| |
| |
| |
Over den huidigen politieken Toestand van Europa
....En nog een boel andere dingen, die hiermee in verband staan.
In de laatste weken heeft zich het politiek uitzicht van Europa met duizelingwekkende snelheid gewijzigd. Haast te gelijk zagen wij in Frankrijk en in Duitschland een gloednieuwe regeering de teugels in handen nemen, en de staatkundige evoluties van het oogenblik gaan zoo'n vaart uit, dat het onbegonnen werk wordt hen in een weloverwogen artikel vast te leggen, daar zij, eer nog de inkt is opgedroogd, aan ons werelddeel een heel ander uitzicht, geheel verschillende mogelijkheden kunnen aanbieden.
Natuurlijk is die verandering niet zoo opeens en zonder in 't oog vallende reden ingetreden: feitelijk is zij het logisch en sinds lang te verwachten gevolg van de heele reeks onvrijwillige politieke en economische flaters, die er, sinds den oorlog, op het Europeesche schaakbord werden begaan.
Wij geven grif toe dat de taak die op de staatslieden, kort na den grooten wereldoorlog, rustte, ver van eenvoudig was. Het kwam er op aan ons werelddeel te voorzien van een gangbaar en nagenoeg definitief statuut voor de onmiddellijke en ook voor de verre toekomst; er moest gezocht worden naar het middel om alle mogelijke conflicten te voorkomen.
De vrucht van dit werk werd dan het Verdrag van Versailles.
Bij de beoordeeling van dit, in onze hedendaagsche geschiedenis zoo belangrijk stuk - wij mogen zonder aarzelen zeggen: het belangrijkste - mogen wij echter niet te streng zijn voor de stellers er van. Wij mogen niet vergeten dat wij op het huidig oogenblik weten wat zij haast onmogelijk konden voorzien.
Hen werd om een definitieve regeling gevraagd van de Europeesche politieke toestanden; zij hebben een document
| |
| |
geleverd, dat naar hun heiligste overtuiging aan die opgaaf beantwoordde. Zij hebben hun plicht gedaan.
Van ons standpunt kan men hun thans gemis aan doorzicht verwijten, maar daarbij moeten wij ons verplaatsen in de speciale atmosfeer van het onmiddellijk na-oorlogsche, die doortrokken was met den roes der zegepraal.
Zegepraal van wie op wat? Men dacht van Recht op Onrecht, van Beschaving op Geweld... in werkelijkheid was door den oorlog zelf heel ons maatschappelijk leven reeds van uitzicht veranderd.
Door een verkeerde opvatting misleid, hebben wij geleerd van oorlogen en andere wereldschokkende gebeurtenissen slechts de data en de directe resultaten te onthouden, en daarop onze gevolgtrekkingen te bouwen voor de toekomst. En daar ligt de fundamenteele fout.
Geheel het wezen van den Mensch was gewijzigd, en uit den maalstroom van gevoelens en ideeën, door den rampzaligen en noodlottigen broedermoord ontstaan, waren van langsom nieuwe richtlijnen geboren, die op dit uur moeilijk naar waarde waren te schatten.
Het communisme, het voor den oorlog reeds in het Russische Keizerrijk smeulende bolsjewisme, zijn er de thans nog schadelijke uitwassen van, maar het opkomende getij tastte zonder ontzag al de lagen der wereldbevolking aan.
Ver van ons die nieuwe stroomingen te veroordeelen; dat zou trouwens al te naïef en te simplistisch zijn. Wij kunnen hen enkel ondergaan en vaststellen als een nieuwe phase in de evolutie van het menschelijk denken, of ze in een bui van optimisme bestempelen als een stap naar de Volmaking! Alleen dergelijke illusies maken het leven waard om geleefd te worden...
