| |
| |
| |
De Hervorming van den Staat
‘Wij, andren in een andre tijd,
Wij zouden de wereld veranderen,
De wereld draaide gelijk altijd,
Wij waren gelijk de anderen.’
Een van de vraagstukken van het oogenblik, en ongetwijfeld is het stellen van dit vraagstuk een gevolg van de economische crisis. Zoolang alles goed gaat, denkt niemand aan noodzakelijkheid van hervorming; als echter de boel spaak loopt, treden de hervormers naar voren. Daardoor werden de experimenten van geleide economie, dictatuur en corporatisme in het leven geroepen.
Willen wij even onderzoeken of de hervorming van den Staat hulp en redding brengen kan en in hoever zij er noodig blijkt te zijn in eigen land?
| |
Wat is de staat?
Allereerst een vlugge bepaling der begrippen en de vraag gesteld: Welke is de zending van den Staat?
Wij zien ze als volgt:
De Staat heeft voor doel een beschaafde maatschappij in orde en tucht te doen leven en te doen streven naar meer welvaart voor elk der samenstellende leden.
Om die zending te vervullen moet de Staat zoowel het publiek als het economisch en sociaal karakter der samenleving eerbiedigen en er zich naar richten, of het zelf richten waar dit noodig, mogelijk of wenschelijk blijkt.
De simplistische leer, deze door de Manchesteriaansche liberalen aangekleefd, berust op de machtspreuk: Laisser faire, laisser passer. En nog dagelijks hooren wij verkondigen: geen etatisme, geen Staatsbemoeiing, geen interventie, dus de volledige vrijheid.
| |
| |
En hier past een verklaring van onze zijde: volledige vrijheid van denken: ja - volledige vrijheid van doen: slechts in zoover deze vrijheid den medemensch of de gemeenschap niet benadeeligt. Volledige vrijheid beteekent vaak: anarchie of verwildering. Wanneer de Staat ons door het politiereglement verbiedt links te rijden, dan beperkt hij onze individueele vrijheid, maar met de bedoeling de gemeenschap te dienen.
Op sociaal gebied zijn wij besliste voorstanders van interventie, met de duidelijke bedoeling den zwakke tegen de uitbuiting van den sterke te beschermen en meteen menschwaardige levenstoestanden in het leven te roepen. Daarom sociale wetten.
Maar heden ten dage gaat het vooral om de economie, want die is ziek en moet genezen worden.
Zal een hervorming van den Staat daarin de redding brengen?
Werpen wij een blik in het buitenland om vast te stellen wat daar gebeurd is en welke de uitslagen zijn.
| |
Communisme.
In de Unie der Russische socialistische Sovjet-Republieken werd het vraagstuk opgelost door de dictatuur van het proletariaat. De Staat is totalitair, het is te zeggen dat de verschillende partijen afgeschaft werden en de dictators zich zelf ad vitam eternam hebben aangesteld.
Politiek gesproken: de macht in handen van het proletariaat door een sterke Regeering, zonder kontrool van een Parlement. De verkiezingen van raadscommissarissen en openbare machtsbekleeders zijn benoemingen geworden. De vrijheid en het geheim der verkiezingen bestaan niet; men kiest ‘openlijk’ in groep, met opgeheven hand, vaak onder bedreiging. Het stellen van tegencandidaturen is uitgesloten. Vele gewezen burgers hebben geen kiesrecht. Van vrije wilsuiting der bevolking spreken is in zulk geval meer dan potsierlijk.
Sociaal gesproken: afschaffing der standen; in theorie: alle- man gelijk.
Economisch gesproken: geleide economie, volgens communistische leer; alle productie- en distributiemiddelen in de handen van den Staat.
| |
| |
Welke zijn de uitslagen? Het is te vroeg om zich een oordeel te vormen en een finaal vonnis te vellen. Maar dit kan men getuigen, dat er zware ellende heeft geheerscht in Rusland, en af en toe nog heerscht. Het persoonlijk initiatief bestaat niet meer. Het is de geest van den bijenkorf; de administratie is anoniem en oppermachtig. De doodstraf bedreigt elke opstandigheid.
Vergeten wij niet nochtans dat Rusland, dit enorme gebied, waar alle grondstoffen voorradig zijn, een wereld op zich zelf vormt en dus een ideaal complex is om geleide economie te beproeven, en wie geleide economie zegt, zegt dictatuur en omgekeerd, want absoluut geleide economie is zonder dictatoriaal ingrijpen van den Staat ondenkbaar.
Leven de Russische arbeider en de Russische boer gelukkiger na deze hervorming van den Staat in dictatorialen zin? Wij mogen het betwijfelen, als wij ons beroepen op de weigerigheid van de boeren om hun gewin af te staan aan den Staat en als wij bedenken dat de werkman een sweating system kent, zooals in de meest getayloriseerde kapitalistische industrieën, en hem zelfs alle recht van staking of van protest ontzegd wordt.
Wij zullen niet loochenen dat er een zekere mystiek van het Piatiletka of Vijfjarenplan bestaat, die de lasten draaglijker maakt. Vooral de Russische jeugd kent dit steunend geloof.
Vergeten wij echter vooral niet dat de toestanden in Rusland vóór den oorlog erbarmelijk waren, en dat door de Russische revolutie een volledige hervorming als van zelf sprekend mag genoemd worden.
