De Vlaamsche Gids. Jaargang 21
(1932-1933)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
De kleinste der Neo-Latijnsche TalenToen in den schouwburg van Zurich, bij de 75ste verjaring der Polytechnische Hoogeschool, de rector de gebruikelijke feestrede uitsprak, drukte hij zich achtereenvolgens in het Duitsch, in het Fransch en in het Italiaansch uit. Reeds geloofde de geleerde en officieele vergadering aan het eind van die veeltalige beproeving te zijn, toen een vierde redevoering in een vierde spraak uit zijn mond begon te vloeien. De hoorders keken malkaar aan. Het klonk sierlijk en welluidend. Men erkende wel eenige Latijnsche stamwoorden, maar de overgroote meerderheid verstond niet, en van zetel tot zetel ging, fluisterend, de vraag: ‘Wat taal is dit?’ Het was de vierde Zwitsersche landstaal, het Romanche, de taal van Engadina en het Boven-Rijndal. Toen ik onlangs een paar weken vacantie doorbracht in de Beneden-Engadina, te Vulpera, mooi en rustig liggend tusschen de heilbronnen van Tarasp en het oude slot van dien naam, trof het mij hoe de volksspraak hier veel meer in gebruik was dan ik het, bij vroeger oponthoud op andere plaatsen in dit heerlijke hoogdal van het kanton Grauwbonden, had opgemerkt. Te St. Moritz b.v. hoort men bijna niets dan Duitsch; alleen de plaatsnamen, zoo klankrijk en Latijnsch, - Silvaplana, Pontresina, Maloja, enz. - herinneren er aan dat het Duitsch, zooals het bergbestijgen en de wintersport, een importatie uit het buitenland is. Hier echter in Beneden-Engadina was het heel anders. De volksmenschen onder malkaar spraken niets dan Romanche. De afkondigingen aan de gemeentehuizen waren in 't Romanche. In de tweetalige opschriften stond het Romanche bovenaan en de officieele vertalers waren niet teruggeschrokken voor stadhuiswoorden: ‘Kurort’ werd onder hun pen ‘lödacura’. | |
[pagina 6]
| |
In het lieve kerkje van Scuols, hoog op zijn rots, boven den Inn gelegen, vond ik meer psalmboeken in 't Romanche dan in 't Duitsch en toen ik er op een Zondag voorbijging, hoorde ik de gemeente zingen: Grand ais nos Dieu! Pro el s'ozar
Dess eir meis spiert in allegra
Per tuot il muond stovess tunae
lI chant da lod in onar sia!
Grand ais nos Dieu; grand es nos Dieu!
Ik trachtte nu wat meer over de taal en haar gebied te hooren en vond dat ook de ontwikkelde burgerij haar warm genegen was. - Hoe groot is het aantal Zwitsers die Romanche spreken? vroeg ik. - Het kanton Grauwbonden telt 120.000 inwoners; daarvan spreekt de helft Romanche. - Het is dus een kleine gemeenschap van 60.000 menschen? - Ja, antwoordde mijn zegsman, een kenner der taal en volkstoestanden in de streek. Maar er hoort een dubbele uitlegging bij. Romanche dialecten worden ook gesproken in een deel der Dolomieten, die nu bij Italië hooren, en in een paar valleien van Tyrol en in Friaul. De taalgemeente is dus iets grooter dan 60.000; laat ons zeggen 80 à 90.000 zielen, alles te zamen. - En het is overal dezelfde spraak? - Neen. Er zijn vele dialecten; elke vallei heeft het hare; ik kan elken dalbewoner te huis brengen naar zijn tongval. Maar die dialecten behooren tot twee taalfamilies en tusschen die groepen is het onderscheid grooter; een bewoner uit de eene groep kan een bewoner uit de andere niet of slechts moeilijk verstaan. Men heeft dit onderscheid willen uitdrukken door de eene taal Ladin of Ladinisch te noemen, de andere Romanche. Nochtans noemt het volk zijn taal overal Romanche. - Zijn spraakkunst en spelling niet dezelfde? - Neen. Men heeft beproefd eenheid in te voeren. Maar de poging is mislukt. Er is zooveel verschil tusschen beide taalgroepen als tusschen Hoogduitsch en Nederlandsch, of tusschen Spaansch en Portugeesch. Men voelt de eenheid; men tracht ze te versterken; in de ‘Annales Romanchas’ verschijnen bijdragen in beide talen. Ook de vereenigingen tot steun en studie, de Lia Romancha, | |