Bij den aanvang van een overgangsperiode, die thans nog niet volledig achter den rug is, konden de nochtans begaafde vaklui die het Verdrag van Versailles aan elkaar gesmeed hebben, zich daar niet volledig rekenschap van geven... en toch hebben zij toen al vermoed dat er iets in het wezen van den mensch veranderd was: zij hebben het den naam gegeven van ‘zucht naar zelfbeschikkingsrecht der kleine volken,’ maar daarmee hebben zij lang niet den grond der kwestie aangeraakt.
| |
| |
In elk geval hebben zij ons iéts gegeven om ons, in de duisternis die ons, figuurlijk gesproken, omringde, aan vast te houden, met daarnaast een onvolprezen internationaal organisme: den Volkenbond, dat de naleving van het statuut, met de medehulp van het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, moest verzekeren.
Ook voor dié daad, meer nog dan voor de andere, zijn wij hun dank verschuldigd, want hierdoor hebben zij ons het middel aan de hand gedaan om tot een zoo veelzijdig mogelijke oplossing te komen van het groote probleem dat ons bezighoudt, en meteen, wanneer wij eens in staat zijn te begrijpen vooraleer het onafwendbare is geschied, de toekomst naar eigen wensch te plooien of ten minste voor te bereiden.
Noch het Verdrag van Versailles, noch de Volkenbond hebben algeheele voldoening geschonken; het was ten slotte slechts menschenwerk; en zegde de groote Goethe niet ergens dat menschenhanden nu eenmaal niets volmaakts en niets blijvends kunnen opbouwen? Wij hebben immers nog altijd de handen vrij om er verbeteringen aan toe te brengen?
In zekeren zin is daar al lang mee begonnen. Wat zijn het Dawesen het Young-plan anders dan aanvullende en in zeker opzicht verbeterende overeenkomsten van bepalingen uit het Verdrag? En werd zoo pas, door den Franschen minister-president Tardieu, niet voorgesteld om heel de basis van het Volkenbonds-systeem opnieuw in te richten - eenigszins naar de plannen van den Zwitserschen publicist Bauer, in ‘Morgen wieder Krieg’ uiteengezet - door het te voorzien van een internationaal leger, geschraagd door wederlandsche veiligheidsverdragen?
Het gaat niet op hier te redetwisten over de waarde, de wenschelijkheid en de practische uitvoerbaarheid van dit voorstel; wij stellen alleen maar vast dat er reeds over veranderen, in den zin van verbeteren, gesproken werd.
Van Fransche zijde nog wel, die langs den anderen kant weer van geen herziening van het Verdrag van Versailles hooren wil. En daar is ook al een plausibele reden voor: uit den aard der zaak is Frankrijk het land dat het minst door het genoemde Verdrag te lijden had, zelfs integendeel. Het is dus nief meer dan logisch dat het opkomt voor den eerbied der verdragen, die toch
| |
| |
onvermijdelijk moet aan de basis gelegen hebben van het te Versailles gedane werk. Maar stilaan, sedert geruimen tijd al in zekere kringen, gaan ook bij onze Zuiderburen de oogen open voor den werkelijken gang der zaken, en wordt de gemeenschappelijke vijand in zijn ware gedaante ontwaard.
| |
De gemeenschappelijke vijand.
Wie dat eigenlijk is? Verwacht nu maar niet dat ik een bepaalde partij, een beweging of een geestelijke strooming ga noemen; vooral niet een die nog in haar kinderschoenen staat en bovendien op erg ongunstige aarde wast om thans reeds, overigens niet te controleeren, proeven van geschiktheid te geven.
De gemeenschappelijke vijand van al wat op aarde leeft en ademt is de ondergang, het gebrek, de ellende, de economische nood en hun nefaste gevolgen: anarchie, revolutie, oorlog en dood.
Om die uit den weg te gaan moet evolutief, niet revolutief gewerkt worden, en al wie dit niet inziet is een vijand der Maatschappij, daar hij haar op brutale manier de krachten ontrooft die haar bestaansmogelijkheid uitmaken.
