| |
| |
| |
Boekbeschouwing
Lucile Decaux. - Charlotte et Maximilien. Galimard, Parijs; 220 blz.; Fr. fr. 18.
In de lange reeks publicaties over de ‘Chimerische Verliefden’, neemt deze van Mevr. Lucile Decaux met eere plaats. Men herinnere zich ook het voor twee jaren verschenen gave boek van de Belgische schrijfster R. Dartois d'Huart over Maximiliaan van Oostenrijk. Is nu het laatste woord gesproken over den kleinzoon van Napoleon, over den Grooten Bastaard? Misschien wel. Indien de Habsburgers nog geregeerd hadden, zou nu niemand weten, dat de hertog van Reichstadt de minnaar was van aartshertogin Sophie en Max' vader. De oudste broeder van den lateren keizer van Mexiko, Frans-Jozef, vernam het geheim door Metternich's testament, door den voornaamsten belanghebbende volkomen geïgnoreerd. De bekoring uitgaande van den jongen aartshertog, zijn magnetische macht om de harten naar zich toe te trekken, zijn vurige verbeelding wekten de jaloerschheid van den Oostenrijkschen keizer, vooral toen Hongarije en Polen hem tot vorst begeerden. Het onderkoningschap over Italië moest hem uit Weenen verwijderen; maar na den triomfantelijken intocht van Charlotte van België en haar geliefde, nieuwe Romeo en Julia, te Venetië en te Milaan, ontvlamde de haat van den lateren bondgenoot van Wilhelm II voor goed. Te Miramar bezweken de jeugdige idealisten voor den duivel van den hoogmoed. Napoleon III, zoon van Hortense de Beauharnais en den Hollandschen admiraal Verhuel, nijdig op den afstammeling van den Grooten Corsikaan, verlokte hen, als medeplichtige van Frans-Jozef, tot het Mexikaansche avontuur. Men kent er het tragische einde van... Daar intusschen in de wereld alles zich ten slotte wreekt, was het verdere lot van de Fransche en de Oostenrijksche imperatoren niet minder somber.
| |
Dr. E.C. Godee Molsbergen. - Jan Van Riebeeck en zijn tijd. P.N. Van Kampen & Zoon, Amsterdam; 180 blz.; ing. Fl. 2.25; geb. Fl. 2.75: met 16 afb.
Dr. E.C. Godée Molsbergen was de man om in Patria (Vaderlandsche cultuurgeschiedenis in monografieën onder redactie van Dr. J.H. Kernkamp) den Stichter van Nederlandsch Zuid-Afrika te bestudeeren. Hij penseelt hem in een nieuw licht, met volledige inkadering in het leven van zijn eeuw, die hij door en door kent: daarvan getuigt afdoende de vroegere historische arbeid van den schrijver. Deze veelzijdige ontleding zal voorzeker fel gelezen, begrepen en gewaardeerd worden; immers, zoo pakkend en zoo helder tevens werd het epische onderwerp geschilderd, dat dit boek het meest geschikte zal blijken om bij het groote publiek de oogen te openen voor de merkwaardige beteekenis van een Jan van Riebeeck, uitzonderlijk wereldreiziger (Atjeh, Japan, Tai Wan, Tonkin, Batavia, Malakka, Groenland, West-Indië, Virginia, de Kaap...). Reusachtige moeilijkheden wist dit handels- en politiek vernuft te overwinnen. Zijn grootsche verdiensten tegenover het moederland zijn gewis niet geringer dan die van een Clive of een Hastings tegenover het hunne, al heeft hij vanwege Nederland slechts uiterst magere erkentelijkheid geoogst. Men vond wat aan de Kaap gebeurde
| |
| |
‘het sop de kool niet waerdigh.’ De gebeurtenissen in de 19e en de 20e eeuw hebben den optimist schitterend in het gelijk gesteld.
| |
Samuel Pepys. - Journal. 1660-1669. Vertaald door Renée Villoteau; voorrede van Paul Morand; Gallimard, Parijs; 320 blz.; Fr. fr. 25.
