Dixelius (vert. Anne-Marie des Courtis; Edit. Je Sers, Rue Madame, Paris; fr. 15).
Een paar jaren geleden verscheen van deze schrijfster in Nederlandsche vertaling ‘De Pleegkinderen’, een prachtig boek, waarin we een kijk krijgen op al het heerlijke dat er nog ligt op den bodem van de door het Noodlot gepijnigde menschenzielen. Het is de geschiedenis van Johan, neef en pleegzoon van den predikant en van Elin, de dochter van dominee's overleden vrouw, uit haar eerste huwelijk. Stil en bitter is de strijd, die gestreden wordt tusschen Johan en den dominee, die elk gevoel van toenadering van Johan tot Elin tracht te verstikken. In een oogenblik van woede doodt Johan onwillens zijn pleegvader. Aan een ongeluk wordt geloofd. Johan huwt Elin. Er komt een kind dat een moedervlek heeft juist op de plaats waar Johan den doodelijken slag toebracht. Het Geweten spreekt: raak mij niet aan met uwe hand, want dan blijf ik niet langer rein. Nadat Johan dit kind is gaan haten, werpt hij zich in de armen van een vreemde vrouw om ten slotte, door wroeging verteerd, in de gevangenis terecht te komen. Geknakt komt hij terug en sterft. Elin draagt moedig alle levensleed en offert zich op voor de vrouw, die zich tusschen haar en haar man heeft geplaatst. Zij wil eveneens boeten omdat zij meent schuld te hebben aan het tragisch lot van deze menschen: zij heeft nl. het kind van Johan verlangd, vóór zij met hem huwde.
De geschiedenis van Sara Alelia speelt in de jaren tusschen 1798 en 1850 in Lappmarken. Toen ze nog heel jong was, trouwde ze met een ouden predikant. Kort daarna echter werd zij weduwe. Tijdens haar korte huwelijk ging haar liefde naar een jongen man, Lars Magnus, van wien zij een kind verwacht. Zij onderneemt een verren tocht om den vader op te zoeken, maar deze stoot haar van zich af. Nu zal zij naar haar dorp terugkeeren, waar zij in alle eenzaamheid het kind zal opvoeden.
In het leven van deze vrouw komt ook een aan lager wal geraakt hulppredikant, Norenius, een buitengewone figuur, behept met de zonderlingste eigenaardigheden, doch een man met een goed hart en die gansch zijn leven een steun is voor Sara Alelia. Van deze vrouw gaat een wonderbare bekoring uit. Zij heeft invloed op allen, die met haar in betrekking komen en die invloed komt vooral tot uiting in de geschiedenis van haar zoon Erik-Anton en van haar kleinzoon Per Olof, voor wie zich de blind geworden Sara Alelia, gehard door den levensstrijd, nog steeds weet op te offeren.
Het boek is rijk aan vele mooie bladzijden. Noemen we daaronder de geschiedenis van het boerenmeisje Lydia; het huwelijk van Erik-Anton met Angelika; het huwelijk van den