatible avec les doctrines qui, oubliant les droits de l'individu, divinisent l'Etat, la classe ou la race.’ En zoo denken vele socialisten, in België en Nederland vooral, waar zij meer en meer de vrijheid en de erkenning van het individu in de sfeer hunner onmiddellijke belangstelling zijn gaan voerenGa naar voetnoot(1). De logische doorvoering van het collectivisme is toch het communisme, en hoe bevechten deze tweelingsbroeders elkander niet; en wat blijft er over van het integraal collectivisme bij de Westeuro-peesche socialisten? Mogen wij hier herinneren aan de woorden van Kamervoorzitter Burgemeester C. Huysmans, enkele jaren geleden uitgesproken bij gelegenheid der verwelkoming van het Willems-Fonds, ten stadhuize te Antwerpen, waar hij beroep deed op alle vrijzinnigen om gezamenlijk de vrijheid van het individu als het hoogste goed te verdedigen? Mogen wij in herinnering brengen de woorden van dit andere socialistisch Kamerlid Louis Pierard, te Luik uitgesproken bij gelegenheid van een congres der Waalsche socialisten? Hij zei: ‘Notre mouvement se réclame de la grande tradition humaniste de la civilisation française, basée sur la liberté et sur le respect de la personne humaine.’ | |
[pagina 246]
| |
Als klaroengeschal en als een psalm tevens klinkt ons de lof van onze tegenstrevers aan onze wereldbeschouwing in de ooren en vervult ons met hoop, moed en betrouwen. Wij leven in een liberaal regime, onder een antiliberale meerderheid. De liberale parlementsleden vertegenwoordigen het tiende van het totaal aantal, maar hun levensbeschouwing vormt den grootsten gemeenschappelijken deeler van het Belgisch Parlement. Zij beheerschen verschillende segmenten der uitvoerende en wetgevende macht en hun vrijheidsideaal doordeesemt alle sectoren der Belgische gemeenschap. En kunnen wij niet getuigen dat in die landen waar het socialisme zich tot de vrijheid en het daaruit voortvloeiende eigendomsrecht heeft bekeerd er meer welvaart, meer sociale vooruitgang heerschen dan in Rusland onder het communisme of in Duitschland onder het nationaal-socialisme of in Italië onder de diktatuur van den gewezen revolutionnair-socialist die nu de Duce is? Vele socialisten zijn tot het besef gekomen dat er sociale vooruitgang, dus practisch socialisme mogelijk is in landen waar het privaat-bezit aan den grondslag der wereldbeschouwing en der politiek-sociaal-economische staatsinrichting is, en dat in een maatschappij waar het privaat-bezit uitgeschakeld is of aan banden wordt gelegd er veeleer van echt socialisme geen sprake kan zijn. | |
Wat zich afteekent.En zoo komen wij tot de vaststelling dat én de mystiek van het laisser faire, laisser passer, in haar absolute beteekenis, in haar absoluten vorm, in haar absolute verwezenlijking een overwonnen standpunt is, evenals het historisch materialisme van Marx tot de wetenschappelijke ketterijen behoort. Ziet gij de brug die deze tijd gebouwd heeft, met het materiaal uit het verleden, gerichtsnoerd door de bevindingen uit het heden? Ziet gij het compromis dat zich afteekent en vaste vormen neemt? Zooals in de kunst de talrijke ismen van het onmiddellijk naoorlogsche historisch overwonnen werden om de baan te ruimen voor een nieuwe, gezonde romantiek aangepast aan de levensvisie van den actueelen tijd, zoo ook hervormt de hernieuwingskuur in de sociaal-economie het beeld en het wezen der moderne politieke struktuur. | |
[pagina 247]
| |
Het is geweldig schoon en geweldig grootsch het gebeuren, dat wij beleven, en nergens beter en nergens schooner dan in dit ons goed vaderland kan dit experiment zich voltrekken. Als wij dat alles nu transponeeren op het gebied der practische politiek, welke zijn dan onze conclusies? Overloopen wij vluchtig de verschillende terreinen. Op het sociaal gebied zijn wij gewonnen voor de interventie van den staat, zich uitend in de zoo prachtige sociale wetgeving die de eer der Belgische politiek uitmaakt. Staan wij niet aan de spits der volkeren, waar wij in dit land omzeggens zonder groote schommelingen een prachtwetgeving tot bescherming van de kleinen en de geringen hebben in het leven geroepen? Zelfs de conservatief-georienteerde geesten kunnen de verdiensten dier