De Vlaamsche Gids. Jaargang 21
(1932-1933)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
‘Kongebrödrene’Het ‘nieuwe’ werk van Björnstjerne Björnson.Het was blijkbaar alleen met de bedoeling om aan de pas afgeloopen Björnstjerne Björnson-feesten nog meer luister bij te zetten, dat de oudste zoon van den dichter, Björn - een regisseur en een acteur van allereerste gehalte - zich aan het werk heeft gezet, en het onvoltooid gelaten drama van zijn vader, ‘Kongebrödrene’, pasklaar voor het tooneel heeft gemaakt. Als theaterstuk zal het blijkbaar (wij hebben de creatie, te Oslo, bijgewoond) geen hoogen top scheren; het vergt een uiterst kostbare tooneelschikking en is daarbij zóó specifiek Noorsch, dat het buitenland, vooral op dit oogenblik, niet de noodige gelden voor een achteraf niet ongemeen interessante opvoering zal over hebben. Te Oslo zelf rekent men trouwens, naar ons persoonlijk verzekerd werd, op een slechts matige belangstelling, en verwacht men niet ‘Kongebrödrene’ na dit seizoen nog te zien hernemen. Als literair werk kan het hoogstens een documentaire waarde hebben, daar het tot de kennis van Björnstjerne Björnson feitelijk geen enkel nieuw element bijbrengt. Het is een koningsdrama met modernen ondergrond te meer, niet beter of niet slechter dan de voorgaande van denzelfden auteur. Maar dit alles wil niet zeggen dat ‘Kongebrödrene’, op zich zelf beschouwd, een minderwaardig werk zou zijn. Bezien in het licht van zijn tijd (1873), bevat het talrijke schoone speelmomenten, terwijl de aangewende taalGa naar voetnoot(1) tot het allerbeste behoort dat Björnstjerne Björnson ooit heeft voortgebracht. Met het hem eigen talent weet hij de optredende personages in de hun eigen sfeer voor ons oog op te tooveren en in een achteraf boeiende intrige te wikkelen, waarbij de dichter steunde op zijn voorbeeldige en feillooze kennis van de Noorsche Middeleeuwen en al wat daarmee in verband staat. Vooraleer tot een meer gedetailleerde, alhoewel nog zeer | |
[pagina 177]
| |
beknopte, bespreking van het werk over te gaan, willen wij echter de aandacht vestigen op de volgende bijzonderheden, welke wij gedeeltelijk trekken uit de verklarende nota van den befaamden Björnson-specialist Prof. dr. Francis Buil, die de uitgave van ‘Kongebrödrene’ door het ‘Gyldendal Norsk Verlag’ vergezelt, en gedeeltelijk uit de bron zelf putten, tijdens een zeer belangwekkend onderhoud met Björn Björnson: In 1871 schreef Björnstjerne Björnson zijn ‘Sigurd Jorsalfar’. Toen dit koningsdrama volledig afgewerkt was, voelde hij de behoefte om er een voorafgaandelijk drama aan toe te voegen, dat het gebeuren voorbereiden zou. Toen schreef hij ‘Kong Eystejn’. Maar vooraleer dit werk voltooid was, werd Björnson gewonnen voor andere dramatische idealen, en begon hij zijn eerste realistische werken, ‘En Fallit’ en ‘Redaktören’, te schrijven. ‘Kong Eystejn’ bleef goed en wel opgeborgen, en belandde alzoo, met een groot deel van 's dichters literaire nalatenschap, in de verzameling van zijn dochter, Mevr. Sautreau-Björnson, die met een Franschman getrouwd is en te Parijs verblijft. Toen nu, door de Noorsche regeering, de officieele Björnstjerne Björnson-viering ontworpen werd, kwam Mevr. Sautreau-Björnson met het manuscript voor den dag, en verzocht haar broeder Björn - die zich uit het tooneelleven had teruggetrokken en te München een welverdiende rust genoot - de allerlaatste hand aan het drama te leggen, met het oog op een mogelijke posthume creatie. Björn was daarvoor te vinden, en ook de Noorsche regeering en het Björnson-comité vonden het plan uitstekend. Zoodat enkele maanden later ‘Kongebrödrene’ ontstond, dat feitelijk een samensmelting is van ‘Kong Eystejn’ en ‘Sigurd Jorsalfar’.
