De Vlaamsche Gids. Jaargang 21
(1932-1933)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
‘In het Zweet uws Aanschijns zult gij uw Brood eten’Ga naar voetnoot(1)Zooals elk jaar, werd gisteren het Meifeest, het feest van den Arbeid en van den Vrede, gevierd. Het betaamt inderdaad dat men het nieuwe levenswerk in veld en wei en woud late gepaard gaan met de hulde aan den vreedzamen Arbeid der menschen. Helaas, is het niet tragisch nochtans, de loftrompet te steken voor den arbeid, op hetzelfde oogenblik waarop er in de beschaafde wereld meer dan 30 millioen menschen zijn die willen werken, maar dit niet kunnen? Dertig millioen levenskrachtige schepsels, met verstand, energie, levensdurf en arbeidslust bezield en die tot nietsdoen gedoemd zijn. Toen de eerste menschen door den zondeval uit het Aardsch Paradijs verdreven werden, zoo verhaalt de Bijbel, klonk hun als een straf het Godswoord toe: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten.’ En ziet, nu zijn er op dit oogenblik dertig millioen nakomelingen van die eerste zondaars die het als een Aardsch Paradijs zouden aanzien, mochten zij thans, zooals vroeger, ‘in het zweet huns aanschijns hun brood eten.’ ‘Geeft ons werk’ is de kreet die uit millioenen borsten opstijgt; en men kan dat werk niet geven: het werk, waardoor de huisvaders het brood voor hun gezin moeten verdienen; het werk, dat ten slotte niet meer als een straf van God, maar als de grootste weldaad der natuur gevoeld wordt; het werk, dat kommer en zorg verdrijft; het werk, dat zieleleed smoort; het werk, dat schept en opbouwt; het werk, waardoor het leven des menschen zich met behaaglijkheden tooit; het werk, waardoor de mensch in onstrembaren scheppingsdrang het dichtst bij zijn | |
[pagina 386]
| |
goddelijken oorsprong komt; het werk, dat het karakter tempert, ondeugden verdrijft, een doel en een wet aan het leven schenkt, en al ware het slechts een schijn van oplossing brengt voor het onoplosbare levensraadsel; het werk eindelijk, dat in zijn kiem en in zijn vrucht, de menschen afhankelijk van elkander makend, ze tot broeders in een zelfde belijdenis wijdt, welke hun taal of stam of kleur ook weze, al over de wereld. ‘Geeft ons werk en daardoor ons dagelijksch brood’: het is de smeekende en smachtende bede, en vaak ook de dreigende roep die nu over de menschheid klinkt. Het is de kreet van misnoegdheid; het is het brandende problema. De menschheid heeft haar geloof in de bestaande levenswetten verloren; zij zoekt naar nieuwe wegen, nieuwe middelen en grijpt in haar vertwijfeling naar de meest gewaagde avonturen. De eene natie na de andere sluit zich op in haar ivoren toren en zoekt het heil in een verwoed protectionisme. Rusland beproeft het met de dictatuur van het proletariaat en staatseconomie. Centraal en Zuid-Europa gaan den weg op der dictatuur op imperialistischen en nationalistischen grondslag. Men zou meenen dat de menschheid door een gemeenschappelijken waanzin is aangetast geworden, en dat deze roes moet uitwoeden alvorens een nieuwe levensorde zal geboren worden. Sommigen zoeken het heil in een beperking van den arbeidsduur en zij zeggen: laten wij maar beginnen met de 48urige arbeidsweek af te schaffen en ze te vervangen door de 40urige. Ik heb in het tijdschrift van het Vlaamsch Economisch Verbond mijn opinie aangaande de 40urige arbeidsweek uitvoerig uiteengezet en concludeerde dat deze maatregel geen afdoend middel is en voor ons, Belgen, zelfs een gevaarlijk wapen zou kunnen worden. Trouwens, ik geloof niet in fatale overproductie, wel in tijdelijk onderverbruik, hetwelk verdwijnen moet. Anderen zien een oplossing van de werkloosheid in een ‘geleide economie.’ Een prachtig woord, maar met een zeer duistere beteekenis. Want hier rijst de vraag: ‘Wie zal de economie leiden?’ De regeering van elk land of een internationale superregeering? Wij gelooven niet in een door den staat geleide economie, maar wel in het vrije spel der individueele krachtontplooiing, | |
[pagina 387]
| |
