| |
| |
| |
Actueele Vraagstukken.
De Heer Maurits Lippens, Minister van State, Voorzitter van den Senaat, heeft op de algemeene vergadering van de Liberale Grondwettelijke Vereeniging te Gent in Juni ll. een rede gehouden, die om de belangrijke verklaringen en vast omlijnde aanwijzingen, daarin vervat, verdient aandachtig overwogen te worden.
Hij ontleedde de wet op de vervlaamsching van het gerecht en besprak verschillende voor het land belangrijke vraagstukken, na vooraf te hebben vastgesteld dat veel waardevolle krachten, die aan het Land diensten zouden kunnen bewijzen, zich aan de politiek onttrekken en er een afkeer voor betoonen. Dit is licht te begrijpen, wanneer men bedenkt dat men zich soms te weer moet stellen tegen hevige aanvallen van klieken, die, onder de hypnose van kleinzielige opvattingen van hun groepje of van persoonlijke voordeelen, zich vastklampen aan hardnekkig verdedigde voorrechten, en de gewichtige, alles overheerschende problema's van den dag, ja, het belang van de gansche gemeenschap uit het oog verliezen. Zulk een handelwijze leidt tot de verbrokkeling van de Partij, tot machteloosheid, tot vernietiging van de tucht.
Hier volgen enkele beschouwingen uit zijn rede.
* * *
Er werd beweerd, dat de Regeering, door de wet op de vervlaamsching van het gerecht te doen aannemen, de belofte om het status quo in zake politiek te behouden, geschonden heeft.
Dat is verkeerd.
Minister Van de Velde heeft, zonder tegengesproken te worden, in de Kamer verklaard, dat het wel verstaan was, dat het wetsontwerp, door de Kamer aangenomen en aan den Senaat onderworpen, een definitieve wet moest worden, vóór de Kamer op reces ging.
| |
| |
Er werd beweerd dat de wet ongrondwettelijk is.
Dat is verkeerd.
Artikel 23 van de Grondwet luidt als volgt:
‘Het gebruik der talen, in België in zwang, is vrij; het kan enkel door een wet geregeld worden, namelijk voor de akten van de openbare macht en voor de gerechtszaken.’ De redevoering, door Devaux in het Nationaal Congres gehouden, bewijst dat hierbij vooral de pleidooien bedoeld werden.
Er werd gezeid dat de nieuwe wet een dwangwet is.
Ongetwijfeld, evenzeer als elke wet, die onze vrijheden inkrimpt. Ze is ook een reactie tegen de schreeuwende en pijnlijke misbruiken, waarvan de Vlamingen gedurende eene eeuw het slachtoffer geweest zijn, doordien de heerschende minderheid de rechten en het streven van de meerderheid niet begreep.
Die wet bekrachtigt twee principes, die na den strijd voor het algemeen stemrecht tot grondslag liggen van gansch onze wetgeving in taalquaestie: het gewestelijk stelsel en het eentalig stelsel.
Noch het eene, noch het ander bevalt mij. Maar wat is daaraan te veranderen voor het oogenblik?
De Kamer zal op hare beslissing niet terugkomen en de overgroote meerderheid bij de Walen als bij de Vlamingen wil de taaleenheid in hun respectief gebied, en eischt dat de taal, die de hunne niet is, uit hunne gerechtshoven gebannen zij.
De Heer P.E. Janson heeft gepoogd het een en ander voor de Franschsprekenden te redden; hij slaagde er in eenige wijzigingen te hunnen voordeele te doen aannemen.
De wet bevat: A) 1o maatregelen, die den rechter toelaten, op verzoek der betrokken partijen een geding niet in behandeling te nemen en het geschil te verwijzen naar rechters, die de taal der partijen kennen;
2o schikkingen voor de advocaten om, mits zekere voorwaarden, in hunne taal (niet die van de streek) te mogen pleiten;
3o de toelating aan deskundigen om verslag uit te brengen in een andere taal dan de gewesttaal.
B) Overgangsmaatregelen: a) al de vóór 1 Januari 1930 gediplomeerde advocaten mogen pleiten in de taal naar hun keus;
| |
| |
b) dezelfde gunst voor de advocaten, die hun diploma verwierven tot vijf jaar na de uitvaardiging van de wet;
c) voorschriften voor de magistraten om rekening te houden met ‘verworven rechten.’