[pagina 7]
| |
b.v., omsluiten de beide groepen. Maar het verschil blijft een werkelijkheid. - Hoe zijn ze beide over het land verdeeld? - De Ladinische groep omvat Engadina en de Dolomieten; het Romanche wordt gesproken in het Boven-Rijndal, tot Thusis en ChurGa naar voetnoot(1). Is het niet verwonderlijk dat op zoo'n kleinen afstand zich zoo'n onderscheid heeft gehandhaafd, bij volkeren van denzelfden oorsprong, levend in gelijkaardige omstandigheden, en die door hun klein aantal er alle belang bij zouden hebben zich door innerlijke eenheid te versterken? Maar bij nader onderzoek blijkt het dat wij hier in dit kleine wereldje, in de hooge Alpen, een herhaling zien op beperkte schaal van heel de taalgeschiedenis van een groot deel van Europa. Al vroeg werden deze bergdalen door de Romeinen veroverd en bezet, als beschutting voor Italië. Later, toen het Keizerrijk zich tot aan den Donau uitstrekte, maakten zij deel uit van de provincie Rhetia prima. In den stadsnaam Chur, de hoofdstad van het kanton Grauwbonden, leeft nog de herinnering aan de Curia, den zetel van het Romeinsche bestuur en gerecht. Gedurende den langen loop der eeuwen werd het volk geromaniseerd en werden deze Rheto-Romaansche dialecten geboren, evenals het Fransch en de andere Neo-Latijnsche talen, niet uit de klassieke taal, die men te Rome sprak en schreef, maar uit het boerenlatijn, de lingua rustica, die de soldaten der legioenen gebruikten en die ter plaatse door de vroegere gewesttalen sterk beïnvloed werd. Sommige Engadiners laten zich heel wat voorstaan op hun oorsprong. - De taal onzer voorouders van vóór de romaniseering was Keltisch, zegt een voornaam ingezetene. Er is geen Germaansche invloed geweest. De Ostrogoten hebben het land wel, op het einde | |
[pagina 8]
| |
der Ve eeuw, veroverd, maar zij hebben er zich niet gevestigd en zelfs het bestuur niet veranderd. - Men mag niet zoo bepaald spreken, zegt een ander. Rhetië is veel grooter geweest dan de kleine streek waar nu Romanche wordt gesproken. Uit al die gewesten werden de Neo-Latijnsche talen verdreven door het voordringen der Alemannen, de voorouders onzer Duitsch sprekende landgenooten. Maar deze hooge bergdalen, waar het gedurende acht maanden winter is en gedurende de vier andere koud, werden door hun aardrijkskundige ligging en hun betrekkelijke armoede voor de germaniseering beschermd. Dit wil echter niet zeggen dat wij geen Germanen onder onze voorouders tellen. De Franken zijn na de Goten hier heer en meester geworden. Onder de Karolingen werd het land een markgraafschap. Burchten werden gebouwd; met hun heeren kwamen ook Frankische krijgslieden, vazallen en dienaars, die zich in het land vestigden. - En in de middeleeuwen? - Toen kwam Grauwbonden onder het hertogdom Schwaben. De graven, de bisschoppen, de groote abten dragen bijna allen Duitsche namen. Talrijke Duitsche koloniën zijn, onder hen of door hen, zich in het land komen vestigen. De germaniseering is ook daardoor vooruitgegaan. Een groot deel van Grauwbonden, de streek van Chur, Landquart, Davos, Thusis, Vals, spreekt Duitsch. Maar de bevolking is daar van geen ander ras dan wij en niemand van ons denkt dat zij geen echte Grauwbonders zouden zijn. - Heeft men die vraag nooit wetenschappelijk onderzocht, vraag ik, en getracht door kleur van haar en oogen, door den schedelbouw en de gestalte iets meer te weten over dit rassenvraagstuk? - Ja wel. Voor eenige jaren werden statistieken opgemaakt onder de schoolkinderen, over de kleur van haar en oogen. - En wat is de uitslag? - Dat geen verdeeling naar het ras of naar anthropologische teekenen met de verdeeling naar de gesproken talen overeen te brengen is. De bevolking is overal sterk gemengd. Er is geen overwegend type te vinden. In de Romanche sprekende gemeenten was de verhouding voor bruine oogen en donker haar onge- | |