onder de zachte controol van den staat, om misbruiken te vermijden, die den kleinen man zouden treffen: dat is democratisch liberalisme. Een lokaal en beperkt middel eindelijk tot bestrijden der werkloosheid zoeken velen hierin, dat de menschen zooveel mogelijk de producten van hun eigen land zouden koopen. Het Nationaal Verbond der Belgische Kamers van Handel en Nijverheid, gesteund door de regeering, voert een zeer actieve propaganda ten voordeele van het verbruik van Belgische producten. In aansluiting met die werking, nog deze mijn bescheiden mededeeling. Gij weet dat door de inzinking van het pond, Engeland destijds een campagne op touw gezet heeft onder de machtspreuk: Buy British (Koopt Britsche producten). Het was een oplaaiende nationale roepstem, zooals men die van het positieve en vrijhandelsminnende Engeland niet zou verwacht hebben. De strijdkreet is voortgewaaid over het continent en kwam tot uiting zelfs in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika door een algemeenen drang naar verhooging van de resp. tolbarrières en van het contingenteeringsstelsel. Laat mij u ronduit verklaren, dat ik deze strekking als verderfelijk aanzie. Ik ontdek juist in het opgeven der vrijhandelsgedachte en der liberale economie de oorzaken van het voortduren der ramp die de wereld teistert. Het verhoogen van de toltarieven en het beperken van den vrijen in- en uitvoer van deviezen, van kapitalen en van koopwaar en de onvaste muntwaarde in vele landen, zijn en blijven, naar mijn bescheiden meening, de grondoorzaken onzer economische en financieele ellende. In de vroege middeleeuwen, ja, dan leefden de menschen ingesloten. Dan kweekte de boer zijn eigen schapen, die hem de wol voor eigen kleederen bezorgden, door hem of zijn gezinsleden geweven, geverfd en gemaakt. Maar uit wat is nu uw eigen kleeding vervaardigd? Uit wol van Australische schapen, uit katoen in Amerika, in Indië, in Egypte of in Congo gekweekt, met knoopen uit Noord-Afrika of uit Italië herkomstig, jute van Calcutta en linnen, gewonnen aan de boorden van de Leie, maar | |
[pagina 388]
| |
gesponnen in Ierland, geweven in Vlaanderen en misschien verhandeld in Engeland. Onze kleeding, onze huisraad roepen internationaal en onze politiek zou worden exclusief nationaal. Het is een nonsens, een dwaasheid, een begoocheling, een misdaad. En toch moeten wij tijdelijk die toestanden nemen zooals ze zijn: wij, Belgen, zijn dus wel verplicht ons te verweren en op bewuste, eigenwillige manier de voorkeur te geven aan de producten van eigen industrie, omdat wij daardoor tijdelijk de werkloosheid kunnen helpen bestrijden in eigen land. Ik weet het wel, als wij uitsluitend eigen producten koopen, dan kan de vreemde dat ook doen en onze producten uit zijn land weren, en dan vermeerdert hier de werkloosheid, vermits wij. Belgen, vooral onzen ‘arbeid’ exporteeren. Trouwens, protectionistische landen mogen geen heil van hun dwaas protectionisme verwachten. Zij hebben schoon te beproeven hun eigen industrie door tolbarrières te beschermen, het baat hun niet, want door die beschermingswetten wordt het leven er zóó duur, dat zij niet meer op de buitenlandsche markt voordeelig kunnen mededingen. Hier in ons land moet de levensstandaard laag blijven, wat geenszins beteekent dat de menschen er armzalig moeten leven: fr. 100. - in België bezorgen hooger levenscomfort dan fr. 100. - in het protectionistische Frankrijk, want daar kosten b.v. brood, boter, eieren minstens tweemaal meer dan hier, en al het overige is in verhouding veel duurder dan te onzent. Ge ziet hoe men in een dwazen cirkelgang loopt, als een hond die zijn eigen staart wil happen. Welk is dan de oplossing? Ik zie ze als volgt: zoohaast mogelijk terug naar den vrijhandel. Intusschen ons zelf redden in de mate van het mogelijke, en Belgische producten koopen waar deze zoo voortreffelijk en zoo deugdelijk zijn als de vreemde, die ons in mededinging aangeboden worden. Het koopen van vreemde producten is, bekennen wij het eerlijk, meestal een dwaze modegril. Wij kennen vooraanstaande wereldbefaamde Belgische nijveraars, wier producten slechts ingang gevonden hebben op de Belgische markt, nadat zij van den vreemde er terug ingevoerd werden. Het is ongelooflijk, maar het is waar. | |