Die wet is stellig als een transactie te beschouwen. Ze moet beoordeeld worden niet naar de letter, maar naar den geest, waarin men ze hoeft op te vatten. Onbetwistbaar zijn moeilijkheden te verwachten bij de toepassing, maar de ondervinding zal leeren in welke mate verbeteringen dienen aangebracht te worden. Aan den onhoudbaren toestand moest een einde komen.
Geen enkele wet is volmaakt. Deze nieuwe verordening is het misschien minder dan andere, maar ze geeft voldoening aan al te lang miskende rechten. Ongelukkig, de stijfhoofdigheid van hen, die nog in gedachten in het verleden leven, die zich geen rekenschap geven van de evolutie, die niets geleerd hebben of willen begrijpen en geen recht laten weervaren, is oorzaak, de eenige oorzaak, waarom hier, evenals in zake onderwijs, te radicale maatregelen getroffen werden.
De moeilijkheden konden licht geweerd worden met een van hunne zijde juister besef der werkelijke toestanden.
De taalquaestie behoort niet tot de grondregels van de liberale Partij.
Andere gewichtige problema's vergen onze aandacht.
Nog steeds woedt de crisis ten gevolge van de algemeene politieke crisis en de verwarde economische toestanden in de heele wereld.
Zonder twijfel beïnvloeden de internationale gebeurtenissen sterk ons eigen nationaal leven. Wij gaan gebukt in de atmosfeer van onzekerheid, veroorzaakt door de aanhoudende bewapening der groote mogendheden, door hun onverpoosd zoeken naar de middelen om hunne veiligheid te sterken.
België, tusschen machtige landen ingeklemd, moet in de eerste plaats door zich zelf, door zich alleen, zijn grondgebied verdedigen. Wij mogen slechts op ons zelven rekenen. Wij mogen ons niet door de omstandigheden laten verrassen en hebben tot plicht de vestingswerken en het leger meer dan ooit te versterken. Wij zullen nooit aanvallen, maar een machtige nabuur zou van ons gebied kunnen misbruik maken om een ander te bestoken. Op ons
| |
| |
rust de dubbele last dit te beletten en de statuten, te Locarno aangenomen, te doen eerbiedigen. Dat zullen wij!
Bedroevend is het te moeten vaststellen, hoe de oorlogspsychose door de dagbladpers gewekt en aangevuurd wordt, alleen om reden van eigen stoffelijk winstbejag. Opzienbare, onrustwekkende tijdingen worden afgekondigd, om het even of zij naderhand aanleiding geven tot tegenspraak. Aangedrongen wordt op hetgeen ontsteltenis teweegbrengt, niet op hetgeen tot kalmte en geruststelling kan wekken. Haat en nijd worden aangehitst; van booze bedoelingen en lage driften wordt hoofdzakelijk gewaagd, alsof alle goede trouw uit de wereld zou verdwenen zijn. Men schijnt enkel bedacht te zijn om de toeneming van de oplage van de bladen, zonder te trachten zich op te dringen aan de waardeering der massa door de objectieve voorstelling van belangrijke, meer stichtende toestanden.
De naïveteit van de massa, hare slechte instincten, hare ongezonde nieuwsgierigheid, haar belustheid op ophefmakende berichten, opgeluisterd door aanlokkelijke fotoafbeeldingen, worden uitgebuit. Dat hebben wij onlangs nog kunnen nagaan in den wedstrijd van de dagbladen, die om het snelst en het meest gansche nummers vulden met bijzonderheden over den gemeensten en laaghartigsten moord, dien men maar denken kan.
De drukpers heeft groote schuld aan de oorlogspsychose, die tot verscherping der weermiddelen en tot het verspreiden van angst, den gevaarlijken raadgever, aanspoort.
Hare taak is het echter de vredespsychose te bevorderen en te wijzen op de onmogelijkheid van den oorlog, op het hooge beschavingswerk, waaraan allen, die van goeden wil zijn, geestdriftig moeten deelnemen.
België heeft in de internationale politiek geen overwegende rol te spelen.
