De indruk, dien wij uit deze eerste bijdragen opdoen, is er een van buitengewone degelijkheid en critische objectiviteit. Met ongeduld zien wij naar de verdere afleveringen van de ‘Geschiedenis der Vlaamsche Kunst’ uit. Brengen wij vooralsnog hulde aan de typografische zorg, waarmede de tekst en de daarin ingelaschte talrijke illustraties zijn voorgebracht.
***
In deze recensie werd reeds gezinspeeld op de belangrijke rol, welke door het Hooger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde van de Gentsche Universiteit in de heropleving van de kunsthistorie in ons land wordt gespeeld. In den tijd van enkele jaren is dit Instituut er in geslaagd een vooraanstaande plaats in de beoefening der geschiedkundige en kunsthistorische wetenschap in te nemen. Als bewijs daarvan mogen o.m. gelden de Gentsche Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, waarvan het eerste deel in 1934, het tweede in 1935 verscheen (De Sikkel, Antwerpen).
Aan het eerste Jaarboek werkten mede Prof. Speleers met een bijdrage over de Egyptische oudheidkunde en de bepalingsteekens in de pyramidenteksten, - Prof. P. De Keyser, met een bijdrage over het drukkersmerk van Jan van Doesbosch, den Antwerpschen boekdrukker, die van omstreeks 1500 tot 1530 een aantal belangwekkende geïllustreerde volksboeken uitgaf, - Prof. Fl. Van der Mueren, die het heeft over Musicologie en parallelvergelijking, - Prof. D. Roggen, welke over de twee retabels van De Baerze te Dijon en het retabel van Hakendover handelt, terwijl hij, met de medewerking van R. Verleyen, de portaalsculpturen van het Brusselsche stadhuis, en met deze van M. De Vleeschouwer, de apostelen en de aanbidding der drie koningen in de Sint-Maartenskerk te Halle bespreekt en, ten slotte, nog een belangrijke studie over Hennequin de Marville en zijn atelier te Dijon levert. - Prof. J. Duverger, die over de Brusselsche legwerkers uit de 15e en 16e eeuwen en de tapijtweverij-ateliers uitweidt.
In het tweede deel treffen we bijdragen aan van Prof. H. van de Velde, schrijvend over Een nieuwe klassificatie der ornamenten, - van Prof. Speleers, die zijn studie over de Bepalingsteekens in de Pyramidenteksten en van Prof. Van der Mueren, die de zijne over Musicologie en parallelvergelijking voortzetten, - van Prof. F.M. Olbrechts, die over enkele ethnographica uit Melanezia in de Verzameling der rijksuniversiteit te Gent bezonderheden mededeelt, - van Dr M. Libertus, die de geschiedenis van Lucas Faydherbe, den zeventiendeeuwschen beeldhouwer en bouwmeester, verjongt en, eindelijk, van Prof. D. Roggen, die zich het