| |
| |
| |
Politiek en Romantiek
Aan Senator Arthur Vanderpoorten.
Men spreekt wel eens van romantische politiek. Kunnen politiek en romantiek samengaan? Zoo ja, welke betrekkingen zijn er mogelijk tusschen beide en hoe zal de romantiek inwerken op de politiek?
Laten we - 't zal ongelukkig bondig moeten geschieden - de twee begrippen onderzoeken en omschrijven. Op de zooeven gestelde vragen zal dan al dadelijk een antwoord kunnen gegeven worden.
Politiek beteekent in letterlijken zin het bestuur van de ‘polis’, de stad, den Staat. 't Is dan ook de kunst te regeeren, de wijze van regeeren en besturen, ook de opvatting die men heeft van het Staatsbeleid. Het is eindelijk een streven, voor zichzelf of voor de groep waartoe men behoort, om het Staatsbeleid in handen te krijgen. Politiek is dan in feite een verlangen en streven naar macht. Geen politiek zonder macht. Macht kan zijn stoffelijke kracht, de kracht van het lichaam. In den aanvang der tijden was de wil van den sterkste wet. De sterke was de meester, de leider. De sterke met zijn spieren, ook de sterke met zijn wapen. Nu nog is de oorlog een vorm van de politiek. Macht is ook de kracht van den geest, van de idee, van de rede, het overtuigingsvermogen, de suggestie. In onzen beschavingstoestand is het echter een feit, dat, indien de geweldsmacht zich kan laten gelden en zegevieren, ze toch na korteren of langeren tijd moet begeven, wanneer ze niet gesteund en gerechtvaardigd wordt door ideeën. Van niemand minder dan Napoleon is de uitspraak: ‘C'est l'esprit et non la force militaire qui gouverne et même qui commande.’ En ook de volgende: ‘Il n'y a que deux puissances dans le monde, le sabre et l'esprit. A la longue le sabre est toujours battu par l'esprit.’
| |
| |
In een geordenden, op het recht van individu en gemeenschap gegrondvesten Staat wordt het streven naar de macht op bepaalde wegen en binnen bepaalde grenzen geleid door grondwetten en wetten, die in theorie en meestal in de practijk de misbruiken van de politiek beletten.
Het zedelijk gehalte van een bepaalde politiek hangt af van de ideeënwaarde, waarin ze haar wettiging vindt en haar werfkracht of geestelijk propagandamateriaal, en van de gebruikte methodes bij eventueele machtsuitoefening.
Er is een politiek die steunt op realistische menschenkennis, die de menschen neemt zooals ze zijn, met hun vaak laag-bij-den-grondsche doelstrekkingen, met hun gedragingsmotieven, hun vermogens en hun zwakheden, die ze tracht te gebruiken in het bereiken van haar bijzondere doeleinden, hoogere of lagere. Die politiek heeft heel strak haar doel in 't oog, bekommert er zich niet steeds om, of de middelen zuiver zijn en ten volle beantwoorden aan de vereischten van waarheid en rechtvaardigheid. Deze politiek is realistisch, wijkt niet gaarne af van traditie en conventie, beroept zich op rede en regel, is meestal vijand van het nieuwe, bestendigt gaarne verworven voordeelen en voorrechten, is dus uiteraard conservatief.
Er is echter een andere opvatting en een andere methode. Dat is een politiek die zich in haar doelstellingen en middelen laat beïnvloeden door de hoogere waarden van de idee, door idealen. Die politiek mag men de ideeënpolitiek noemen, in bepaalde omstandigheden, de romantische.
Wat is nu het romantische, wat is romantiek?
Romantiek is een wereld- en levensbeschouwing door het gevoel en de verbeelding heen. In tegenstelling met de klassieke geestesrichting weigert ze zich in eerste instantie door de rede te laten leiden. Gevoel en verbeelding nu behooren tot het meest persoonlijke van de menschelijke ziel, geven aan het geestesleven een subjectieve richting. De romantieker zal zich dus verdiepen in het eigen ‘ik’; hij doet gaarne aan zelfonderzoek, zelfbelichting, zelfbespiegeling. Die eenzijdige zelfbeschouwing leidt dan allicht tot zelfverheerlijking. Maar ze kan ook wel de bron zijn van een gevoel van minderwaardigheid en voeren tot zelfbeschul- | |
| |
diging, zelfspot, zelfironie en wel eens tot het verlangen naar zelfvernietiging.