Een dergelijke revolutie en hervorming zouden niet te verklaren zijn voor onze Westersche landen en zeker niet voor België. Verbeeld u onze Belgische werklieden en burgers verplicht aan te schuiven voor distributie-magazijnen waar de helft van den tijd de noodzakelijkste producten ontbreken. Wie witte boonen wenscht moet zich vaak met... petroleum behelpen. Slechts de vreemdelingen kunnen in Sovjet-Rusland met geld koopen en tegen onmenschelijk dure prijzen in weelde leven. Onze werklieden en landbouwers zijn niet mystisch genoeg en ook niet ongelukkig genoeg om zich Russische toestanden te laten welgevallen.
| |
| |
| |
Corporatisme.
Een meer gemilderden vorm van dictatuur vinden wij in Italië, onder de leiding van den gewezen socialist BENITO MUSSOLINI. Deze vorm van Staatsinrichting vergt onze bijzondere aandacht.
In Italië gaat de hervorming van den Staat in corporatieven zin door, volgens de princiepen van het fascisme, dat den strijd aangebonden heeft zoowel tegen het parlementarisme in liberalen zin, zooals dit geboren werd uit de Hervorming en de Wedergeboorte en zich ontwikkelde langs de wegen van het natuurrecht, om tot ontplooiing te komen na de groote Engelsche, Amerikaansche en Fransche revoluties, als tegen het socialisme, opgebouwd naar de theorieën van LONGUET, BUCHANAN, KARL MARX, WILSON, LENIN.
Het fascisme bevecht de ongeordendheid der liberale maatschappij en tevens den klassenstrijd, door de socialisten gepredikt en gevoerd. Aan het liberale systeem verwijten de fascisten zijn individualisme, hetwelk, economisch gezien, veroorzaakt heeft accumulatie van kapitaal in de handen van enkelen, namelijk de banken, die het bedrijfsleven onder hun bedwang houden.
De fascisten, zoowel als de communisten, schijnen het winstbejag als productie-element te verwerpen. Zij gelooven niet in het automatisme der liberale leer, die verkondigt dat alles wel terecht komt door zich zelf. Productie mag niet berusten, zeggen zij, op het verwezenlijken van de grootst mogelijke winst, maar op de behoeften der samenleving. Trouwens, socialisme, communisme, fascisme en er bij aansluitend de merkwaardige encyclieken Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, het zijn allemaal proefnemingen en manifestaties van één en dezelfde geestesbetrachting: meer sociale rechtvaardigheid.
In Rusland streeft men het doel na door de dictatuur van het proletariaat; in Italië door de dictatuur van den enkeling, omgeven door trouwe geestverwanten.
In Duitschland hult het zich, eveneens onder de leiding van één Führer, in het gewaad van hyper-nationalisme, onder de machtspreuk: gelijkberechtiging voor alle Ariërs.
In de parlementair-ingerichte landen trouwens, laat een zelfde
| |
| |
verzuchting zich hooren: meer rechtvaardigheid, strijd tegen misbruiken, medezeggingschap, en tevens, en dit schijnt paradoksaal, meer macht aan de uitvoerende organismen, aan de Regeering dus.
Laten wij even meer uitgebreid het corporatisme in oogenschouw nemen, omdat het schijnt meer kans van burgerrecht te hebben in onze landen, en onderzoeken wij vluchtig de ideologie van het corporatisme op politiek, sociaal en economisch gebied.
Politiek gezien, verwerpt het corporatisme de idee van individualisme. Het individu lost zich op in den Staat. De Staat is alles. ‘Alles voor den Staat, alles door den Staat,’ zegt MUSSOLINI. Volledige vrijheid van denken valt dus weg. De Staat denkt voor u, en gij denkt zooals de Staat, Staat zijnde hier synoniem van dictator. Verklikking en gebrek aan oprechtheid zijn de moreele gevolgen van dit systeem.
Sociaal gesproken, is de theorie van het fascisme verlokkend, vermits de klassenstrijd uitgeroeid wordt, en de verhouding tusschen werkgever en werknemer op het begrip solidariteit wordt gevestigd. Stakingen en conflicten worden uit den aard vermeden. De kapitalistische bepaling van het arbeidsloon, steunend op vraag en aanbod, valt weg. Dat is echter louter theorie. Practisch blijven de internationale elementen van vraag en aanbod bestaan en voortdurend de nationale mogelijkheden contingenteeren en beïnvloeden; daar kan geen enkel Staatssysteem iets aan veranderen. Het gevolg is dan ook dat in Italië het leven duurder is dan elders, de Staatsschuld aanzienlijk, het budgetaire deficiet veel te groot en de levensstandaard der arbeidende klasse veel te laag.
Economisch gezien, is het corporatisme, zooals het zich onder de hoede van het fascisme ontwikkelt, in een periode van wording. Als men corporatisme gezegd heeft, heeft men slechts een algemeene idee vooruitgezet, maar de juiste toedracht der zaak ligt nog in het nevelachtige.
Inderdaad, het productie- en distributiesysteem van het corporatisme verschilt niet, althans op het oogenblik, van het zuiver kapitalistisch individualistisch systeem. Interventie van den Staat op economisch gebied blijft zelfs voor dictatoren, zooals HITLER en MUSSOLINI, uiterst moeilijk en uiterst ruineus. Zoowel in Duitschland als in Italië hebben de openbare werken de gemeenschap verbluft, maar de Staatskas uitgeput.
| |
| |
Maar vergat ik u niet te zeggen wat ten slotte de corporatieve Staat is? Hij berust doodeenvoudig op het volgende: de vertegenwoordigers der verschillende politieke partijen vervangen door vertegenwoordigers der verschillende belangengroepeeringen: het is de oude gedachte der gilden, die herboren wordt, gilden, waarvan de geschiedenis ons de engheid van begrippen en de bekrompenheid van opvatting, alsmede de tirannische beperking der vrijheid voor oogen houdt.