Daarentegen moet het in economisch opzicht medespreken. Op zich zelf kan België niet bestaan. Het is verplicht uit te voeren. Het heeft er belang bij dat bressen geopend worden in de tolmuren, dat het door ‘dumping’ strijdt tegen de belemmeringen van zijn handel en zijn nijverheid, dat het vooral in zich zelf de middelen zoekt om de moeilijkheden te boven te komen. De huidige Regeering heeft een ernstige poging gedaan. Ze tracht door handels- | |
| |
tractaten met andere landen den toestand te verbeteren. De uitslag, bekomen door den Heer Forthomme, in de besprekingen met de leiders van de Vereenigde Staten, is een zeer flinke aanmoediging. Wij moeten in die richting volharden. Door onze diplomaten en consuls kunnen nieuwe uitwegen gevonden worden om onze nijverheid te doen herleven en de werkloosheid te bestrijden. Dit zal meer opleveren dan het uitvoeren van grootsche, weinig winstgevende werken.
Opofferingen dienen gedaan te worden ten voordeele van de koopvaardij, de prijzen van de bevrachting verlaagd, de spoorwegen ontwikkeld, de werkkracht uitgebreid, veeleer dan renten te betalen aan degenen die niets doen. 's Lands financiën zullen er bij winnen.
Over de middelen tot het verdedigen van die financiën kan geredetwist worden. Moest de waarde van den frank, ja dan neen, gewijzigd worden? Devaluatie of deflatie? De proef is genomen; aan terugkeer valt niet te denken; de bruggen zijn gesloopt. Wij steunen de Regeering. Klagen en vitten baten niet. Noodig is het schouder aan schouder te staan, zooals in den oorlog. Wij zijn volop in het gedrang; wij moeten en kunnen er uit door taaiheid, wilskracht en solidariteit. Daarna zullen wij zien.
Onze ministers zijn krachtig te werk gegaan: de rentevoet van de Staatsschuld is verlaagd; het krediet werd gesterkt, belastingen zijn verminderd. Kontrole op het bankwezen zal uitgeoefend worden; dit mag geen inquisitie-onderzoek zijn, door onbevoegden geleid; nauwkeurigheid en goede trouw worden hier als hoofdvereischten gesteld.
Indien de voornaamste bekommering van de Regeering moet zijn het economisch herstel en het behoud van het status quo in politiek opzicht, hebben wij ons om het onderwijs voort bezorgd te maken.
De huidige wetgeving in zake onderricht is verouderd; zij beantwoordt niet meer aan de hedendaagsche noodwendigheden. Noodzakelijk is het den toestand zoo objectief mogelijk te beschouwen, de redenen van de uitbreiding van de vrije scholen op te sporen, te zien hoe een ernstig toezicht kan uitgeoefend worden op de aanwending der verleende toelagen, na te gaan in welke mate in het personeel verbetering aan te brengen is; hoe het peil
| |
| |
van de normaalscholen kan stijgen, het middelbaar onderwijs beter aan den tijd kan aangepast, de programma's verlicht en de lichamelijke opvoeding beter geleid worden. (39% worden bij de inlijving bij het leger afgekeurd).
Die vraagstukken moeten zonder vooropgezetten zin, zonder vooroordeelen, onderzocht worden met den wil om zooveel mogelijk aan het gezinshoofd gelegenheid te verschaffen de school te kiezen, die hij voor de opleiding zijner kinderen verlangt.
In deze quaesties, evenals in die, welke betrekking hebben op financieele of sociale aangelegenheden, trachten wij naar oplossingen, die strooken met de belangen van het Land.
Onze Partij, die alle sectarisme bant en alleen het welzijn der Natie beoogt, heeft daarin een overwegende rol te spelen. Het volstaat te wijzen op hetgeen in den laatsten tijd door een Devèze, een Janson, een Bovesse, een Ingenbleek bekomen werd, om te toonen hoe doelmatig en werkdadig de liberale bedrijvigheid is.
Ik doe een beroep op de jeugd om zich ook voor de grootsche taak in te spannen met durfkracht, dapperheid en edelmoedige opoffering.
Het oude kader, waarbinnen onze Partij besloten is, is te eng om de nieuwe stroomingen te omvatten, die zich doen gelden. De voorname principes, waarvoor onze ouders en wij gestreden hebben, zijn in onze wetten ingeschreven en worden als algemeene regels opgelegd.