[pagina 389]
| |
Jammer dat ik hier door tijdsgebrek in geen technische bijzonderheden kan treden. De zaak wordt nog tragischer, wanneer men ziet dat uitheemsche artikels hier gekocht worden door werklieden en boeren die de steenen uit den grond klagen, omdat zij niet rondkomen met hun budget, en dat, tot overmaat van dwaasheid, die menschen inheemsche producten zouden kunnen koopen, die veel degelijker zijn, veel sterker, de helft goedkooper, omdat er geen invoerrechten bijgerekend moeten worden en door eigen landsbroeders vervaardigd, die nu werkloos rondloopen. Een ernstige taak rust nochtans op onze Belgische nijveraars: zij moeten vooral leeren degelijke producten voort te brengen en deze op een bevallige manier aan den verkooper voor te stellen; want het succes der vreemde waren is hoofdzakelijk te danken aan de reklaam, die er voor gemaakt wordt en aan de aanlokkelijke manier, waarop ze ten toon gespreid worden. Wij zijn op sommige gebieden het land van de ‘camelote’, van het minderwaardige. Laten wij dat eens en voor altijd bekennen. Onze nijveraars moeten zich meer op de hoogte houden van de moderne uitvindingen; onze financiers moeten het wagen degelijke productie te steunen; onze handelaars moeten een verfijnde en van beschaving getuigende verzorging nastreven; onze werklieden moeten door beroeps- en vakonderwijs op een hooger vlak van bekwaamheid gebracht worden! Maar onze Belgische verbruikers moeten het snobisme afleggen, hetwelk hierin bestaat, a priori de voorkeur aan vreemde waar te geven. Koopt vreemde waar als zij beslist beter is, of als het product in het land niet vervaardigd wordt, maar koopt Belgisch daar waar het eenigszins mogelijk is. Vergeten wij niet dat, hoe meer Belgische producten wij koopen, hoe grooter het afzetgebied onzer industrie wordt en hoe meer onze nijveraars zich kunnen veroorloven de laatste verbeteringen der techniek toe te passen en vooral werk te geven aan Belgische werklieden. Dit alles nochtans onder voorwaarde dat er geen misbruik gemaakt worde van het patriotardisme, dien ziekelijken tweelingsbroeder van het chauvinisme. Het zou niet betamen dat handelaars met Belgische vlaggetjes gingen zwaaien om onder die bescherming | |
[pagina 390]
| |
zich rijk te woekeren in vadsigheid, beschut tegen vreemde concurrentie, die ten slotte de ziel van den handel moet blijven. Het ‘Koopt Belgisch’ beschouw ik dus als een tijdelijk redmiddel, als een voorloopig geneesmiddel, waar men geen misbruik van maken mag. Alléén het gekke, onbenullige, potsierlijke snobisme dient hier bestreden ten voordeele van aanmoediging tot het verbruik van degelijke Belgische producten. Ook hier moet het gezond verstand den doorslag geven. Ik besluit: de redding uit den nood der werkloosheid ligt in het herscheppen op politiek, economisch en cultureel gebied van een nieuwe wereldorde, gesteund op de beproefde oude liberale theorie der vrijheid van handel en der vrijheid van gedachten, maar aangepast aan de moderne sociale begrippen van solidariteit. De redding ligt niet in het communisme, hetwelk de persoonlijke waarde van den mensch neerhaalt; noch in het nationalisme, hetwelk den haat voor den medemensch aankweekt. De redding ligt in het vrije verkeer der goederen en gedachten en gevoelens alover de wereld heen. En wij zijn er stellig van overtuigd dat, zooals het steeds was in het verleden, na een woelige periode van ziekte en teruggang, eerlang, door het wisselend spel van het levensgebeuren, een nieuw tijdperk zal ingeluid worden, waar, onder de gouden spreuk ‘Helpt elkander’, opnieuw alle menschen van goeden wil met overtuiging, met geestdrift, met liefde, niet als een straf, maar als een weldaad des hemels, ‘in het zweet huns aanschijns hun brood zullen kunnen eten.’ A. VANDERPOORTEN. |
|