* * *
Sigurd Jorsalfar is een Noorsch koning, wiens verre reizen en veroveringen in Noorwegen legendarisch geworden zijn. Aan het hoofd van zijn zegevierende vloot belandde hij zelfs in het Heilig Land en hield zijn triomfantelijke intrede te Jeruzalem. Het was dan ook met roem overladen dat hij, met het éénige schip dat hem nog overbleef, enkelen tijd nadien terug in Noorwegen belandde, waar zijn broeder Eystejn eveneens als koning heerschte. Het doel van Björnstjerne Björnson in ‘Kongebrödrene’ is nu het karakter van die twee vorsten te ontleden en hun doorslaande kwaliteiten naast elkaar te leggen en te vergelijken. Hij | |
[pagina 178]
| |
bedient zich van die oude legende om zijn eigen nationalistische gevoelens te verdedigen en te velde te trekken tegen zijn landgenooten, die in zijn tijd (op het einde der negentiende eeuw) het hooge Noorden ontvluchtten en zich tijdelijk of metterwoon in het buitenland vestigden. Heel het drama is voornamelijk bedoeld als een beschuldiging tegen de emigranten en als een verheerlijking van de goede vaderlanders, die arbeidden aan de grootmaking van Noorwegen op eigen bodem, zooals Kong Eystejn het had gedaan. En zooals Björnstjerne Björnson het ook in zoo aanzienlijke mate deed. De gelegenheid vindt de dichter in zijn drama door de beide broeders-koningen voor een zaak van ondergeschikt belang tegenover elkaar te zetten, vóór het volk: de leenman van koning Eystejn, Sigurd Raneson, zag zich door koning Sigurd Jorsalfar het recht ontnemen om vrij handel te drijven met de Finnen. Daarom beriep hij zich op zijn leenheer, en verzocht hulp en bijstand van koning Eystejn tegen diens broeder Sigurd. Na eenigen tijd van aarzelen stemt de koning er in toe, aan zijn broeder rekenschap te vragen. Dit valt hem echter des te zwaarder daar zijn verloofde, Borghild, zich sinds eenigen tijd over zijn onverschilligheid te haren opzichte beklaagt, en daar hij te recht voorziet dat een twist met zijn broeder opnieuw een groot deel van zijn tijd in beslag zal nemen. Het komt echter tot een openlijke uitlegging tusschen beide vorsten, die uitloopt op een uitdaging van koning Sigurd om beider streven voor den roem en den voorspoed van Noorwegen openlijk aan het volk voor te leggen, en dit te laten uitspraak doen. Hij die als overwinnaar uit dit vreemdsoortig, maar in het Noorden gebruikelijk tornooi treden zal, mag in het volle besef van zijn waardigheid een besluit nemen in de aangelegenheid die beide koningen bezighoudt. Die openlijke vergelijking wordt dan het hoogtepunt van het drama. Men hoort eerst koning Sigurd Jorsalfar, die gewag maakt van zijn reizen en veroveringen in Apulië en ten slotte van zijn zegevierenden intocht in het Heilige Land, waar hij talrijke ongeloovigen versloeg en feestelijk werd ingehaald te Jeruzalem. - Daar, aan de boorden van de Jordaan - roept hij ongeveer uit - heb ik in het lisch een knoop gelegd, opdat gij, mijn broeder, hem zoudt gaan ontwarren! Te midden van het heil-geroep van Sigurd Jorsalfar's volgelingen, staat dan koning Eystejn recht, en neemt het woord: - Ja, over uw zegetochten en overwinningen in verre landen hebben wij ook hier veel gehoord, aldus begint hij, of beter gezegd, wij wisten niet juist of het er twee of meer waren... | |
[pagina 179]
| |
Dan geeft hij uiting aan zijn groote bewondering voor hetgeen zijn broeder ginds, in die verre gewesten, heeft volbracht. Maar intusschen heeft hij zelf in Noorwegen stapelplaatsen doen bouwen voor de visschers, en schepen om mee op zee te varen. Wegen heeft hij doen trekken, dwars over de bergen, en vestingen optrekken om het land tegen invallen te vrijwaren. Kerken en kloosters liet hij oprichten in het binnenland, en hun klokken zingen tot in de verste tijden den lof van Eystejn, die eens koning van Noorwegen was. De skalden zullen hem bezingen, van geslacht tot geslacht. Volk na volk zal van dit alles genieten, en honderden jaren lang zijn naam onthouden. Ver in het Noorden was er een volk, dat nog gesloten was voor den handel met Noorwegen. Hij heeft het ingepalmd, maar niet door vechten of met geweld; wel door verdragen en goede staatsmanskunst. Dit alles te zamen heeft meer gedaan voor Noorwegens vooruitgang dan Sigurd's tocht naar het Oosten, al heeft hij ook in den Jordaan gezwommen en al heeft hij Christus' graf bezocht. De kerken en de kloosters, door Eystejn opgericht, hebben meer gedaan om het volk dichter bij Christus te brengen. - En, zoo besluit hij, wat nu den knoop betreft, dien gij, zooals gij gezegd hebt, te mijner intentie in het lisch op de boorden van den Jordaan hebt geslagen, welnu, ik ook had u een strik kunnen spannen toen gij, met uw eenig vaartuig, hier aankwaamt, te midden van mijn talrijke vloot... en ik heb het niet gedaan, alhoewel vele mijner mannen, die u kenden, er mij hebben om gesmeekt... Ik heb niet de gewoonte te spreken over hetgeen ik deed; het is zelfs de eerste maal dat ik er toe overga. Maar nu, dat gij hier de aandacht vestigt op hetgeen gij in den vreemde hebt volbracht, nu wilde ik niet langer zwijgen. Daarom alleen heb ik gewezen op hetgeen ik ondertusschen voor Noorwegen heb gedaan!