wetgeving niet meer loochenen; want waar de volksmassa meer levenszekerheid, meer levensvreugde, meer genotsmogelijkheid en een beteren levensstandaard kent wordt de economie rechtstreeks gunstig beïnvloed. De werkman, de krotwoner, de kleine burger die den kost verdienen laten het verdiende in den home trade uitspoelen en bevruchten het productieapparaat en het distributieapparaat tegelijkertijd. Arbeidspolitie, verzekering tegen werkloosheid, wie zou deze staatsinterventie als uit den booze durven beschouwen? En is het niet ons ideaal van vrijheid verruimen en humanistisch bevruchten er voor te zorgen dat de massa van haar theoretische vrijheid ook practisch kunne genieten? En is de samenwerking tusschen kapitaal en arbeid, een ander liberaal principe, niet beter gediend door werknemers die paritair met den werkgever van gedachten wisselen en niet meer op genade en ongenade overgeleverd worden aan machtsmisbruik? En stellen wij niet vast dat de vertegenwoordigers der werknemers in dit land zoo dikwerf bewijzen van verantwoordelijkheidsgevoel tegenover dreigende arbeidsconflikten ingenomen hebben? Dat is dan de norm voor de toekomst: een betere, steeds verbeterende sociale wetgeving, gecontingenteerd door de financieele mogelijkheden en het economisch potentieel. Wij realiseeren zeer duidelijk de holheid en de valschheid van het doctrinair vrijheidsprincipe dat allen voedingsbodem miste. De cultuurbodem der vrijheid is de sociale wetgeving. En de gelijkheid en de broederlijkheid der Fransche revolutionnairen kunnen slechts verwezenlijkt worden, weze het dan ook op | |
[pagina 248]
| |
relatieve wijze, in de geordende samenleving van morgen waar de vrijheid der wildernis voor organisatorische vrijheid de plaats heeft geruimd. De liberale democratie geeft hier de leiding en reikt de hand aan de belijders der monumentale Pauselijke encyclieken aan de eene zijde en aan de andere aan de sociale welvaartstrevers in het reformistisch-socialistische kamp. | |
Het economisch vraagstuk.En de economie? Moet zij niet volledig vrij zijn? Zooveel mogelijk ja, en liefst heelemaal; maar in een wereld vol Chineesche muren is zelfverdediging geboden. De staatstusschenkomst in economische aangelegenheden, die volgens de traditie heelemaal tot het vrij en individueel initiatief behoorden, heeft nogmaals door den oorlog en uit noodzakelijkheid des gebods vasten voet gekregen in onze gebruiken en in onze denkwereld. Die toestand wordt door de meerderheid met gelatenheid gedragen, door sommigen, en dit scheidt ons vooral van de socialisten, geweldig geprezen en verscherpt, door weinigen als totaal uitroeibaar aangezien. Principieel houden wij het met de non-interventie, tenzij de tusschenkomst defensief weze of zich op dàt terrein beweegt waar het privaat initiatief tekort schiet. Tusschenkomst van den staat in de economische aangelegenheden is soms geboden om de uitbuiting door monsterachtige belangengroepeeringen te keer te gaan. Denkt aan sommige trusts, concerns, holdings en monopolies. En meent ge niet dat het inrichten der bedrijven, wat ook staatsinterventie postuleert, een noodzakelijkheid geworden is? Alles ligt hier in een kwestie van maat en regel. En hier gaat onze strijd tegelijkertijd tegen het socialistisch etatisme en tegen het katholiek neo-corporatisme. Het is hier de plaats niet om deze principes practisch toe te lichten; ik durf verwijzen naar hetgeen ik over deze aangelegenheid in andere omstandigheden heb gezegd, onder meer voor wat betreft de staatsinterventie in zake den handeldrijvenden en neringdoenden middenstand. Daar vooral is de echt-liberale geest zooals wij hem in ons levendig voelen, noodig om afwijkingen en overdrijvingen te keer te gaan; het ‘Helpt u zelf, zoo helpt u God,’ blijft vooral op economisch gebied het leidmotief en de prikkel tot vooruitgang. | |
[pagina 249]
| |
En, eindelijk op het cultureel gebied: zooveel mogelijk vrijheid, maar gecontroleerde en ondersteunde vrijheid. Heel onze schoolpolitiek rust op gecontroleerde en ondersteunde vrijheid. Geen schooloorlog, geen cultuurkamp, maar gezonde en geordende mededinging inzake school, onderwijs en opvoeding. Wie zal den opbouwenden en den beschavenden invloed van deze vredespolitiek onderschatten? | |