Dat nochtans de ontwerpers van het fascisme en het corporatisme zich zelf geen illusies maken, blijkt uit volgenden passus uit het werk van PAUL EINZIG: ‘De economische grondslagen van het Fascisme’. Dit werk is in het Engelsch geschreven door iemand, die zich tot hiertoe specialiseerde op het gebied der monetaire vraagstukken. Schrijver bezocht Italië in 1932 en interesseerde zich daar voor het corporatief systeem. Hij is er gunstig voor gestemd, maar zegt toch het volgende: ‘Het fascisme bezit geen afdoend middel om dit kwaad in één, twee, drie te genezen. Tenzij het kapitalistische stelsel geheel wordt verlaten en in aansluiting op communistische productiemethodes een collectivistische wijze van distributie en consumptie wordt ingevoerd, bestaat er geen hoop het probleem op te lossen. Evenmin is de door het communisme toegepaste oplossing ideaal te noemen. De algeheele uitschakeling van het particulier initiatief is er op gericht, de capaciteit der productie zóó te reduceeren, dat de menschheid beroofd wordt van de voordeelen van een verbeterd systeem van distributie. Het eene uiterste is het zuivere kapitalisme met zijn tot in het uiterste opgedreven productie door de kracht der onbelemmerde individueele belangen en zijn hopeloos onvoldoende distributiestelsel, dat uitloopt op periodieke crisissen, die zelfs de bevoorrechte klassen van de voordeelen van den technischen vooruitgang berooven. Het andere uiterste is het communisme, met zijn distributiesysteem dat ons ideaal nabij komt en met zijn systeem van productie dat, ondanks de voordeelen der planmatigheid, zwaar wordt gehandicapt door het gebrek aan particulier initiatief. Tusschen deze twee uitersten staat het fascisme, welks productiesysteem de voordeelen der planmatigheid, zij het niet in denzelfden omvang als bij het communisme, bezit, en dat toch het voordeel van het particulier initiatief geniet, hoewel misschien in
eenigszins geringeren omvang
| |
| |
dan in de landen die het laissez faire-stelsel huldigen en dat kan bogen op een distributiesysteem dat, hoewel niet zoo goed als dat van het communisme, toch oneindig beter kan worden dan dat van het zuiver kapitalisme.
Dank zij den zeer grooten invloed van den Corporatieven Staat op ieder gebied van economische activiteit, is het in den Fascistischen Staat mogelijk arbeidsloonen, salarissen, groothandels- en kleinhandelsprijzen, benevens andere bestanddeelen van den levensstandaard, zóó te regelen, dat een goederenverdeeling verkregen wordt, die zooveel mogelijk in overeenstemming is met de belangen van alle individuen. Wel moet worden toegegeven dat het Italiaansch systeem nog niet het stadium bereikt heeft dat het zonder meer een toetssteen zou kunnen zijn voor de mogelijkheden in de genoemde richting. Het voorbereidend werk om het gestelde doel te bereiken heeft echter reeds goede vorderingen gemaakt. Dank zij het tot stand komen van den industrieelen vrede, zijn de arbeidsloonen in Italië veel elastischer dan in welk ander land ook. Dank zij de ontwikkeling van het corporatieve systeem, worden de prijzen van goederen en diensten van allerlei aard meer en meer elastisch. Vroeger of later zal het Fascistisch Bewind een methode uitwerken, waardoor het mogelijk zal zijn, dank zij het voordeel van de elasticiteit van loonen en prijzen, de geheele door verbeterde productiemethodes verkregen winst naar de heele natie over te hevelen.
Het valt buiten ons bestek naast het in dit boek gestelde doel te discusseeren over een concreet voorstel tot oplossing van het distributievraagstuk. Om zulk een oplossing te vinden zou men een leven van naarstig zoeken noodig hebben, een leven niet van een enkel individu, maar van een organisatie, die zoowel over een grooten rijkdom aan technische kennis als over verbeelding zou beschikken. Toch moet het mogelijk zijn te voorkomen dat een foutieve distributie aan de menschheid de vruchten van den vooruitgang ontrooft. Het gaat er hier niet om een formule te vinden die opeens het raadsel der evenredige distributie zal oplossen. De eenvoudigen van geest, die zich voorstellen dat zulke dingen mogelijk zijn, onderschatten de buitengewone gecompliceerdheid van het vraagstuk. Er bestaat geen magische formule, die eens en voor altijd zou gelden. De aanpassing van de consumptieve capa- | |
| |
citeit van de menschheid aan haar productieve capaciteit door middel van evenredige distributie vereischt geen doode formule, maar een levende organisatie, die door een systematische aanpassing der arbeidsloonen, prijzen en arbeidsuren in staat zou zijn de gewenschte oplossing te benaderen, zonder dat het voor dat doel noodzakelijk zou zijn het particulier initiatief, dat een van de voornaamste voorwaarden van elken technischen vooruitgang is, te ontmoedigen. In een land, welks economisch stelsel gebaseerd is op de beginselen van het laissez faire, is het onmogelijk zulk een resultaat te bereiken. Slechts in een Fascistischen Staat, waar loonen en prijzen kunnen worden gereguleerd door het normaal functionneeren van het corporatieve systeem, is er reden te hopen dat het welvaartsprobleem wordt opgelost.