De romantieker zal noodzakelijkerwijze een subjectivist zijn, iemand die alles beschouwt uit den hoek van het subject, het eigen ‘ik’. Hij is ook essentieel een individualist. Hij wil niet zijn als de groote menschenkudde. Hij wil ‘zichzelf’ zijn. ‘Anders-zijn’ is een verdienste. Hij koestert een heiligen eerbied voor de persoonlijkheid. Hij houdt van het karakteristieke, het kontrasteerende, het onvoorwaardelijke, het eigenaardige, tot het ziekelijke, het pathologische toe. Dat individueel levensgevoel, die vereering van de heilige persoonlijkheid heeft als gevolg een dwingenden vrijheidseisch en een niet te buigen onafhankelijkheidszin. En waar de buitenwereld drukkend of remmend werkt, ontstaat neiging tot negatie, protest, opstandigheid. De romantische geest is uiteraard revolutionnair of, weer als protest, wel eens antirevolutionnair.
De kern van de romantiek is de primauteit van het gevoel. de zin voor het pathetische, het effectvolle. Allicht is de romantisch aangelegde een dweper, een ‘Schwärmer’.
Idealisme is een natuurlijke trek van het romantische zielebeeld. Romantiek is streven naar het heilige absolute. Romantiek is ook willen doordringen tot de diepe geheimen van het ontstaan, het zijn en het leven. Romantiek is mystiek, kan ook worden een mystieke wereldangst. Romantiek is zoeken naar het bovenmenschelijke, naar de godheid in zichzelf, in 't wereldgebeuren, in de natuur, in 't levend heelal; kan ook een wanhoopshouding aannemen, een haat worden voor de godheid die zich niet laat vinden en grijpen, en als bij Beaudelaire, althans uiterlijk, een eeredienst van den satan.
Opgedreven romantisch gevoel wordt sentimentaliteit, gevoeligheid die zich vermeit in het treurige, in eigen tranen of in de weemoedige of droevige aspecten van 't leven. Die sentimentaliteit is in wezen maar spel. Is er spraak van melancholie, dan is het meestal een aangeboren neiging om alles in 't zwart te zien en een afschuw voor levensvreugde. Romantische stemming ontaardt vaak in pessimisme.
Een andere trek van de romantiek is de hartstocht, die niet toelaat, dat men kalm redeneert en berust in 't onvermijdelijke.
Een karakteristieke houding van de romantiek is de geestdrift.
| |
| |
Geestdrift ontspruit uit een gevoels- en fantasiestemming, die drijft naar liefde, vreugde en actie. Maar geestdrift is meermalen als de zeegolving met vloed en ebbe: een op- en nedergaan. Het opgaan kan wel eens stormig zijn en een roes worden, een bedwelming.
Romantiek is in wezen ook tragisch. 't Is de tragiek van de hoog opgejaagde verwachtingen en de stoutste strevingen neerstortend in de diepste ontgoochelingen. 't Is de tragiek van het vruchteloos zoeken naar 't oneindige. 't Is de tegenstelling, de spanning tusschen het persoonlijke en het algemeen menschelijke, het hoogere en het lagere, het ideaal en de werkelijkheid, de levensontkenning en de levensbegeerte, het gevoel van eigen kracht en waarde en dat van maatschappelijke onmacht.
Maar romantiek is ook liefde, liefde tot het schoone, het stoffelijk schoone, ook tot abstracte schoonheid, zieleschoonheid. Die Eros, die liefde van de romantiek zou alles willen omvatten: den mensch, de natuur, het heelal, het ideaal. 't Is een panerotiek.