Uit de geweldige omwenteling, die de oude wereld op hare grondvesten schudt, moet een nieuw, een beter leven oprijzen.
Geen oplossing, hoe stout ook, moet ons afschrikken, op voorwaarde dat ze gestuwd wordt door een verheven ideaal, door den wensch om een duurzaam welzijn te verzekeren.
Maar om aan de nieuwe eischen te voldoen, moet het gouvernementeel en administratief raderwerk hervormd worden. Het komt er op aan:
1o de uitvoerende macht, de uiting van de natie, te sterken;
2o de wetgevende macht te behouden binnen welbepaalde grenzen en hare rol te beperken tot het vaststellen en aannemen van de begrootingen, het nazien van de uitgaven, het voorbereiden
| |
| |
van de wetten (in groote trekken); het definitief opmaken van de wetten wordt aan bevoegde specialisten overgelaten;
3o de provinciale- en gemeentebesturen te decentraliseeren voor al hetgeen de provincies en de gemeenten aangaat;
4o een centraal administratief bureau voor betwistbare zaken te scheppen;
5o het peil van de beambten in den dienst van den Staat te verhoogen, door sancties voor hunne verantwoordelijkheid en hunne bekwaamheid te treffen.
Dat zijn alle dringende maatregelen, levensquaesties voor de Natie. Het past niet af te breken, zonder te weten of men weder kan opbouwen en iets beter tot stand brengen. Wij kunnen niet spreken van een plan voor twee jaar, drie jaar noch vijf jaar. Tijd en macht zijn noodig om die te verwezenlijken.
Wat beteekenen twee, drie, vijf jaren tot vernieuwing van een raderwerk, meer dan honderd jaar in gebruik, dat buitengewoon ingewikkeld is en niet een poos kan stilgelegd worden? Om te gelukken is de medewerking van allen, die van goeden wil zijn, en zich door hun socialen stand, hunne bekwaamheid en hunne speciale bevoegdheid onderscheiden, een dringende noodzakelijkheid. Dat zij zich er met rusteloozen ijver op toeleggen, opdat wij aan onze kinderen niet een doorbarsten, bouwvallig, waggelend huis nalaten.
Laten wij daarom eerst en vooral bij ons orde brengen. Noodig is het, dat er een organisme zij, dat de partijgenooten uit de stad en uit de gemeenten van het arrondissement samenbrengt. Aan een hoofdkring moeten de andere kringen ondergeschikt zijn, om de behoorlijke eendracht te bekomen; geen klieken, die de algemeene belangen doen wijken voor bijzondere opvattingen en wenschen, hoe eerbiedwekkend die ook zijn; geen negatieve uitroepingen als: ‘weg hiermee of daarmee’ of ‘wat scheelt ons dat?’
Geestdriftig, bezielend en bezield behoort aangepakt te worden al wat nieuw, jong, stout en eerlijk is, zonder vooringenomenheid, zonder haat tegenover alle godsdienstig, taal- of sociaal sectarisme.
| |
| |
Samenwerking van allen is noodig, van waar ze ook zijn of komen, met eerbiediging van ieders philosophische overtuiging.
Zien wij niet om, maar schouwen wij vóór ons uit.
Klagen wij niet en betreuren wij niet den vrede en de rust, die wij hebben kunnen genieten.
Het leven met zijn strijd eischt ons op. Strijden wij moedig in de huidige omstandigheden, aanvaarden wij ontberingen en beperkingen; onderwerpen wij ons aan een strenge tucht, roepen wij aan ons hoofd de besten onder ons, om ons ter zege te leiden; offeren wij een deel van onze vrijheid, onze voorliefde en ook onze hulpmiddelen op, met de zekerheid, dat wij overwinnen, wanneer wij willen.
Onze ideeën van vrijheid, verdraagzaamheid, eerbiediging van de overtuiging van anderen, sociale saamhoorigheid zijn ruim, groot, schoon en edelhartig genoeg, opdat niemand van de weigezinden, tot wie wij ons wenden, zou kunnen vreezen dat zijn medewerking iets anders beteekent dan het dienen van een heilige zaak: het herstel, de redding van ons Land.
MAURITS LIPPENS.
|
|