[pagina 9]
| |
veer 33% tegen 21 % voor blond haar en blauwe of grijze oogen, maar bij 37% waren die trekken gemengd. En wat nog interessanter is: kinderen met bruine oogen en donker haar waren dikwijls Duitsch sprekend, terwijl het Romanche talrijke blondharige, blauwoogige spraakgenooten telde. - Het zijn dus historische en economische redenen, waardoor de taal behouden bleef? vraag ik. - Ja. De Grauwbondsche boer is een zelfstandig en vrijheidlievend man. Hij is aan zijn hooge bergvallei gehecht. Al is de natuur hier ongunstig, toch heeft hij zich tegen haar weten te handhaven. Tot op dezen dag heeft hij zijn eigen gedachtengang en zijn eigen levenswijze. Al vroeg heeft hij zich van de voogdij van den adel weten te ontlasten. De drie bonden, die hij in de drie hoofdgewesten van de streek reeds in de vroege middeleeuwen vormde, dwongen alras de groote feodale heeren, den bisschop van Chur, den abt van Dissentis en anderen, aan het volk meezeggenschap toe te staan. Vereenigd vormden die drie bonden rond 1400 den Bond der Grauwen, alzoo genoemd naar de landdracht onzer voorouders, het ruwe, grauwe, harige doek, te huis uit de wol der eigen schapen gesponnen en geweven. - Die Bond der Grauwen, vraag ik, werd dan lid van de Zwitsersche Confederatie? - Neen. De Grauwbonders vochten mee voor de vrijheid en versloegen de Habsburgsche troepen. Maar zij wilden zelfstandig blijven en tot Napoleon waren zij slechts bondgenooten der Confederatie. Dit alles getuigt inderdaad voor een groote zelfstandigheid. Maar is deze deugd niet bij al de Grauwbonders en de Zwitsers in 't algemeen te vinden? Waarom heeft dan de voortschrijdende germaniseering zich niet tot Engadina uitgebreid of zijn de Engadiners niet Italiaansch gaan spreken zooals hunne landgenooten in Tessino? Ten eerste zijn deze hooge dalen lang de ongenaakbaarste van het Zwitsersch bergland gebleven. Tot rondom het midden der XIXe eeuw voerde geen enkele moderne heirbaan over de steile passen naar Engadina. Ik heb een blik geworpen op een dagboek van een Engadienschen student, die omstreeks de jaren achttienhonderd twintig over de Alboela naar een Duitsche hooge- | |
[pagina 10]
| |
school reisde. Hij klaagt over de ellendige bergwegen en hoe zelf een lichte wagen slechts hortend en schokkend over het slechte pad heen komt! Ook de spoorwegen hebben Engadina het laatst bereikt en eerst met hen kwam eindelijk de toeristenvloed. Het is dus wel natuurlijk dat in die afgezonderde kleine wereld het Rheto-Romaansch een rustig toevluchtsoord heeft gevonden en dat de onafhankelijke aard van de bevolking het dit gaarne heeft gegund. Maar er is ook een historische reden, en die legt nog het best uit waarom het Romanche beter stand heeft gehouden, dan de Neo-Latijnsche talen in Dalmatië, die verdwenen zijnGa naar voetnoot(2). Van al de hooge bergstreken van Zwitserland, is Engadina alleen protestantsch geworden. Was het de onafhankelijkheidsgeest? Was het de oude veete tegen de geestelijke heeren, bisschoppen van Chur, abten van Dissentis en anderen? Was het de drang der boeren naar het bezit van het kerkland, dat met de bekeering tot de hervormde leer aan de gemeenten overging? Zeker is het dat, terwijl de overige hooglanden, zooals Uri, Schwyz, Unterwalden, Appenzell, Tessino, Wallis katholiek bleven, Engadina overging tot de reformatie, en wel in haren meest democratischen vorm, de leer van Zwingli. Een enkele gemeente, Tarasp, bleef katholiek onder den invloed van den Oostenrijkschen burchtheer. In den dienst van den nieuwen godsdienst werd in 1552 een catechismus en in 1560 de Bijbel door Biffrun, uit Suoz, in het Ladin vertaald. Zoo kreeg de kleine gewestspraak al in de XVIe eeuw rang van geschreven taal, en werd aldus gesteund en bestendigd. Van toen af is men begonnen Ladin en Romanche te schrijven, meestal in kerkelijke schriften, preeken, psalmen, stichtende verzen en was de gewestspraak gered. In de XVIIe eeuw zijn de meeste wetten of statuten uit het Latijn of het Duitsch in de volkstaal vertaald. - Bij welke der andere Neo-Latijnsche talen staat de uwe het naast? vraag ik. - Ik zou zeggen bij het Provençaalsch. - Ik kan dit bevestigen, zegt een leeraar uit Scuols. Ik heb eens aan mijn jongens heele bladzijden uit Mireio van Mistral voorgelezen en het was voldoende het met onze uitspraak en onzen klemtoon te doen opdat de kinderen alles verstonden. | |