Zeker, ontwapening is een der middelen om tot het doel te geraken, en misschien is zelfs communisme er een ander; maar de Mensch is op dit oogenblik nog lang niet in staat om deze wapens te hanteeren, en het zou een misdaad, het zou weloverwogen zelfmoord zijn, hem die thans reeds volledig in handen te geven.
Intusschen gaat de trage, maar zekere evolutie haar gang: als onvermijdelijk gevolg van de hierboven uiteengezette toestanden kwam, na een periode van heropbouw en kunstmatigen bloei (in de hand gewerkt door het Amerikaansch efficiency-systeem, dat feitelijk slechts een eenzijdige poging was in de goede richting), de economische crisis opdagen, als voorbode van het nakend onheil.
Het denkvermogen van den Mensch had nieuwe wegen voor zijn bedrijvigheid gevonden, in den plotsen en onverhoopten vooruitgang der techniek, en de maatschappelijke en politieke inrichting wist daar geen gelijken tred mee te houden. Dat vooral konden de heeren van Versailles niet voorzien.
| |
| |
En daar staat nu het naakte feit: het gaat zóó niet meer langer, de boel loopt spaak. Er moet snel en doeltreffend ingegrepen worden.
Maar niemand deed het. In Amerika niet, en ook in Europa niet. Nochtans had de stoot, logisch gesproken, van de overzijde van den Oceaan moeten komen, want daar toch lag het voor-naamste uitgangspunt van heel het probleem, in den vorm der schuldbrieven van het uitgeputte Europa. Het is echter moeilijk voor den Mensch om van bezit te scheiden.
De bom barstte aan het andere einde van den draad: Duitschland kon niet meer betalen!
De gevolgen van dit ‘coup de théatre’ zijn weldra niet meer te overzien. De gansche wereld staat op haar kop. Toch was de ramp lang genoeg te voorzien geweest, maar niemand had het aangedurfd den stier bij de horens te grijpen. Nu moeten zij wel!
| |
Eerste reddingspogingen.
Amerika, dat klaarblijkelijk te voren gewaarschuwd was, is 't eerst wakker geschoten: president Hoover kondigde zijn Moratorium af, blijkbaar bedoeld als voorbode van de algeheele kwijtschelding der schulden.
De kortzichtigheid zijner landgenooten heeft hem echter belet den toestand te redden, en zich meteen tot een der groote weldoeners van de Menschheid op te werken. De gevolgen laten zich thans, onder de muren en zelfs in de straten van Washington, aan den lijve gevoelen.
Frankrijk stak eerder schuchter van wal: het begon met de reizen van minister-president Laval naar Amerika, naar Berlijn en naar Londen, die aanvankelijk op een sisser uitliepen. Daarop kwamen de twee groote proefballonnen van Tardieu: het Volken-bondsleger en het Donau-plan, als uitgangspunten voor den heropbouw van de wereld. Men heeft er niet van gewild, alhoewel er veel goeds stak in het opzet. Wellicht was aan dezen de steller antipathiek, aan genen zijn plannen schadelijk... De tijd van geven en nemen was nog niet aangebroken ; er kon nog gewacht worden. Duitschland vreesde het moreele overwicht van Frankrijk
| |
| |
op de Volkenbondsmiddens, en Italië zag met leede oogen zijn eigen invloed in het Donau-gebied door Parijs overnemen.
Mogelijk hebben zij het bij het rechte eind gehad, en aldus de politieke hegemonie van één land op heel een werelddeel verhinderd. Volgens ons bestonden daar ook nog andere middelen toe, eenmaal dat de steen maar aan het rollen was gebracht...
Engeland heeft nu echter eindelijk en, laten wij hopen definitief, toch het sein gegeven tot de opperste reddingspoging, door rotsvast te blijven hameren op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke doorvoering van de Conferentie van Lausanne.
| |
De conferentie van Lausanne.
Wij kunnen de beteekenis van die Conferentie niet over-, wel önderschatten. Dank zij de doordrijvendheid van den Britschen premier Ramsay MacDonald, werd eindelijk een eerste stap gedaan in de richting van verzoening en welbegrepen samenwerking.