Door vrijheid naar welvaart.Diezelfde vredespolitiek leidt ons eveneens op het zoo moeilijke terrein der taalkwestie. Vrijheid in het gebruik der talen, zeker, maar met dien verstande dat de beschavingsmogelijkheden van een volk van ruim vier millioen menschen met een grootsch verleden, noch gefnuikt, noch geknakt worden. Het gevaar voor ons volk lag in de zelfgenoegzaamheid, in de verstarring, in de gemakzucht, in de afzondering, in de ikzucht der élite. In een werkelijk democratisch land wordt alleen de aristocratie van den geest erkend, maar die aristocratie heeft het recht niet volksvreemd te zijn. Zoo vatten de liberale democraten de verhoudingen der rassen in dit land op, gezien door het spectrum van hun humanistische wereldbeschouwing. En zóó zien wij ook het internationaal gebeuren. Door vrijheid naar welvaart en beschaving is ons ideaal. Het wordt gedeeld en nagestreefd in dit land door tienmaal meer menschen dan het getal dergenen die liberaal stemmen. Katholieken aanvaarden in feite het liberaal-economisch principe; socialisten erkennen het individualisme in de practische uitvoering van hun programma. Deze wereldbeschouwing overzwemt de partijgrenzen, zij beheerscht 's lands bestuur en het is symbolisch dat de leiding in dit land niet alleen in den persoon van den Eerste-Minister liberaal is, maar ook en vooral in den geest en in het wezen zelf onzer nationale en internationale politiek. Dat is de herziening van waarden die zich nu afspeelt. Ik geloof niet in het samensmelten der traditioneele partijen in dit land. Redenen van principieelen en van practischen aard zullen deze samensmelting verhinderen. Maar ik geloof diep in het wederzijdsch bevruchten van geesten en gemoederen: ik geloof | |
[pagina 250]
| |
diep in de onsterfelijkheid der liberaal-humanistische wereldbeschouwing; ik geloof diep in het bewonderenswaardige aanpassingsvermogen dier wereldbeschouwing, en ik ben overtuigd dat zij het ten slotte winnen zal én op de diktatuur van rechts én op de diktatuur van links, omdat zij het dichtst de quintessentie van het menschelijke wezen benadert. Trouwens, het begrip Mensch is een platonische idee - alléén het individu is een levende werkelijkheid. De eerbied voor het individu op grond zijner vruchtbare vrijheid, maar overkoepeld door solidariteitsgevoel en gemeenschapsdienst, dat is de stevige grondslag van ons liberalisme. De privaat-kleermaker en de privaat-schoenmaker hebben in zekere mate de plaats moeten ruimen voor de confectie en het fabrikaat. Hetzelfde processus willen sommigen verwezenlijken voor den inwendigen zedelijken mensch. Dat is de tragische vergissing van dezen tijd, en die vergissing moet door het hernieuwd liberalisme verijdeld worden. Liberalisme is niet synoniem van anarchie en evenmin van reactie. Het is een licht dat de waarheid opspoort, waar zij zich ook bevinde. ‘L'homme auquel s'appliquent les principes de la Révolution française est aussi irréel que celui qui, dans les visions de Marx ou de Lénine, construira la Société future. Nous ne devons pas oublier que les lois des relations humaines sont encore inconnues. La sociologie et l'économie politique ne sont que des sciences conjecturales, des pseudo-sciences,’ zegt dr Alexis Carrel in zijn bekend werk: ‘L'homme, cet inconnu’; dit stemt tot deemoed, tot bescheidenheid, tot inschikkelijkheid. Het liberalisme is niet alleen het verleden, het is ook de toekomst. Gelouterd en geadeld in den tragischen kamp van het naoorlogsche wereldgebeuren, zal het morgen rijker en schooner opstaan als de Phenix-vogel die sterven wil noch kan, en zal nieuw heil brengen aan een nieuwe menschheid. Niet versagen, niet wanhopen, niet twijfelen, maar ook niet verstarren. Leven, leeren, ons aanpassen, dat is onze taak. Zij wordt met den dag breeder en schooner, want naast een ongerept geloof en een onverzwakte liefde vervult zij ons tevens met een ongeknakte hoop. | |
[pagina 251]
| |
Wij zoeken den gulden middenweg in het licht der Vrijheidsster. Wij hebben veel geestelijke waarden herzien en een nieuw geluid weerklinkt voor ons als belofte van een nieuwe Lente.
ARTHUR VANDERPOORTEN. |
|