woorden. Men wist, dat zijn keurige kleeren al zijn bezit uitmaakten en dat zijn leven een open boek was. Toen hij stierf, werden in de schrijftafel van de éene kleine kamer, die hij bewoonde, een paar ongeïnde salarismandaten gevonden, benevens vijftig fanks in assignaten; al zijn persoonlijke bezittingen te zamen brachten op de verkooping 450 fr. op. Zijn genegenheid ging uit naar de armen. Gedurende zijn loopbaan als wetgever heeft de ‘Onomkoopbare’ een zoo uitgebreid programma van politieke hervormingen tot democratiseering van den Staat voorgesteld, dat bijna honderdvijftig jaar later zelfs de meest vooruitstrevende democratieën dit nog niet geheel verwezenlijkt hebben en, behalve dan het aandeel der vrouwen aan de openbare zaak, weinig aan zijn ideeën hebben kunnen toevoegen. Het hield in: algemeen rechtstreeksch kiesrecht voor mannen; het recht om wapenen te dragen; vrijheid van spreken, van drukpers; afschaffing van censuur op de schouwburgen; instelling van een jury bij de rechtspraak; afschaffing van de doodstraf; verplicht en kosteloos onderwijs in staatsscholen, waar de kinderen gedurende de voor hun ontwikkeling belangrijke jaren ook kost en inwoning zouden krijgen; het referendum, enz. Hij was verder voorstander van een verstrekkend programma van sociale hervormingen, dat maatregelen bevatte als: beperking van persoonlijk inkomen en vermogen door progressieve inkomstenbelasting en successierechten; de erkenning van het recht op arbeid, wat met zich bracht het oprichten van openbare werkplaatsen en steun voor werkloozen; steun voor ouden en gebrekkigen.
Voor Robespierre beteekende vrijheid: alle macht in handen van het volk; en gelijkheid: gelijke rechten voor alle Fransche burgers, zoowel voor Joden als voor tooneelspelers. Wanneer de Fransche legers België bezetten en zijn collega's uit de Conventie ons land met de ‘weldaden’ van de revolutionnaire wetgeving willen begiftigen, dan zal hij opmerken, dat de beste manier om de sympathie der Belgen te winnen is, zich niet met hun bestuur in te laten en hen niet uit te plunderen. Het woord ‘Republiek’ verblindde hem niet, zooals het zijn tijdgenooten heeft verblind. Met Rousseau geloofde hij, dat een republiek aristocratisch en een monarchie democratisch kon zijn.
Er is niets in zijn leven, dat de beschuldiging van lafhartigheid zou kunnen rechtvaardigen. Ofschoon hij er zeker van was, dat een gewelddadige dood hem wachtte, vervolgde hij vastberaden zijn gevaarlijken weg. Zijn vijanden zouden maar al te geneigd zijn geweest om tot een vergelijk te komen: hij gaf noch vroeg kwartier. Zijn zedelijke moed was niet alleen zeer groot, maar ook buitengewoon agressief. Feitelijk is hij een slachtoffer van zijn strijdlust geworden.
Ofschoon de eischen van den oorlog zoowel met buitenlandsche als binnenlandsche vijanden hem gedwongen hebben zich voor de dictatuur te verklaren, in wezen was hij een democraat en juist aan het feit, dat hij naar aard en inzichten meer geschikt was om als democraat dan als dictator op te treden, is het te wijten, dat hij in de uiterste crisis van zijn leven er niet in geslaagd is dit wapen op doeltreffende wijze te hanteeren. Napoleon getuigt: Als Robespierre zijn macht behouden had, dan zou hij orde en recht hebben ingevoerd, zonder dat dit met groote maatschappelijke beroeringen was gepaard gegaan.
De dienst van zijn land en de Revolutie hebben zijn krachten gesloopt. In de laatste maanden van zijn leven kwamen aanwijzingen voor van geestelijke en lichamelijke instorting.
‘De Grondvester van de Republiek’, ‘De Geesel van de tyrannen’, ‘De Vader van het Patriotisme’, ‘De Vuurtoren’, ‘De Steunpilaar of de Hoeksteen van de Republiek’, wiens optreden veel minder critiek verdient dan dit van den ‘goedigen’ Thiers b.v. tijdens en na de Parijsche Commune, heeft elk moedwillig gebruik van de Terreur veroordeeld en zich tegen iedere wraakneming, zoowel van particulieren als van staatswege verzet. Hij heeft de bloeddorstige proconsuls gehaat en veracht, die een moordtuig gemaakt hadden van wat hij bedoeld had