Natuurlijk staan wij nog mijlen ver van het te bereiken ideaal, maar het feit alleen dat wij niet zijn blijven staan - dus: niet zijn achteruitgegaan - is reeds beteekenisvol.
Daarbij heeft Lausanne, in zekeren zin, aanleiding gegeven tot Ouchy, en is het Belgisch-Nederlandsch Economisch Verbond, waarvan wij hier te lande en ook elders het allerbeste mogen verwachten, in zeker opzicht, te danken aan de gunstige stemming die door de besprekingen te Lausanne werd gewekt.
En wanneer thans de Britsche Rijksconferentie te Ottawa niet meer datzelfde dreigende karakter draagt van voor enkele maanden, wanneer ook Groot-Brittanië eindelijk gewonnen schijnt voor nauwe samenwerking met het Europeesche vasteland, dan is dit nog eens een resultaat, zij het direct of indirect, van Lausanne... zonder al te willen gewagen van het Accoord van Vertrouwen, tusschen Frankrijk en Engeland gesloten, met toetreding van België, Italië, Polen, Joego-Slavië, Hongarije, Spanje, Tjecho-Slovakije en Duitschland: een overeenkomst die gewis het uitgangspunt worden kan van een politieken heropbouw van ons werelddeel volgens meer gezonde en verdedigbare opvattingen, indien het Reich zich niet aan zijn verplichtingen, te Lausanne aangegaan, onttrekt.
| |
| |
Na die eerste, zeer verheugende, tastbare resultaten mag echter niet getalmd worden. Men moet het ijzer smeden terwijl het heet is, en in die gedachtenreeks kunnen wij niet anders dan wenschen dat de politieke wederwaardigheden, waaraan Duitschland op 't oogenblik ten prooi is, zoohaast mogelijk weer in het reine worden getrokken.
Want al de verwezenlijkte en onmiskenbare vorderingen ten spijt, blijft toch het kalf nog altijd gebonden liggen aan dezelfde palen: schrapping of vermindering der oorlogsschulden door de Vereenigde Staten en betrouwbaarheid van Duitschland.
Wat dit laatste betreft, moeten wij gelaten op de oplossing wachten, die het Duitsche volk op 31 Juli (misschien wel vroeger) geven zal aan den strijd tusschen socialisme, nationalisme, nationaal-socialisme en communisme, die er thans volop aan gang is.
Elke pronostiek aangaande den afloop daarvan is op het oogenblik uit den booze, maar wel is het een uitgemaakt feit dat de regeering von Papen vastbesloten schijnt om tot het uiterste haar zienswijze te verdedigen tegen haar vijanden van links en ook van rechts. Trots elke samenwerking blijft toch een haast even diepe kloof de nationalisten van Hitler scheiden als van Thalmann. En dat is op zichzelf heelemaal geen bedroevend verschijnsel, met het oog op de welvaart van ons werelddeel, dat met geen enkel soort van extremisme kan gediend zijn. Wanneer dit artikel verschijnt is daarover waarschijnlijk al heel wat meer geweten.
Zal de toestand desnoods geconsolideerd worden door de restauratie der Duitsche monarchie, onder 't welwillend oog van Frankrijk? Alles is mogelijk; men hoeft zich over niets te verwonderen, in de politiek.
De vijanden van gisteren kunnen vandaag de beste vrienden worden, en feitelijk hoort het zoo... daaruit moet eens de broederlijkheid onder de Menschen geboren worden, al was het alleen maar bij de nuchtere constatatie dat wederlandsche vriendschap en vijandschap kwesties zijn van tijd en omstandigheden. Waarom dan vandaag nog iemand voor vijand schelden, die morgen onvermijdelijk weer onze beste vriend zal zijn, en vice-versa?
| |
| |
| |
Het standpunt van de Vereenigde Staten.