[pagina 11]
| |
- Onze taal heeft in alle geval zeer oude vormen behouden, voegt een ander Engadiner er bij. Het verdrag van Verdun uit de negende eeuw kunnen wij gemakkelijk lezen in den ouden tekst. Het Duitsch is de wereldtaal die de Engadiner van ouds bij voorkeur aanleert. Voor een groot deel van Grauwbonden is zij de moedertaal. De Republiek der drie Bonden schreef in het Duitsch tot de Confederatie, die toen slechts uit dertien kantons bestond. Verliest het Romanche heden geen veld? In een studie van een Duitsch professor, die ik gelezen heb, wordt bevestigend geantwoord en met een macht van statistisch materiaal de bewering gestaafdGa naar voetnoot(3). Het vreemden verkeer in zomer en winter, de gemakkelijke betrekkingen met Duitsch-Zwitserland, de noodza kelijkheid voor de Engadiners om Duitsch te kennen om in de hotels van eigen land als tafel- en kamerdienaar, gids, koetsier, chauffeur geld te verdienen, of buiten hun gewest zich door de wereld te slaan, worden door hem als reden tot geleidelijke germaniseering der Rheto-Romanen aangevoerd. Maar het boekje is van 1900. - Is die strekking dezelfde gebleven? vraag ik. - Neen, antwoordt men beslist. Die strekking heeft bestaan, ofschoon de schildering overdreven is. Wanneer van Engadina gesproken wordt, denken vreemdelingen aan St. Moritz, dat eigenlijk een schepping is van het toeristenverkeer, en waar slechts een zeer kleine minderheid der inwoners burgers zijn der gemeente; daar is inderdaad het Duitsch overwegend, omdat de bevolking hoofdzakelijk uit ingewekenen bestaat. Maar St. Moritz is Engadina niet. In de laatste dertig jaar heeft de liefde voor het Romanche zich sterk ontwikkeld. Het is hier de taal van het volksonderwijs, van het bestuur, van het gerecht. Niet alleen het volk spreekt zijn taal, ook de hoogere standen beschouwen het als ‘de bon ton’, onder malkaar Romanche te spreken. | |
[pagina 12]
| |
- Ik ben uit Duitsch-Zwitserland afkomstig, zegt een der aanwezigen. Toen ik hierheen kwam voor veertig jaar, waren er heel wat ingewekenen, die geen woord Romanche spraken, buiten het onontbeerlijke om zich te doen verstaan. Nu leeren zij het allen. En hun kinderen worden geromaniseerd. - U sprak van bestuur, onderwijs en gerecht. Dit geldt zeker voor de gemeenten en het kanton in hun betrekkingen tot de Romanche sprekende bevolking. Maar hoe handelen bondsbestuur en bondswetgeving? - De Grondwet zegt dat de drie hoofdtalen van Zwitserland, het Duitsch, het Fransch en het Italiaansch de nationale talen van den Bond zijn. Maar niettemin worden wetten van algemeen belang ook in het Romanche vertaald. Zoo bestaat er een Romanche tekst van het Burgerlijk Wetboek. Wat u nog meer zal interesseeren: de oude Grauwbonden-Staat - de Republiek der drie Bonden - is de eerste officieele veeltalige Staat in Zwitserland geweest: Romanche, Ladin, Duitsch en Italiaansch stonden er op gelijken voet. - En de letterkunde? Werden er werken, gedichten, novellen, romans in het Romanche geschreven? - Stellig. Reeds in de XVIe eeuw schreef Gian Fravers een episch gedicht in het Ladin. Maar tot voor vijftig jaar was onze litteratuur hoofdzakelijk stichtelijk: In het Romanche bestonden gebedenboeken, psalmboeken, preeken; ook de tekst van mysteriespelen in onze taal is