Deze Mémoires van een Londensch burger, levende onder de regeering van Karel II, doen de Engelsche Restauratie voor ons herleven. 't Is de tijd van den verkoop van Duinkerken aan Frankrijk, een der ellendigste daden van den Stuart; van den strijd tegen Nederland (Tweede Engelsche Oorlog) met de herhaalde nederlagen van de Engelsche vloot, toegebracht door Michiel De Ruyter (Tocht naar Chatham), die ook George Monk, dien Karel zijn troon dankte, sloeg, al werd kort daarop North-Foreland een bloedige tegenslag; van het ontgraven van het lijk van Olivier Cromwell en zijn ophanging aan de galg; de heerschappij van Lady Castlemaine over den zwakken koning; haar opvolging door Frances Stuart; het verschijnen van de pest (1665) met duizenden slachtoffers; het woeden van den grooten brand in de City, waarbij honderden gebouwen vernield werden (1666); het succes van Lucy Walter, Moll Davis en de bekende Nelly Gwyn (1668). - Naast de politieke gebeurtenissen teekende Pepys de meest burleske huiselijke tooneelen op, zijn liefdesavonturen, bizonderheden over de toenmalige modes, over de schouwburgprogramma's (Beaumont en Fletcher, Ben Johnson, Shakespeare, W. Barclay, J. Ford, W. Davenant, J. Webster, R. Stapylton, Dryden, Massinger en Decker, Betterson, Corneille), de Fransche cultureele invloeden, de Parlementszittingen. Menschelijker document is werkelijk moeilijk denkbaar, geschreven door een realistisch Anglikaan, wars van alle fanatisme, liefhebber van wijn en vrouwen, individualist zonder schijnheiligheid, wijnpotter en theedrinker.
| |
François Poncetton. - Galigaï. Gallimard, Parijs; 240 blz.; Fr. fr. 20.
Het avontuurlijk bestaan van Leonora Galigaï, de ‘door-duizend-duivelenbezetene’, verplaatst ons vooreerst in het Florence van Cosimo de Medici's zoon, Francesco, aan het bewind gekomen in 1575, gehuwd met Johanna van Oostenrijk, zuster van keizer Maximiliaan II, later met Bianca Cappello, aanzienlijk Venetiaansche, wier echtgenoot Pietro Buonaventuri door den Medici omgebracht werd. In 1587 stierven, vergiftigd, de groothertog van Toscanen en de ‘Dochter der Republiek’ op het kasteel Poggio di Cajano. Een dochtertje uit het eerste huwelijk. Maria, werd de tweede gemalin van Hendrik IV, koning van Frankrijk. Zij is het, die te Antwerpen zoo glansrijk onthaald werd, en Rubens naar Parijs riep om er het Louvre met tal van meesterwerken te versieren. - Leonora Galigaï, zeer schrander en mooi, werd de vrouw van Concino Concini, later baron de Lussigny, maarschalk van Frankrijk en bijzonder gunsteling van Maria. Zij begeleidden deze naar het hof van Parijs, en beijverden zich om de tweespalt tusschen den Navarrees en de Italiaansche prinses te verwijden. Toen Hendrik door den dolk van Ravaillac gevallen was (1610), werd Maria regentes, en Concino meester van de Fransche regeering. Hij begunstigde o.m. de plannen van den bisschop van Luçon, later kardinaal Richelieu, maar vooral zijn eigen persoonlijke belangen. Albert de Luynes deed toen Lodewijk XIII gelooven, dat de maarschalk hem wilde dooden, waarop de kleingeestige koning den minister liet vermoorden. Leonora, door Spanje omgekocht, beschuldigd misbruik gemaakt te hebben van haar invloed op de koningin-moeder, werd als toovenares verbrand (1617).
Over de historische nauwgezetheid, ondanks den romantischen vorm, over de levendigheid en aantrekkelijkheid van Fr. Poncetton's stijl, zal elkeen het eens zijn.
| |
| |
| |
Johan van der Woude. - Coen. A. Manteau, Montoyerstr. 49, Brussel; 200 biz.; ing. Fl. 1.90; geb. Fl. 2.50.