Men zou mogen zeggen, dat het romantische, dat in elken mensch in min of meer groote mate aanwezig is, uiteraard meer bij vrouwen en jongelieden dan bij mannelijke volwassenen, dat het romantische de vrouwelijke elementen bevat, die zelfs de mannen hebben overgeërfd van de lange rij moeders, wie we ons lichamelijk en psychisch leven hebben te danken. Als zulke elementen noemen we: het pathetische, de spontaneïteit, het verlangen om te ontvangen en zich te geven, het mystische en de religiositeit, het extatische, het fantastische, de primitiviteit.
We zeiden, dat romantiek is wereld- en levensbeschouwing door het gevoel en de verbeelding heen. De verbeelding zal dus met het gevoel mede den voorrang krijgen op de rede. De romantische geest doet in de werkelijkheid de eene ontgoocheling na de andere op. Hij staat voor een wereld, die hem steeds wil plaatsen in het schrille licht van waarheid en rede. En waarheid en rede hebben voor hem het uitzicht van het algemeen menschelijke, hun ontbreekt de warmte van het persoonlijk gevoel. Wat blijft er dan te doen dan zich te laten meedrijven met den stroom van zijn verlangens, die wegdeinen in de nevelige verten, waarin het mogelijk is zelf allerlei geluk en schoonheid te scheppen? Dat is de Sehnsucht, de vage, niet uit te spreken Sehnsucht, die voor jonge
| |
| |
menschen en voor dichters een vlucht is in het niet-bestaande, dat ze schooner zien dan het werkelijke. Romantisch zijn is droomen, is zich een wereld scheppen, is zich werelden scheppen, waar wel schoonheid is, waar wel liefde is, waar wel vrijheid is.
Maar 't kan ook worden een neiging tot het fantastische, tot het ziekelijke, tot het griezelige fantastische.
De romanticus is een meester in het bouwen van toekomstplannen, heerlijk en flink ineengezet, maar steunende vaak op illusiën. Zijn stelsels zijn dan allicht systemen van utopieën.
En toch is de romantische geestesstrekking bij uitstek dynamisch. Romantiek is onrust, romantiek is strijd, romantiek is storm en drang, drang naar vernieuwing, naar groei, naar daden, naar omzetting van droom in werkelijkheid. Vandaar de zucht naar avonturen, naar ontdekkingen. Vandaar het verlangen naar leiderschap in kamp en strijd. Vandaar ook de bewondering voor het ongewone, het heroïsche, de neiging om zich te laten meesteepen door klinkende leuzen en machtwoorden en, niettegenstaande al zijn individualisme, degenen te volgen, die met breed gebaar den weg wijzen naar idealen.
Romantiek is vaak wars van het heden, dat niet beantwoordt aan het eigen idee van leven en wereld. Ze bouwt de toekomst op naar eigen plannen. Maar ze verwijlt ook gaarne in het verre verleden, waaraan men verbonden is door bloed en ras. Want ze houdt van primitiviteit, ze gaat gaarne terug naar de bronnen, ‘die Mütter’ zooals Goethe zegt, naar den oorsprong van het leven en van de geslachten, naar de oertoestanden, die nog zoo dicht bij de natuur waren, de moeder van alle dingen. Romantiek houdt van het nevelig verleden, van den mythus.
Wat is de houding van den romantischen geest tegenover de moraal, de moraalphilosophie, de ethiek? Gaarne stelt hij als norm zijn persoonlijk geweten, dat zich wel eens te gemakkelijk laat beïnvloeden door zijn aandriften. Ideale gerechtigheid is de basis van het zedelijk wetboek, dat hij zichzelf en de maatschappij zou willen voorhouden. Vandaar dat uit de romantiek, die volgens haar essentie zoo weinig sociaal zou moeten voelen, de democratie kon geboren worden.
En wat is de philosophie van den romanticus? De romantische philosophie is de philosophie van de problematiek, het
| |
| |
piekeren over de raadselen in zichzelf, in het leven, in het wereldbestaan: leven en dood, God en wereld, ziel en stof. Het is een wereldverklaren door het beschouwen van de eigen zielediepten, het is een reageeren tegen rationeele levensphilosophie door intuïtieve, instinctieve, vaak esthetische aanvoeling van dingen en feiten.