Zonder meer aandacht te schenken dan volstrekt noodig is aan de jongste gedeeltelijke regeeringsverwisseling in het fascistisch Italië, die toch geen belangrijke koerswijziging in de buiten-landsche politiek van het Apenijnsche schiereiland laat voorzien, kunnen wij gerust het laatste en wellicht ver uit het belangrijkste probleem, vluchtig onder oogen zien: het standpunt der Vereenigde Staten.
Want hoe spijtig wij het, als Europeanen, ook kunnen vinden, de normale loop der dingen in ons werelddeel hangt in de eerste plaats van den goeden wil en van het doorzicht der Amerikanen af!... Of wij ons daar achteraf, als wereldburger, moeten over verheugen is weer een andere kwestie, die stellig buiten het kader van dit artikel loopt.
Wat zouden wij nu van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika op dit oogenblik mogen verwachten? Hier laten wij graag even het woord aan den vermaarden economist prof. Gustav Cassel, van de Universiteit van Stockholm, die zegt:
‘Amerika heeft niet deelgenomen aan de overeenkomst van Lausanne, doch dit land moet thans geïnspireerd worden door den geest van vastberadenheid welke te Lausanne heeft geheerscht. Een voortdurende strijd om de oorlogsschulden aan de Vereenigde Staten zou denzelfden vernietigenden invloed op het monetaire stelsel der wereld en den internationalen handel hebben als de strijd om de herstelbetalingen.
Het voornaamste economische belang van de V.S. is het herstel van het economisch leven in de geheele wereld. Vergeleken met dit belang beteekent een jaarlijksche betaling van enkele honderden millioenen dollars op de oorlogsschuld al heel weinig. Deze eenvoudige overweging behoort voor Amerika aanleiding te zijn alle oorlogsschulden kwijt te schelden, zonder een kleingeestig onderzoek in te stellen naar den financieelen toestand van elken debiteur. Doch dit is niet voldoende. De Vereenigde Staten moeten zich tevens vereenigen met de andere landen in het streven naar een vrijeren handel en moeten hun vraag naar goud zoodanig verminderen, dat de mogelijkheid bestaat voor de noodzakelijke stijging van het algemeene prijsniveau. De positieve medewerking
| |
| |
van Amerika op dit gebied is van essentieel belang voor het herstel der wereld.’
Bondiger, vollediger en vooral logischer is de taak die thans op de Amerikanen rust niet samen te vatten. Maar hier ook hangt de verwezenlijking af van een volksraadpleging, die weldra een nieuw bewoner voor het Witte Huis te Washington aanduiden moet.
De vooruitzichten zijn ons echter gunstig: de democratische partij, die herziening van het schuldenprobleem officieel op haar programma heeft geschreven, beschikt over de grootste kans on de overwinning in de komende presidentsverkiezingen, en haar twee voornaamste candidaten, Franklin Roosevelt en Al. Smith, hebben onvoorwaardelijke trouw gezworen aan dit principe.
En zelfs de onverzoenlijke senator Borah, nochtans een vooraanstaand Republikein, schijnt er nu voor gewonnen.
Wij hoeven dus alleen maar te wachten op de aangekondigde Wereldconferentie, waar ook dit vraagstuk, naar het heet, definitief zal geregeld worden, maar moeten onderwijl in ons eigen belang, tot het uiterste profijt trekken van de goede disposities die momenteel in ons werelddeel heerschen.... zonder ons af te vragen door wat die eigenlijk werden in het leven geroepen.
...Zooals door het aanvaarden van de resolutie-Benesj, op de Ontwapeningsconferentie, al in zekeren zin werd gedaan. Maar wij eischen met klem, en in ons aller voordeel, méér en béter. Want alleen tot dién prijs, en door een welbegrepen aanpassing van nieuwe toestanden aan nieuwe belangen en nieuwe verzuchtingen, kunnen wij ons werelddeel vrijwaren voor noodlottige experimenten die meer kans hebben op mislukken dan op gelukken.
Door welbewuste en verantwoordelijke staatslieden mag niet met het geluk van millioenen menschen worden gesold.
Juli 1932.
AUGUST CORBET.
|
|