De auteur is begaafd met een scherp ontledingstalent. Dit uit zich geheel in zijn ‘op feiten gebaseerde karakterschets van den (consequenten) koopman’ Jan Pieterszoon Coen, gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, grondlegger der Nederlandsche macht in den Indischen Archipel, stichter van Batavia (Nieuw-Hoorn) (1619), ‘den ruiter op het gouden kalf, in welks buik de heeren bewindvoerders der (O.I.) compagnie behaaglijk rustten,’ Met open oog voor de moeilijkheden van zijn eerder delicaat onderwerp, zet schrijver zijn ‘held’ in een gansch bizonder licht, ontdaan van alle vaderlandsch romantisme, zoodat hij ons nog wat anders geeft dan het louter verhaal der gebeurtenissen en het afdoend bewijs levert een kenner te zijn van de historie der XVIe en XVIIe eeuwen. Deze geestesphotographie toont ons Coen weer levend, een man van weergalooze werkkracht, die ‘zich nooit liet afbrengen van den weg dien hij wilde gaan.’ ‘Niet door een groote fantasie, een geniaal vooruitzienden blik, een uitzonderlijk staatsmansbeleid of een diepen psychologischen kijk heeft Coen... Indië... veroverd, maar door de taaie, nuchtere, koppige werkkracht, het levensflegma, dat den Nederlander uit dien tijd kenmerkte en welke nog typische eigenschappen van zijn wezen zijn.’
| |
Graaf J. du Plessis. - Les derniers Temps. Desclée De Brouwer en Cie, Parijs; 224 blz.
Graaf J. du Plessis tracht den zin van de geschiedenis te vatten in zijn ‘La Caravane humaine’, verschenen in 1932 en waarin hij zijn synthese van het wereldgebeuren neerlegde, en nu in ‘Les derniers temps’, waarin hij de evangelische profetieën ontleedt en zoekt te verklaren, studie, die hem sinds 40 jaar bezighoudt. Zoo is de wereld, volgens schrijvers interpretatie, in de laatste der 3 antichristene perioden getreden: de le ontketende zich in de individueele orde; de 2e manifesteerde zich op het plan van de naties; de 3e, sinds het begin van de 20e eeuw, op dit van de gansche menschheid. De mensch stelt zich in de plaats van de Godheid; de leugen regeert als de waarheid; corruptie beheerscht intelligenties en zeden. De Wereldrevolutie dreigt en met haar de meest materialistische levensopvatting. Spiritisme, theosophie, occultisme, valsch humanisme vertroebelen de geesten. Politiek en financie in zoovele landen missen elken zedelijken ondergrond. Langs alle kanten vlamt de haat op: rassenhaat, gevolg van het mercantilisme; klassenhaat (geboren uit kapitalisme en machinisme); haat van het Oosten tegen het Westen. Sedert 1917 leven wij in de ‘moeilijke tijden’ waarvan het evangelie spreekt: triomf van ikzucht, ongevoeligheid, hoogmoed, sluwheid, wreedheid, laster, trouweloosheid, cynisme en schijnheiligheid.
| |
Georges Benoit-Guyod. - Histoires de Gendarmes. Gallimard, Parijs; 275 blz.; 21 Fr. fr.