Het is niet gemakkelijk een eenvoudig beeld van het romantische denken en voelen te schetsen. Want een kenmerk er van is labiliteit, onstandvastigheid, tegenstrijdigheid. We zagen dat schommelen van egoïsme naar alles omvattende liefde en gerechtigheid, van droom naar handeling, strijd en opstand, van Weltschmerz naar zelfspot, van enthusiasme naar melancholie, van godszoeken naar satanisme.
Ik heb de romantiek zoodanig trachten uit te beelden, dat men in die heel synthetische en daardoor wat dorre voorstelling reeds de omlijning ziet van wat men kan noemen romantische politiek.
Romantische politiek is dus gevoelspolitiek, subjectieve, individualistische politiek. Dat is zulke, die haar meeningen, haar waardebepalingen, haar strevingen schier uitsluitend haalt uit de diepe, vaak duistere, wel eens troebele bronnen van het eigen ‘ik’, van de eigen ziel. Ze bekijkt de dingen, de menschen en de feiten uit een te scherpen gezichtshoek. Ze is de politiek van de minderheid, vaak van de heel kleine minderheid, want ze staat vijandig tegenover het algemeen gangbare, het traditioneele, het conventioneele. Indien ze een heiligen eerbied heeft voor de persoonlijkheid, in de eerste plaats voor de eigen persoonlijkheid, dan heeft ze ook een heilige minachting voor kuddemeeningen. We zeiden, dat de romantiek houdt van het karakteristieke, het onvoorwaardelijke. Haar politiek is dus rechtlijnig, gaat op het doel af, wil althans op het doel afgaan. Ze draagt ooglappen, die haar beletten de werkelijkheid te zien zooals ze is. Ze neemt niet aan, dat de kronkelwegen van het opportunisme soms het eenige begaanbare pad zijn.
Alleen de romantiek kon het vrijheidsideaal in de wereld brengen. Aan Rousseau, den vader van de Fransche romantiek, had de omwenteling van 1789 haar ontstaan te danken. Zijn onmetelijke invloed op de geestesrichting van zijn tijdgenooten heeft de omwerping van de oude waarden voorbereid, heeft de
| |
| |
menschen er van overtuigd, dat ieder burger hetzelfde recht heeft op persoonlijke en staatkundige vrijheid. De Fransche Omwenteling is een uitbarsting geweest van een tot hoogspanning gebrachten romantischen geestestoestand van de Fransche burgerij, den Franschen middenstand. Het is nu juist een feit dat romantiek het gemakkelijkst bloeit onder den middenstand. Door het lot bevoordeeligden zijn doorgaans realisten, zijn gehecht aan de realiteit, hebben er belang bij gehecht te blijven aan een werkelijkheid waarover ze niet te klagen hebben. De minst begunstigden in de maatschappij, die om zoo te zeggen geen anderen kommer hebben dan die van den stoffelijken nood, kunnen niet zoo licht onder den invloed geraken van hoogere ideeën. De aanvang van onze Vlaamsche Beweging is bij uitstek romantisch geweest; ze vond haar aanhangers uitsluitend onder het verlicht gedeelte van den middenstand. In Duitschland hebben Hitler en Goebbels de zenuwachtige gemoederen in de burgerij met de gemakkelijk op te zweepen jeugd door hun romantische leuzen en redevoeringen weten aan te vuren tot de ongeloofelijkste politieke strijdvaardigheid en tot het onverbiddelijkste fanatisme. Romantisch gestemde naturen worden allicht in politiek dweepzuchtig.