Indien er namelijk een oplossing mogelijk is, kan deze alleen worden toegepast in een land waar het centrale gezag in staat is zijn wil aan de factoren die de distributie bepalen, op te leggen. Het is natuurlijk veel eenvoudiger het vraagstuk aan de zijde der consumptie aan te vatten. Dat is wat in Sovjet-Rusland geschiedt. Terwijl er voor de consumenten een zekere mate van vrijheid bestaat om gebruiksgoederen uit te kiezen en te koopen, wordt toch het grootste deel der consumptie geregeld door een streng systeem van rantsoeneering. Op die wijze is het mogelijk het resultaat der productieve activiteit te verdeelen op grond van eenvoudige, rekenkundige berekeningen, in plaats van de verdeeling tot stand te doen komen door middel van de gecompliceerde machinerie van de vrije markt. Het moet worden toegegeven, dat geen enkel, onder een fascistisch bewind uitgewerkt distributiesysteem ooit zulk een hoogen graad van perfectie zal kunnen bereiken als in een communistischen Staat.
Men zou zich evenwel kunnen afvragen, of de onderdrukking van de vrijheid der consumenten om hun eigen goederen te kiezen niet een buitengewoon hooge prijs is voor het wrijvinglooze werken der distributie. Die onderdrukking berooft de menschen zonder twijfel van één der meest gewaardeerde genoegens en reduceert het leven tot een eentonigheid, die op den langen duur een degenereerenden invloed op de verbeelding moet uitoefenen.’
Het is misschien niet overbodig u enkele artikels aan te halen uit het Charter van den Arbeid, hetwelk de grondslag is waarop
| |
| |
principieel en practisch het fascisme en het corporatisme berusten.
Artikel 1. De Italiaansche Natie is een organisme, dat een hooger leven, hoogere doeleinden en middelen van handelen bezit dan de afzonderlijke of in groepen levende individuen, die haar samenstellen. Zij is een moreele, politieke en economische eenheid, die zich volledig in den fascistischen Staat verwerkelijkt.
Artikel 2. De arbeid in al zijn vormen, intellectueele, technische en handenarbeid is een maatschappelijke plicht. In dezen zin en alleen in dezen zin staat zij onder toezicht van den Staat. Het geheele productiecomplex is uit nationaal oogpunt een eenheid; zijn doeleinden zijn één van strekking en worden samengevat in het welzijn der producenten en in de ontwikkeling der nationale kracht.
Artikel 3. Beroeps- of vakorganisatie is vrij. Maar slechts de vakvereeniging die officieel is erkend en aan de contrôle van den Staat is onderworpen, heeft het recht de geheele categorie van werkgevers en werknemers, voor wie zij is ingesteld, wettig te vertegenwoordigen, haar belangen ten opzichte van den Staat en andere beroepsassociaties te beschermen, collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, die alle personen, die tot haar categorie behooren, verplichten, haar contributies op te leggen en ten opzichte van haar gedelegeerde functies van openbaar belang uit te oefenen.
Artikel 4. In de collectieve arbeidsovereenkomsten vindt de solidariteit tusschen de verschillende productiefactoren, door middel van de verzoening der tegengestelde belangen van werkgevers en werknemers en subordinatie aan de hoogere belangen der productie, haar uitdrukking.
Artikel 5. De Magistratuur van den Arbeid is het orgaan waarmede de Staat tusschenbeide komt om arbeidsgeschillen te regelen, hetzij dat deze betrekking hebben op het nakomen van overeenkomsten en andere bestaande regelingen, hetzij op het vaststellen van nieuwe arbeidsvoorwaarden.
Artikel 6. De officieel erkende Nationale Associaties verzekeren de juridische gelijkheid tusschen de werkgevers en werknemers, handhaven de orde van productie en arbeid, en streven naar verbetering hiervan. De Corporaties vormen de eenheidsorganisatie
| |
| |
der productiekrachten en vertegenwoordigen hiervan alle belangen. Daar de belangen der productie Staatsbelangen zijn, worden de Corporaties, met het oog op deze volledige vertegenwoordiging, officieel als Staatsorganen erkend.
Artikel 7. De Corporatieve Staat beschouwt het particulier initiatief op het gebied der productie als het doeltreffendste en nuttigste werktuig van het belang der Natie. Daar particuliere organisatie der productie een functie van nationaal belang is, is de ondernemer tegenover den Staat verantwoordelijk voor de wijze der productie. De samenwerking der productieve krachten brengt wederzijdsche rechten en verplichtingen tusschen haar teweeg. Hij die werk verricht, hetzij als technicus in dienst, hetzij als arbeider, is actief medewerker in de economische onderneming, wier leiding ligt in handen van den werkgever, die er voor verantwoordelijk is.
Artikel 8. De beroepsassociaties van werkgevers zijn verplicht op alle mogelijke wijzen de vergrooting en verbetering der productie, benevens de verlaging der kosten, te bevorderen. De vertegenwoordigers van hen, die een vrij beroep of kunst uitoefenen en de associaties van ambtenaren oefenen toezicht uit op de belangen van kunst, wetenschap en letterkunde, op de verbetering der productie en op het bereiken van de moreele doeleinden der Corporatieve Orde.
Artikel 9. Tusschenkomst van den Staat in het economisch leven heeft slechts plaats, wanneer het particulier initiatief ontbreekt of onvoldoende is, of wanneer politieke belangen van den Staat in het spel zijn. Deze tusschenkomst kan den vorm aannemen van toezicht, van steun of van rechtstreeksch beheer.
Artikel 10. In collectieve arbeidsgeschillen kan geen gerechtelijke procedure worden begonnen, alvorens het corporatieve orgaan getracht heeft tot een verzoening te komen.