ons bewaard, maar hun onderwerp is eveneens godsdienstig. Aan belletrie is slechts in de laatste vijftig jaar iets gedaan. Natuurlijk voor zoo'n kleine bevolking is het niet veel. Een chrestomathie in drie deelen heeft het voornaamste verzameld. In onzen tijd heeft een oorspronkelijk drama, ‘Il Chastellan da Guardaval’, in hexameters en drie akten, verdienste en succes. - Is de Bondsregeering voor het Romanche gunstig gestemd? - Zeker. Zoo verleent zij een jaarlijksche toelage aan de Lia Romancha, het verbond voor het Romanche. Ook voor de eenheid der spelling, ten minste onder de samenhoorende dialecten, is er gezorgd. Op het gebied der spraakkunst is in denzelfden zin en met hetzelfde doel een commissie werkzaam. Het lager onderwijs gebruikt reeds overal dezelfde schoolboeken. Ook ver- | |
[pagina 13]
| |
schijnt er een blad in 't Romanche opgesteld: de ‘Fögl d'Engadina.’ Driemaal in de week komt het van de pers. - Wanneer wordt Duitsch onderwezen? - Na het derde schooljaar. Onze kinderen moeten een wereldtaal kennen. Engadina biedt geen toekomst aan al zijn zonen. De oudste jongen blijft het vaderlijk land bewerken. Maar de jongere zonen gaan de wijde wereld in. Te allen tijde heeft het land vele emigranten geteld. In vroeger eeuwen waren het hoofdzakelijk soldeniers. Vele Engadiners hebben in de Nederlanden gevochten. Nu kiezen onze jongens een vreedzamer handwerk. Velen zijn pasteibakkers, drogisten, herbergiers, hotelbedienden, kleinhandelaars in Noord-Italië, in Oostenrijk, in Zuid-Frankrijk, tot in Rusland. Ook in Noord-Amerika heeft meer dan een succes gehad. Het is natuurlijk niet met het Romanche dat zij hun weg maken. - Hoe lang gaan de kinderen naar school? - De wet eischt acht schooljaren leerplicht. Maar al wat verstandig is, en aanleg bezit, komt naar de middelbare school. - Keeren uw emigranten naar hun land terug? - Ja, de meeste. Of wel hebben zij fortuin gemaakt, of wel hun zaak aan een zoon overgelaten. Dan komen zij hun laatste jaren rustig uitleven in hun bergen. Heel wat kapitaal werd zoo in Engadina gebracht, dat buitenslands werd verdiend. Hoe zouden anders de gelden voor het Engadiensche hotelbedrijf zijn bijeengebracht? Zeker is het niet van de spaarcenten der boeren of ten minste niet alleen. - Heeft de bevolking zoon groot aandeel in de hotels? - Ja. Er zijn uitzonderingen, onder de zeer groote, uit de laatste jaren van vóór den oorlog; hier kwam kapitaal van buiten. Maar in 't algemeen behoort de groote meerderheid van het hotelbedrijf aan 's lands kinderen. - Iedereen heeft dus belang bij zijn welvaart en goede leiding? - Natuurlijk en niet het minst de boer. De melk, de boter, de kaas, het vleesch, het gaat alles naar de hotels. De meisjes gaan er gedurende de beide seizoenen - zomer en winter - dienen. Ook is een crisis als deze een ramp voor dit gewest. Wij zitten ditmaal te praten op het terras van het Waldhaus. | |
[pagina 14]
| |
Voor ons strekt zich het heerlijke dal van den Inn uit. Links de licht gegolfde groene hellingen waarop ScuolsGa naar voetnoot(4) ligt en de akkers, in de zuiderwarmte, hoog opklimmen tot aan den voet der Silvrettaketen. Rechts zijn het de dichte wouden en de hooge, rotsige bergen, grootsch, zelfstandig en trotsch. Langs nauwe engten en dalen en hooge, slechts over voetpaden genaakbare passen bereikt men langs daar het Zwitsersche nationaal park, waar men tracht de oernatuur van het land met flora en fauna te bewaren. Voor een paar dagen heb ik dit conservatorium naturae in zijn eenzame schoonheid doorloopen. Nooit heb ik meer alpenbloemen te zamen gezien. Ook het Romanche is een zeldzame bloem, uit het grijs verleden trouw bewaard en die, in deze dagen, aan de algemeene taalbeweging, overal zegevierend in Europa, nieuwe kracht en den wil tot leven en tot voortbestaan danktGa naar voetnoot(5).
LOUIS FRANCK. |
|