Romantische politiek is een politiek die beheerscht wordt door het gevoel. Het is een politiek van liefde, maar kan er ook een worden - door geweldige spanning en polariteit - van haat. En waar het gevoel hartstocht wordt en de overtuiging fanatisme, daar kan het streven naar en de uitoefening van de macht gepaard gaan met daden van wreedheid en onmenschelijkheid. Denken we maar even aan zekere perioden van schrikbewind in verschillende Europeesche landen. Om romantische stemmingen warm te houden is er geestdrift noodig, geestdrift die gedurig opnieuw moet oplaaien. Dat weten de leiders wel in het nationaal-socialistische Duitschland. Al hun proclamatiën, al hun redevoeringen hebben tot doel de geestdrift, die zulke geweldige stuwing aan hun beweging heeft gegeven, niet te laten uitdooven. Die geestdrift zou niet te verklaren zijn, indien er door heel den strijd geen mystieke strooming ging, namelijk de idee van het Deutschtum, van bloed en ras. Alle groote bewegingen werden bezield door een mystiek, hetzij die van vrijheid en gelijkheid, van ontvoogding, hetzij die van nationale fierheid en opstanding, hetzij die van de gods- | |
| |
dienstige gedachte. Dikwijls moet het bezielend ideaal in het verre verleden worden gezocht. Hitler vindt het in het oude germanendom met zijn mythologie, Mussolini in den luister van het oude Rome, de romantische flamingant in den roem en de macht van de Vlaamsche gemeenten.
Romantisch zijn is verwijlen in het land van de droomen. De eenigszins sentimenteele romantieker droomt van ideale gerechtigheid en broederlijkheid. In zijn verbeelding schept hij een maatschappij die goed is en schoon. Over al het mogelijke heen draaft zijn fantasie zelfs naar de verleidelijke streken van Utopia. En toch is de romantische politiek er geen van statische passiviteit. We zeiden, dat romantische geestesstrekking dynamisch is. Haar politiek zal er een zijn van strijd, van storm en drang, van avonturen, misschien van rampen, maar in elk geval van vernieuwing. Romantische politiek is politiek van het breede gebaar, van de leuzen die klinken als klokken, van het gloeiende, welsprekende woord. Romantische politiek spreekt tot menschen die nog zoo gelukkig zijn illusiën te behouden, tot de zielen die vol idealen zijn, tot de geestdrift van de jonge lieden. De kracht er van is haar warmte, haar edelmoedigheid, haar mystiek, haar dynamiek. Haar zwakte is haar onvastheid. De romantische geest is - we zeiden het - labiel, onstandvastig. Geestdrift is niet steeds een egaal stuwende kracht. Romantische politiek mist de sterke grondvesten van de traditie, de gewoonte, het algemeen aangenomene, de grondvesten waarop de groote massa het liefst bouwt - uit gemakzucht, behoudsgezindheid, vrees voor het nieuwe, het onbekende, het gewaagde -, de massa die zich in normale, kalme tijden instinctmatig wendt tegen het radicalisme en het revolutionnaire.
De romanticus werkt zijn idee uit tot een systeem, misschien volgens heel logische lijnen. Hij is dan ook wel een rationalist, maar een ideeënrationahst, die vergeet, dat de werkelijkheid vaak spot met de idee, met de logica, zelfs met de wetten van rechtvaardigheid en menschlievendheid. Het realiteitsrationalisme schijnt steeds sterker te zijn dan het ideeënrationalisme. De politiek die steunt op realiteit en traditie draagt in gewone tijden het succes van den dag mee. Maar voor de romantische politiek is dikwijls het succes in de toekomst weggelegd. Want ze zaait gedachten,
| |
| |
die niet steeds in de voren te niet gaan. De eerste verspreiders van de nieuwe ideeën kunnen bespot worden, vervolgd, kunnen misschien de wijding krijgen van het martelaarschap. Vervolgingen en martelingen dooden de idee niet. Klaarziende staatshoofden en leiders erkennen wel de vruchtbare waarde van de idee, van het ideaal, van de mystiek, en het gevaar voor een volk die zedelijke krachten te laten doodgaan in materialisme. Maarschalk Pétain verklaarde bij de twintigste verjaring van den slag bij Verdun, dat bij de meeste Franschen het idealisme en het nationaal mysticisme opnieuw aangewakkerd moeten worden.