In individueele geschillen betreffende uitleg en toepassing der collectieve arbeidscontracten hebben de Nationale Associaties de bevoegdheid verzoenend tusschenbeide te komen. De rechterlijke bevoegdheid in deze geschillen berust bij de gewone magistratuur, met toevoeging van assessoren, die door de belanghebbende beroepsassociaties worden benoemd.
| |
| |
Zooals gij bemerkt, kunnen vele der desiderata van het Charter van den Arbeid even goed in een parlementair stelsel, al zij het dan ook in gemilderden zin, tot verwezenlijking komen en is dit ook in vele landen, o.m. in België, het geval, met dit verschil dat hier het vrijheidsprinciep steeds volledig tot grondslag van overeenkomsten ligt.
Stippen wij terloops aan dat trouwens in Italië zelf en ook in andere landen, waar corporativistische experimenten tot uiting komen, een groot verschil bestaat tusschen desiderata en practische verwezenlijking. Zelfs in Italië ligt het corporatisme nog in de kinderluiers, en werkt het in op de massa als een geloof meer dan als een werkelijkheid. De mystiek van het corporatisme, de mystiek van het Piatiletka, de mystiek van het Hitlerisme, de mystiek van het geloof, tout court, vinden elkander vaak terug op de hoogste toppen van het menschelijk denken, waar de wetenschap en de redeneerkunst ophouden en de geloofsovergave begint.
| |
De roomsche kerk.
Bij de bespreking van dit probleem dienen wij de werking van de Roomsche Kerk niet uit het oog te verliezen. Inderdaad, het communisme is kettersch en anti-godsdienstig; het Duitsch nationaal-socialisme heeft heidensche verzuchtingen; het Italiaansch fascisme is evenmin orthodoxgezind, stelt de idee ‘Staat’ voorop, en maakt den burger onderhoorig aan den Staat; het individualisme in liberalen zin is al te vrij. Het spreekt van zelf dat de Kerk hààr systeem vooruit te duwen heeft, en zoo kregen wij die twee encyclieken Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, waarvan niemand loochenen zal dat zij monumenten van hooge zedelijke en geestelijke waarde zijn, maar dat zij natuurlijk en van zelfsprekend voorop stellen het aanvaarden der grondslagen van het Roomsch katholiek geloof. Paus Pius XI heeft trouwens ex-cathedra verklaard, dat de vrije mededinging een gewettigde en nuttige zaak is, maar dat zij nooit als regelende norm van het economisch leven dienen kan. Er moet dus iets anders in de plaats gesteld worden, zal wel de logische gevolgtrekking zijn.
In Oostenrijk heeft wijlen kanselier DOLFUSS een proeve van corporatisme ingevoerd naar den geest van Quadragesimo
| |
| |
Anno. Deze proefneming wordt voortgezet; ook in Polen en vooral in Portugal spelen zich corporativistische experimenten af, steeds onder dictatoriaal beheer en, in 't laatste land, op uitsluitend christelijken grondslag.
| |
Onze houding.
Verwachten wij de redding langs die zijde? Neen, want het corporatief stelsel vooronderstelt dictatuur, welke wij verwerpen als onwaardig en regressief. Economisch gesproken, kan corporatisme de natuurlijke phase van mededinging niet uitschakelen, en is het bijgevolg voor een land als België niet te aanvaarden.
| |
Het parlementair stelsel.
Is er dan niets te doen? Ja toch, het liberaal parlementair stelsel kan en moet verbeterd, desnoods hervormd worden.
Er zijn verschillende wijzen van ingrijpen; wij laten er twee volgen, een maximale, een minimale.
Stellen wij voorop dat wij voor ons land niet gelooven in de dictatuur, noch van links, noch van rechts. Wij stellen de vrijheidsgedachte als onaantastbaar en wenschen deze niet te offeren op het altaar van zoogezegde orde en tucht. Wij verwerpen elk stelsel dat de geordende vrijheid zou aantasten. Welnu, die geordende vrijheid vindt haar beste waarborg in het liberaal democratisch-parlementair stelsel, zooals het in België en in de meeste West-Europeesche landen nog in voege is.
Gij kent het mechanisme in België: een Parlement verkozen door het volk in zijn breedste lagen, bestaande uit een Kamer van Volksvertegenwoordigers en een Senaat, overkoepeld door een grondwettelijke, erfelijke monarchie.
Het partijenstelsel is vrij. Iedereen kan lijsten voordragen. De talrijkste groep vormt de regeering. Bij gebrek aan volstrekte meerderheid voegen twee of meer groepen hun krachten samen.
De Regeering is verantwoordelijk tegenover het Parlement. De Ministers worden wettelijk en vrijelijk door den Koning benoemd, maar kunnen niet blijven regeeren zonder parlementairen steun.
De standen zijn buiten het Parlement, afzonderlijk in vrije
| |
| |
vereenigingen gegroepeerd en georganiseerd. Zij kunnen elkander ontmoeten en accoorden sluiten. Zij kunnen elkander ook vrij bevechten. De uitdrukking van de gedachten is volkomen vrij. Het volk wordt geregeerd naar den wil van zijn meerderheid. Regeering en Parlement houden zich bezig met alle uitingen van het menschelijk en maatschappelijk wezen, zoo economisch als sociaal en cultureel.
De wetsvoorstellen kunnen neergelegd worden zoowel door Parlementsleden als door de Regeering. De bespreking geschiedt voorafgaandelijk in commissies, welke in de Kamer van Volksvertegenwoordigers regelmatig vernieuwd worden, en in den Senaat een meer bestendig karakter dragen.
De Regeering heeft de uitvoerende macht in handen.