Deze zes historische verhalen, vol beleefde dramatiek, behandelen gebeurtenissen, die in hun tijd en nog lang daarna Frankrijk en zijn nabuurlanden diep ontroerden. De auteur, gendarmerie-officier en tevens uitpluizer van archieven, is vooral om de geschiedkundige waarheid bekommerd. In de Zaak van den Koerier van Lyon zagen wij vroeger, en ziet het publiek heden nog, de vooronderstelde gerechtelijke vergissing, die aan Joseph Lesurques het leven kostte; niemand weet, dat de millioenen, gestolen uit de beruchte postkar, bestemd waren om de ellende van Bonaparte en zijn leger in Italië te verlichten; men verneemt hier hoe deze verwarde ‘affaire’, waarvan de behandeling acht jaar duurde, geheel berustte op het onderzoek, na de ontdekking van de misdaad, geleid in 48 uur, van Melun naar Parijs, door een nederigen brigadier. - De ‘Zending
| |
| |
van kapitein Méchain’ roept voor ons op de edele figuur van Marie-Thérése-Charlotte van Frankrijk, alias Madame Royale, dochter van Lodewijk XVI. op het oogenblik, waarop zij haar gevangenis (den Temple) verliet om naar Bazel geleid en verwisseld te worden tegen Fransche gevangenen. Haar vaderlandsche gevoelens, voortdurend uitgedrukt, niettegenstaande haar lange opsluiting en het verlies harer familie, uitten zich tijdens deze reis, volbracht onder de vaderlijke hoede van kapitein Méchain. - De ongelooflijke onderneming van sergeant Dalousi, die zich na Waterloo meester maakte van het bevelhebberschap over het Rijnleger, in het belegerde Straatsburg, ten einde de betaling van de achterstallige soldij te bekomen, vormt het onderwerp van ‘Een militaire opstand te Straatsburg in 1815.’ - ‘Een slachtoffer van Fieschi’ was kolonel Raffez, gedood aan de zijde van Louis-Philippe bij de ontploffing van het helsche tuig, nu honderd jaar geleden; G. Benoit-Guyod schildert hier zeer levendig Parijs bij het begin van de Juli-monarchie. - Met de ‘Zaak Lecomte’ zijn wij te Fontainebleau in 1846, en wonen den zesden aanslag op den burger-koning bij; de moordenaar werd aangehouden door gendarmerie-luitenant Deflandre, die 25 jaar later als generaal sneuvelde tijdens een der laatste veldslagen, door het Loire-leger tegen de Duitschers geleverd. - Victor Hugo, pair van Frankrijk, verschijnt op zijn beurt, omdat hij den schrijver in zijn ‘Choses vues’ kostelijke inlichtingen verschafte voor zijn studies over Fieschi en Lecomte; de laatste drie jaren van zijn pairschap worden hier op een gansch origineele wijze belicht.
| |
Wilhelm Uhde. - Von Bismarck bis Picasso. Verlag Oprecht, Zürich; 300 blz.; ing. 8 Zw. fr.; geb. 10 Zw, fr.; geïllustreerd.
Het pathos van het keizerlijke Duitschland van Wilhelm II niet kunnende verdragen, verliet Wilhelm Uhde, geboren op 28 October 1874, zijn vaderland om in Frankrijk meer innerlijkheid, meer waren kunstzin te vinden. Tientallen jaren verbleef hij in het Zuiden, het bewogen en harde leven leidend van kunstcriticus en -essayist, auteur o.m. van ‘Florentiner Briefe’, een studie over Botticelli, ‘Pericles’, ‘Paris’, ‘Friedrich der Grosse’, de novelle ‘Vor den Pforten des Lebens’, terwijl hij intusschen befaamd werd als verzamelaar van kunstschatten. In deze diep menschelijke ‘Herinneringen en Bekentenissen’ spreekt hij zijn groote, aangrijpende biecht. Zoo leert men een verheven geest kennen, die in zich de ziel van twee volkeren voelt leven, die naar de synthese van twee merkwaardige culturen snakt. Onze dwaze tijd heeft alle redenen deze edele stem aandachtig en vroom te aanhooren, dezen oprechten dienaar van schoonheid en waarheid te gelooven. Hij schenkt ons een zeer belangrijk document voor de geschiedenis, o.a. van de moderne schilderkunst, waarin een aanzienlijk aantal bekende figuren uit politieke, diplomatieke en artistieke kringen een voorname rol spelen, zoodat elke bladzijde boeit, niet het minst door den fijnen sceptischen humor. Uhde eigen. Evenzeer als deze geïnspireerde Europeeër betreuren wij het ontbreken bij de jonge generaties van zoovele naties van de eeuwige zedelijke waarden, de eenige grondslagen van alle idealisme, waardigheid, vrijheid en gerechtigheid, de bron van alle echte cultuur, van alle reine vreugde. Nooit werd het hoogere zoozeer verraden als in dezen onzaligen tijd; nooit de trouw zooveel geweld aangedaan. Dat geschiedt, helaas, niet ongestraft.
Dr. JOZ. PEETERS.
|
|