Romantische plannenmakers worden liefst niet ernstig opgenomen. Het zijn droomers, zegt men, en als verontschuldiging voegt men er bij, idealisten. En droomers zouden steeds gevaarlijk zijn, als ze de macht in handen krijgen. Het is echter een feit, dat men met rede en traditie alleen niet kan vernieuwen; en vernieuwen is noodig, zooniet komt er stilstand, en stilstaan is achteruitgaan. Vernieuwing nu veronderstelt schepping, fantasie. De romantische verbeelding bereidt het nieuwe voor. De realisten zullen, als de tijden rijp zijn, de romantische droomen in werkelijkheid omzetten. De romantische vrijheidsdroomen uit de 18e eeuw werden werkelijkheid, toen de oude maatschappelijke traditiën versleten en vermolmden en de nieuwe ideeën de massa, vooral de denkende massa, de opkomende burgerij, doordrongen. Het romantisch lyrisme van onze eerste flaminganten werd door de machthebbers en de leidende kringen met onverschilligheid, zooniet met minachting en spot bejegend. Moet ik zeggen wat er uit gegroeid is?
Daar romantiek individualisme is. schijnt ze alle politieke mogelijkheden uit te sluiten. Want politiek veronderstelt collectiviteit. De tegenwoordige meesters van Rusland zijn nochtans heel zeker de erfgenamen van revolutionnaire droomers, van individualisten, zelfs van anarchisten en nihilisten. Ter gelegenheid van een congres te Moskou van communistische kunstenaars kwam de kwestie van het individualisme natuurlijkerwijze te berde. De volgende formule, ik meen, dat ze van Gobineau is, teekent wel de ongemakkelijke positie van den individualist in de collectiviteit, speciaal in de revolutionnaire collectiviteit: ‘Voor een individualist is omwenteling synoniem van opstand. Maar opstand kan maar
| |
| |
verwezenlijkt worden in de massa. Vandaar de tragedie van het individualisme, dat moet ingelijfd, opgeslorpt worden in de collectiviteit om het individu vrij te maken. Maar dan sterft ook het individualisme.’ Radek zeide: ‘Individualisme is de onmogelijkheid om zich in te lijven in een collectiviteit.’ Te Moskou maakte men dan een onderscheid tusschen individualisme, dat te verwerpen zou wezen als zijnde een vorm van egoïsme, en individualiteit, iets dat onontbeerlijk is, zelfs in een revolutionnaire massa. Dat onderscheid is ver gezocht. Vernieuwing, revolutie gebeurt niet zonder individualistische gedachtenwekkingen. Maar een individualist zonder ruggesteun van de collectiviteit is machteloos, zal een in de eenzaamheid protesteerende blijven.
Romantische politiek zal dus maar zegevieren, als haar ideeën, als haar idealen de massa hebben veroverd, of althans een deel van de massa zoodanig hebben bezield en aangevuurd, dat ze zich onweerstaanbaar meester maakt van de macht.
In tijden van ontreddering, wanneer de vertwijfeling zich verspreidt in breeder en breeder lagen, wanneer meer en meer de overtuiging veld wint, dat er iets anders komen moet, in zulke tijden is het wel mogelijk, dat een sterke persoonlijkheid met romantische machtspreuken op korten tijd een geweldig leger van geestdriftige aanhangers achter zich krijgt, waardoor hij blindelings naar de macht gestuwd wordt, vooral wanneer het geloof in het volk bij de enkelingen niet meer bestaat. Zoo Mussolini, zoo Hitler.
Het lijdt geen twijfel, dat Hitler een individualist is. Zijn feldwebel van onder den oorlog heeft van hem getuigd, dat hij een goed soldaat was, maar geen vrienden had. Hij stond dus alleen. Maar sterke persoonlijkheden, in plaats van zich door de collectiviteit te laten opslorpen, kunnen als door een magnetische kracht de massa aan hun individualiteit vastklinken, de collectiviteit om zoo te zeggen opslorpen in de wereld die ze in zich, met zich dragen.
Een vooraanstaand Fransch politieker, Paul Reynaud, noemde Mussolini een realist tot in het merg. De Italianen zelf beweren, dat ze realisten zijn, geen romantiekers, zooals men in 't Noorden wel eens zegt. Naar mijn meening is de Duce een buitengewoon energiek en hardnekkig realisator van romantische droomen van
| |
| |
grootheid, grootheid van Italië, van Rome (het Romeinsche Rijk) - grootheid van zichzelf.
Maar het fatum van dictators is, we wezen er reeds op, dat ze moeten voortgaan met de massa te hypnotiseeren, aan de gewekte illusiën steeds nieuw voedsel geven en tevens niet terugdeinzen voor de middelen die alleen fanatisme kan ingeven.