Wij stellen nochtans vast, dat het parlementarisme, zooals het heden in sommige landen, hoofdzakelijk in Frankrijk, eenigszins ook in België, tot uiting komt, teekenen van sleet vertoont. Al is het stelsel op zich zelf goed en moet het niet afgeschaft, toch zou het dienen geregenereerd en aangepast te worden. Het economisch leven overheerscht de bekommeringen van het oogenblik, wij moeten er ons Staatsbestel naar schikken. Dit moet, naar onze absolute meening, gebeuren op democratischen grondslag. Hoe kan dit gaan?
1) De Regeering moet in den vollen zin van het woord de uitvoerende macht voor zich behouden. Het experiment der volmachten is afdoende geweest; daar moet regelmatig, waar het noodig is, gebruik van gemaakt worden, onder toezicht van het Parlement. De Regeering zou telkens moeten aanblijven voor den tijd van een volledige wetgeving, dit wil zeggen, voor vier jaar, uitgezonderd bij buitengewone gebeurtenissen, bij welke gelegenheid het Staatshoofd ingrijpen kan door zijn Ministers te ontslaan. De Ministers kunnen individueel aftreden zonder daarom de Regeering te doen vallen.
Er moet samenhang en continuïteit zijn in de daden der Regeering. De Kroon mag nooit ontbloot; zij vindt haar dekking in Regeering en Parlement zelf. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden grijpt de Vorst in, en dan nog langs wegen van wel omlijnde wettelijkheid.
| |
| |
In princiep blijkt dit stelsel een ideaal te zijn en best geschikt om een beschaafd en mondig volk het maximum van verstandig staatsbeleid te doen genieten.
2) Parlementaire hervorming - A. Maximaal voorstel. - De Kamer van Volksvertegenwoordigers moet blijven bestaan, gekozen op grondslag van algemeen kiesrecht, naar mijn opinie uitgebreid tot de vrouwen, of volledigd door toevoeging van een bijkomende stem aan het gezinshoofd.
Het Kamerreglement dient streng alle overtolligheid van spreekbeurten en spreektijd te besnoeien.
Een degelijke vergoeding aan de Parlementsleden dient gehandhaafd, dit op grondslag der rechtmatige eischen van de democratie. De gegoeden alléén mogen het recht niet opeischen om het land te besturen; anderzijds mag echter het lidmaatschap der Kamer van Volksvertegenwoordigers niet uitgroeien tot een beroep. Daarenboven, in denzelfden gedachtengang, zouden de zittingen minder talrijk, doch langer moeten zijn. Een viertal korte, maar intensieve zittingsperioden zouden volstaan, hetgeen aan de Kamerleden zou toelaten het overige van hun tijd aan hun persoonlijke belangen te besteden en aan de Regeering de noodige gelegenheid tot werken en uitvoeren zou laten.
De thans ellendig geslonken eerbied voor den Volksvertegenwoordiger moet groeien uit de erkenning van zijn werk.
De kiesomschrijving zou moeten uitgebreid worden tot de provincie, met afschaffing van de arrondissementsomschrijving. Het overschot der stemmen van de provincie kan gebezigd worden voor gemeenschappelijke lijsten, geldig voor geheel het land. Dit behoort tot de technische uitwerking van het stelsel.
De Senaat echter heeft grootendeels zijn oorspronkelijk karakter verloren. Hij is niet meer het controleerend lichaam der Kamer van Volksvertegenwoordigers, maar haar absolute dubbelganger. Kamer en Senaat zouden kunnen versmolten worden tot één Wetgevende Kamer. Waarnaast zou dienen gesteld een Raadgevende Kamer, organisme met raadplegende stem, hetwelk voor doel zou hebben de wetten te helpen voorbereiden.
De leden van deze Raadgevende Kamer worden niet door algemeene verkiezing verkozen, maar wel door gevestigde groepeeringen aangeduid. Die aanduiding wordt door Koninklijke
| |
| |
Besluiten bekrachtigd. De Raadgevende Kamer telt afgevaardigden van de economische lichamen, zooals Handels- en Nijverheidskamers, zoowel als van de organismen, die zich bezighouden met de verdediging van landbouw, vervoer, cultureele belangen en sociale werken.
Het bestaan eener Raadgevende Kamer zal voor gevolg hebben, dat de belanghebbenden niet meer a posteriori zullen moeten gaan klagen over gestemde wetten, maar a priori zullen gehoord worden.
De leden van deze Kamer worden bijeengeroepen naar gelang de noodzakelijkheid. Deze Kamer is ingedeeld in afdeelingen volgens de belangen. Deze afdeelingen zetelen afzonderlijk of in algemeene vergadering, volgens noodwendigheid. De leden worden slechts met zitpenningen betaald. Op die wijze komt men te gemoet aan de volkscritiek, die beweert dat de Parlementsleden een mandaat vervullen uitsluitend met de bedoeling er geld mede te verdienen zonder er voor te werken.
Het blijft ook wel verstaan, dat cumulatie van belangrijke posten, als deze van Kamerlid met Burgemeester- of Schepenschap, of wel deze van lid der Raadgevende Kamer, met een politiek mandaat niet zou toegelaten worden.
Het is meer dan ooit noodzakelijk dat in de moderne samenleving een breede geest van solidariteit alle standen vereenige en in elke belangengroepeering afzonderlijk tot uiting kome. Wij staan sedert lange jaren in het gareel van den gemeenschapsdienst en weten hoe neerdrukkend het soms is te moeten vaststellen dat zij voor wie ge werkt u met hooghartige onverschilligheid of egoïstische gemakzucht bejegenen. Daarom: meer wettelijke macht voor de georganiseerde belangengroepeeringen en meer gehoor nog voor hen in wetgevende en regeerende kringen.
