laatste feit wordt uitgelegd als een symptoon van de kiemen die de afstammeling in zich droeg.
Waar de achterkleinzoon door verregaande teelt uit eigen bloed bij de geboorte reeds physisch een wrak was, zouden de geestelijke defekten zich niet over zoo langen tijd ontvouwen: hij werd inderdaad slechts 23 jaar oud (1545-68).
Men moet zich een juist beeld vormen van de degeneratie die in deze familie woedde. Filips II is op 18-jarigen leeftijd weduwnaar van de moeder van Don Carlos, zijn nicht Maria van Portugal. Wanneer hij 27 jaar oud is huwt hij de nicht van zijn vader, Maria Tudor, op dit oogenblik 38 jaar oud; dit huwelijk blijft kinderloos. Zes jaar later is hij weduwnaar en huwt hij de 15-jarige Isabel de Valois; de jeugd van dit kind leidt tot herhaalde misvallen, zoodat hier slechts twee dochters overblijven. (Het is hier dat de hypothese van de Carlos-Isabella verhouding wordt ingelascht, een liefde tusschen zoon en stiefmoeder, beiden even oud). Op 41 jaar neemt hij als vierde vrouw de 20-jarige Anna van Oostenrijk, een dochter van zijn zuster en zijn kozijn, zoodat van de vijf kinderen slechts één nietigheid overblijft, de latere Filips III. Na tien jaar is Filips II voor de vierde maal weduwnaar. Intusschen kreeg hij nog andere dooden te betreuren: ouders, broer en zuster, nichten, tanten.
De spruit die in eerste instantie geroepen was om dit geslacht op den troon te vertegenwoordigen, Don Carlos, teekent Pfandl samenvattend aldus: ‘Lichamelijk zwak en misvormd, een rachitische kreupele en stotteraar, onderhevig aan chronische koortsaanvallen, geplaagd door ziekelijken geeuwhonger en door den dorst van een v/aren diabetieker (suikerzieke), opvliegend, onverdraagzaam, eigenzinnig en gewelddadig, met het verstand van een kind, met de eerzucht van een gek, geestelijk en lichamelijk verstoken van iedere mannelijkheid, in de hersenen sluimerend. evenals bij de overgrootmoeder, den waanzin die slechts op den prikkel van de hevige ontroering wacht om los te breken.’ Hij moest wettelijk zijn proeve van manbaarheid afleggen; de dokters en de apothekers kregen het klaar, voor de eerste en laatste maal van zijn leven, in 1567; zij werden er fatsoenlijk voor betaald, terwijl het meisje in kwestie 12.000 dukaten ontving. Maar zijn algeheele toestand doet al meer en meer de onmogelijkheid van een troonopvolging inzien; in 1568 zet Filips hem gevangen, waarbij niet in de laatste plaats de opvolgingsintrigues van den zoon tegen den vader zullen meegeteld hebben, - niet voor lang echter, daar hij 5 maanden later zoon en echtgenoote te begraven heeft.
Het moet gezegd worden dat Pfandl het beeld van deze wereld heeft weten te schilderen. Als wij niet bang waren hem te