* * *
Om het pleit te beslechten doet men een beroep op Borghild. Zij zal in volle geweten dengene aanduiden die zijn land op de beste manier heeft gediend. Maar in Borghild is, sinds den terugkeer van Sigurd Jorsalfar, een gansche ommekeer ontstaan. Zij meent zich verlaten door Eystejn, die al zijn tijd besteedt aan de oplossing van het geschil met zijn broeder. Daarover is zij zoo verbolgen dat zij openlijk de vuurproef doorstond, om den volke te bewijzen dat zij nooit, in den vollen zin van dit woord, de vrouw is geweest van Eystejn. Daardoor zijn natuurlijk alle banden tusschen de vroegere verloofden verbroken. | |
[pagina 180]
| |
En wanneer het er nu op aankomt een uitspraak te doen, een beslissing te nemen ten gunste van een der twee koningenbroeders, dan laat Björnstjerne Björnsen bij zijn heldin de eeuwig-vrouwelijke instincten zegevieren. Hij brengt geen ‘Uebermenschen’ op het tooneel, alleen maar handelende personen, uit het dagelijksch leven genomen, en in een anderen tijd verplaatst. Borghild is nog steeds vervuld met wrok tegen Eystejn, dien zij als ontrouw of minstens als onverschillig aanziet. En zij schenkt, door haar keuze, de overwinning aan Sigurd Jorsalfar. Koning Eystejn is daardoor zóó diep getroffen dat hij zich in de eenzaamheid terugtrekt en stilaan wegkwijnt, aan zijn mateloos verdriet. Weldra ziet Borghild echter haar vergissing in, maar dan is het te laat. Zij en Sigurd Jorsalfar komen den onrechtvaardig behandelden koning opzoeken, om te trachten alles weer goed te maken. Eystejn bezweert dan zijn broeder verder over het land te regeeren zooals hij (Eystejn) hei tot nogtoe heeft gedaan; de ondervinding, door Sigurd in verre landen opgedaan, zal hem zeker van dienst kunnen zijn bij de zware taak, die thans op hem rust. Daarbij zal dan het voorbeeld van Eystejn hem een spoorslag kunnen zijn en een aanwijzing, in welke richting verder gewerkt dient te worden aan de grootmaking van het Noorsche volk en aan de welvaart van het Noorsche land.
* * *
‘Kongebrödrene’ werd, in dezen laatsten definitieven vorm, voor 't eerst te Oslo opgevoerd, op Woensdag, 7 December 1932, onder regie van Björn Björnson, in het National Theater. Als Koning Eystejn en Koning Sigurd Jorsalfar traden de groote Noorsche acteurs Ingolf Schanche en August Oddvar op, terwijl Borghild gespeeld werd door Mej. Tore Segelcke. Natuurlijk vormde die creatie het artistieke hoogtepunt van de Björnstjerne Björnson-viering, die van 4 tot en met 8 December in de Noorsche hoofdstad werd gehouden. Koning Haakon, kroonprins Olaf en kroonprinses Märtha waren er bij aanwezig, benevens de meest vooraanstaande kunstenaars en hoogwaardigheidsbekleeders van het land en talrijke afgevaardigden uit den vreemde. Het succes was, begrijpelijkerwijze, reusachtig en gansch in verhouding tot de werkelijk uitgelezen vertolking en de schitterende monteering, die allebei Bjönstjerne Björnsons onloochenbaar genie waardig waren. AUGUST CORBET. |
|