Waarom geen uitsluitend Corporatieve Staat? Omdat wij niet gelooven in den ‘homo economicus’, wel in den volledigen mensch met zijn stoffelijke, geestelijke en zedelijke waarden. De Raadgevende Kamer zou die elementen opslorpen, die wars van politiek, toch hun land zouden willen en kunnen dienen in eenvoud, in bescheidenheid, in stilte, in bekwamen ernst en in een geest van volledige offervaardigheid.
| |
| |
De Raadgevende Kamer zou een aanvulsel en geen dubbelganger van de Kamer van Volksvertegencoordigers zijn, die in invloed, in aanzien en in arbeidsintensiviteit zou stijgen.
Waarom de Wetgevende Kamer het laatste woord moet hebben? Omdat de ‘belangengroepeeringen’ vaak de zaak te eenzijdig zouden kunnen zien. De wetgever moet steeds 't algemeen belang voorop stellen, na zich behoorlijk aan de bron ingelicht te hebben.
Het spreekt van zelf dat deze veranderingen en hervormingen van diepgaanden aard zijn en trouwens een ontbinding van het Parlement en een grondwetsherziening zouden noodzakelijk maken. Wat wij hierboven voorstellen moet dus als een maximum aangezien worden.
B. Minimaal voorstel. - Een minimum en een geleidelijke, fragmentarische hervorming zou nochtans kunnen betracht en uitgewerkt worden door het systematisch organiseeren van Hoogere Raadgevende Commissies, zooals er nu reeds trouwens verschillende fungeeren, al weze het dan op sporadische, verbrokkelde en tamelijk inactieve wijze.
Wij stellen ons zeer goed voor dat een Hoogere Raad voor al de economische aangelegenheden zou kunnen bestaan, die al wat 's lands economie betreft in onderzoek zou nemen en desbetreffend verslagen en wetsvoorstellen aan het Parlement zou overmaken. Deze wetsvoorstellen zouden na onderzoek en globale stemming door het Parlement kracht en wet krijgen. Voor al wat aangaat het saneeren en opdrijven der exportmogelijkheden zou deze Raad eveneens uitstekende diensten kunnen bewijzen. Hetzelfde zou gelden voor andere raden, zooals deze voor gerechtsaangelegenheden, voor cultuurzaken, voor sociale werken en dergelijke meer.
Een nog eenvoudiger hervorming zou de volgende wezen: minstens de helft der leden van den Senaat doen aanduiden door gevestigde organismen en niet door het kiezerskorps. Nu is de werking van de grondwettelijke samenstelling van den Senaat vervalscht en grootendeels uitgeschakeld. De provinciale en gecoöpteerde Senaatzetels dienen slechts om ‘gevallen’ Senators terug in het zadel te helpen. De helft minstens van den Senaat zou uit ‘bevoegdheden’ moeten bestaan.
| |
| |
Naar mijn oordeel zou deze hervorming een saneering der parlementair-democratische instellingen beteekenen.
In vele gevallen is democratie practisch synoniem van demagogie, van laksheid, van gemakzucht en van lafheid geworden, en dat is jammer. In moeilijke tijden vooral moet men durven willen en vooral weten wat men wil, en daarvoor is een sterke, maar tevens gecontroleerde leiding noodig, evenzeer als bevoegdheid in al de organen waarop deze leiding steunen moet.
Wij moeten absoluut ballast uitgooien, willen wij niet stranden in het moeras der volksvleierij, of terechtkomen op de klippen der dictatuur.
| |
Begin van uitvoering.
Wij stellen tevens met groote voldoening vast dat in de laatste tijden de wisselwerking en het contact-nemen tusschen Regeering en economische groepeeringen, zooals Handels- en Nijverheidskamers en andere Economische Vereenigingen, veel menigvuldiger en actiever geworden zijn dan voorheen. De belangengroepeeringen worden geraadpleegd; maar het wettelijk volgroeide organisme om deze raadplegingen intensief te maken ontbreekt nog.
Zoo de nu reeds meer dan zeventig in getal bestaande hoogere raadgevende commissies goed werken en regelmatig gehoord worden, kan men daardoor langzamerhand, maar zeker, geleidelijk, maar volgroeid, geraken tot het door ons gesteld ideaal.
Door het Ministerie van Economische Zaken werd in de laatste tijden als een soort van pre-corporatisme gehuldigd, daar waar door de besluit-wet van 13 Januari 1935 de mogelijkheid van economische accoorden vooropgesteld wordt, accoorden die getroffen worden door de meerderheid der vertegenwoordigers van een groep en die bindend zijn voor de minderheid, al krijgt deze minderheid ook kans om haar stem te laten hooren. Dat is een bescheiden stap op het terrein der geleide en geordende economie, steunend op erkenning van beroepsgroepeeringen, die men ‘pour les besoins de la cause’ evengoed corporaties noemen kan.
| |
| |
Ziehier artikel 1 van deze besluit-wet: Elke beroepsgroepeering van voortbrengers of verdeelers, bekleed met de burgerlijke rechtspersoonlijkheid, kan de uitbreiding vragen over al de andere voortbrengers of handel, van een door haar vrijwillig opgenomen verplichting in zake voortbrenging, verdeeling, verkoop, uitvoer of invoer.
Deze maatregel heeft voor- en nadeelen.
Voordeelen zijn: het verhinderen van overtollige productie en anarchieke distributie.