Psychologisch begrijpende partijleiders trachten de jeugd te winnen. 't Is banaal het te herhalen, maar 't blijft waarheid: de jeugd is de toekomst, ook de politieke toekomst. Men hale niet te gemakkelijk de schouders op om wat jonge menschen denken en voelen. Van dat denken en voelen zal in 't leven veel afbrokkelen, en jeugdige brallers zullen later misschien bedaagde, koud berekenende burgers en kalme politiekers worden. Maar van de stroomingen, die heden door de jeugdige gemoederen gaan, blijft toch steeds wat in geest en hart. Die stroomingen bepalen zeker de richting van de politiek in de toekomst. Nog een afgezeurd deuntje: ‘In 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.’
In de strekkingen van het jeugdig geslacht speelt de romantiek een rol, d.i. individualisme, dynamisme, ideaal, droom, mystiek. Men zou tegenwoordig wel eens geneigd zijn daaraan te twijfelen. In een bespreking van ‘Le Coeur’, een tooneelstuk van Bernstein, schrijft René Doumic in La Revue des Deux Mondes:
‘Quel est-il donc ce coeur de la génération d'après-guerre? A-t-il cessé de battre au même rythme qu'autrefois? S'est-il desséché et durci, et assistons-nous à une crise de la sensibilité? Qui pourrait le croire? La vérité est que rien ne change de l'essence du sentiment humain et que seule diffère la façon dont il se traduit au dehors. Aux époques peureuses, nous nous plaisons à faire étalage de notre sensibilité. Viennent les temps difficiles et les jours d'âpre lutte, mille soucis, dont le premier est celui du pain quotidien, nous assaillent. Nous nous faisons un masque d'indifférence pour tout ce qui n'est pas le dur combat. Mais quoi! Nous refoulons notre sensibilité, nous ne la supprimons pas. A l'espèce d'indiscrétion avec laquelle, au temps de la douceur de vivre, il fut de mode de l'épancher, a succédé une affection d'insensibilité qui n'est que la pudeur du sentiment. Ainsi s'en va-t-il pour la jeunesse d'aujourd'hui.’
Neen, de jeugd verdort niet. In de jeugdige ziel blijft steeds
| |
| |
een romantische ondergrond of, indien ge wilt, achtergrond, met nevelen, waarin droomen zich bewegen. En gelukkig, ook voor de politiek, die niet warm en levend kan blijven zonder een ideaal, een mystiek, dat moge nu zijn een mystiek van vrijheid, broederlijkheid, gelijkheid, ontvoogding, zedelijke verheffing, eer, nationaliteit, ras en bloed, of zelfs van gezag en van 't verlangen om te dienen en te gehoorzamen.
Echte romantiekers, zuivere gevoelsmenschen zijn wellicht geen behendige, practische politiekers. Denken we maar even aan den dichter-staatsman Lamartine. Nieuwe ideeën zullen best verwezenlijkt worden door klassiek denkende en de realiteit aanvoelende leiders, wier hart niet doof is voor de inblazingen van een edelmoedige romantiek en niet gesloten voor de bezieling van ideaal en mystiek. Zulke leiders zullen een politiek kunnen voeren van liefde en synthese, van liefde die het egoïsme kan terzijde zetten, van synthese die tegenstellingen in een eenheid oplost en daardoor in staat is op te bouwen en te scheppen.
Romantische politiek kan de schoonste politiek zijn, maar ook de gevaarlijkste door op de spits gedreven individualisme (persoonlijk, nationaal of raciaal), door eenzijdige mystiek en blind fanatisme.
We leven in een tijd dat geweldige mystieke stroomingen de menschen uit elkander en tegen elkander drijven, dat reeds oude romantische droomen langs bloedige wegen tot verwezenlijking trachten te geraken.
Wij wachten - is het misschien ook een romantische houding? - op het oogenblik dat de richting van de wereldpolitiek zal bepaald worden door een mystiek van vrijheid, menschlievendheid, verdraagzaamheid en vrede.
R. ADRIAENSEN.
|
|