Nadeelen zijn: het uitschakelen van de mededinging en het aan den band leggen van eerbiedwaardige initiatieven, of erger nog het in het leven houden van ziekelijke bedrijfsinrichtingen, ten nadeele van de gezonde en van de gansche volksgemeenschap.
Een andere stap in dezelfde richting werd gedaan door het neerleggen van een wetsvoorstel, onderteekend door Volksvertegenwoordigers HEYMAN en POULLET, met de bedoeling een vasten juridischen vorm aan de syndicaten te verleenen.
Ik wil eindigen met het aanhalen der woorden, uitgesproken door Zijne Majesteit LEOPOLD III, bij gelegenheid zijner troonsbestijging, waar hij zegt: ‘De Staatsregelingen, die in onze Grondwet liggen besloten en die een honderdjarige proef hebben doorstaan, zijn breed en lenig genoeg om zich in ordelijke en wettelijke tucht bij de veranderlijke noodzakelijkheden van den tijd aan te passen.’
In die woorden ligt ontegensprekelijk, zoo niet de wensch tot hervorming, dan toch het klaar inzicht van mogelijkheid tot hervorming besloten. En waar dit inzicht bestaat, zal wel niet ver te zoeken zijn naar de overtuiging tot wenschelijkheid van hervorming.
Wij bevinden ons dus in goed gezelschap, wanneer wij onze thesis van hervorming van den Staat vooruitzetten.
De ontwikkeling en het verloop der jongste ministerieele crisis hebben bewezen dat de idee van raadpleging van economische machten van den Staat werkelijkheid geworden is. Z.M. de Koning heeft inderdaad voorzitters van Handelskamers geraadpleegd en de vertrouwensman van het Centraal Nijverheidscomité werd met een Minister-portefeuille bedacht. Daarenboven lezen wij in de regeeringsverklaring VAN ZEELAND het volgende:
| |
| |
‘Op maatschappelijk gebied zullen wij de trapsgewijze inrichting van de beroepen aanmoedigen en wij nemen ons voor, een zekere verordenende bevoegdheid aan sommige organismen, die van de derwijze ingerichte beroepen uitgaan, toe te vertrouwen binnen de perken en met het oog op de economische en maatschappelijke oogmerken.
‘De bevoegdheid van de paritaire commissies zullen wij uitbreiden en verruimen. Op gebied van de erkenning van de syndicaten en van al de vraagstukken die met de loonregeling verband houden, zullen wij een opbouwende, voorzichtige en tevens realistische houding aannemen, ten einde de algeheelheid van die organismen op een doeltreffender wijze te laten meehelpen tot het bereiken van ons uiteindelijk doel, n.l. economische wederopbeuring.’
Dit wijst er op dat wij hier te lande, zoo niet naar corporatisme, dan toch naar pre-corporatisme streven, en trachten het goede uit het stelsel der vertegenwoordiging van de belangen te halen, zonder in overdrijving te vallen. Het komt er ten slotte slechts op aan de behoefte aan orde en de zucht naar vrijheid regelmatig te koppelen, en daarenboven den strijd tusschen collectief en persoonlijk belang te milderen of te overbruggen.
Dit alvast is onze overtuiging: communisme beteekent achteruitgang op sociaal en economisch gebied, althans voor onze Westersche landen. Corporatisme is evenmin een panaceum. Sociaal gesproken, is het geen onfeilbaar middel tegen klassenstrijd; in de Middeleeuwen bestond de sociale strijd in Vlaanderen en in Italië, ondanks corporatisme. Trouwens, de mechanisatie heeft het Middeleeuwsch corporatisme onmogelijk gemaakt.
De eindbedoeling moet zijn voor de parlementaire ingerichte landen, dat alle eerbiedwaardige belangenuitingen in orde en tucht kunnen leven en zich laten gelden. De juiste middenmaat houden en den juisten middenweg trachten te bewandelen is steeds de karakteristiek van de Belgische mentaliteit en politiek geweest.
Wij houden het er voor dat ook in dezen zulke geesteshouding en zulk streven doelmatig zijn.
ARTHUR VANDERPOORTEN.
| |
| |
| |
Bronnen: De economische Grondslagen van het Fascisme, door Paul Einzig, Mededeelingen V.E.V.
N.S. - Toen bovenstaande stuk enkele maanden geschreven was, namen wij kennis van de merkwaardige studie, aan de Hervorming van den Staat gewijd door hoogleeraar SPEYER, die op practische en eenvoudige wijze het problema belicht en een oplossing voorstelt door het organisch en juridisch verwekken van ‘Raadgevende Commissies’. Al vertoont deze studie, vooral op economisch gebied, enkele leemten, toch kan zij, naar onze meening, als grondslag en als eerste stadium voor een redematige, gevaarlooze en desniettemin nuttige hervorming van den Staat gelden. Het komt er voor ons vooral op aan te vermijden dat in de nieuwe wereldorde het individu uitgeschakeld worde, dat van den ambtenaar een handelaar en van den handelaar een ambtenaar gemaakt worde, maar dat tevens de stem van het ‘werkelijke en werkende land’ zich op tijd en stond en op doelmatige wijze kunne laten hooren en gelden. Dat schijnt ons de gezonde doelstelling te moeten zijn. Hoe ook, een hervorming van den Staat dringt zich op om redenen van uiteenloopenden aard, en wij hopen en vertrouwen dat de Regeering, na de eerstvolgende verkiezingen, dit desideratum in haar programma schrijven en eerlang verwezenlijken zal.
ARTHUR VANDERPOORTEN.
|
|