| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
Onder de firma's, die op zuiver onderwijsgebied beslist innoveerend werk leveren, dienen telkens ‘De Sikkel’, te Antwerpen, en Wolters, te Groningen, vermeld.
Wat ‘De Sikkel’ betreft, de heer Eugeen De Bock, die haar kort na den wereldoorlog oprichtte, heeft ze, dank zij zijn helder inzicht, zijn durf, zijn volharding, opgevoerd tot een firma, die men in Vlaanderen raadpleegt vóór alle andere, wanneer het kennismaking met nieuwe, oorspronkelijk Vlaamsche leermethodes, - en ook naoorlogsche Vlaamsche literatuur, - betreft,... en dat is zeker geen kleine verdienste!
In détail opsommen wat ‘De Sikkel’ verwezenlijkte, is hier onmogelijk; maar men kijke haar katalogen in en verneme voor 't overige, dat in een groote stad als Antwerpen zoo goed als alle leervakken vernieuwd en verjongd werden hoofdzakelijk aan de hand van de door den heer De Bock uitgegeven methodes en deze methodes volop bezig zijn, en dat alléén om hun waarde, het Vlaanderen der officieele scholen, - en ook stuksgewijze het andere, - te veroveren.
Dit laatste konden we illustreeren met het overal doordringend werk van Fons Van Hoof, Willy Schneider, John Broeders. Prosper Melis, Albert Van Laar, Julien Kuypers en anderen. We kijken echter uit naar splinternieuwe uitgaven en hebben dan weer heel wat te vermelden.
Van Prosper Melis, den auteur der bekende reeks ‘Taaloefeningen’, verschenen tegelijk een Eenvoudige spraakkunst, voor leerlingen van het 7e en het 8e studiejaar en bevattende, zonder nuttelooze bepalingen of phraseologie, datgene wat alle jongens en meisjes praktisch van onze spraakkunst moeten kennen, wanneer ze de lagere school verlaten, en voor hetzelfde publiek, een Taalkundig handboek (mede samengesteld door Dr. Jan Grauls en Const. H., Peeters), dat niet grooter dan een zakboekje is, maar in zijn bondigheid een rijkdom aan inlichtingen geeft inzake woordenschat, uitspraak, klemtoon, provincialismen, Gallicismen en Germanismen, verkortingen, gevleugelde woorden, titulatuur en briefschrijven. We stellen ons zoo voor, dat niet alleen jongelui, maar ook volwassenen, - zelfs hier en daar een letterkundige, - beide boekjes op hun tafel konden houden.
| |
| |
Van Julien Kuypers' De gouden poort, bloemlezing voor het middelbaar en het normaal onderwijs, verscheen een nieuwe, geheel gewijzigde en bijgewerkte uitgave. Ze bestaat thans uit: deel A. Op den drempel; deel B. Inleiding tot de literaire schoonheid; deel C. De ontwikkeling van de Nederlandsche letteren. En bij dit laatste sluit dan J. Kuypers en Th. De Ronde's ‘Beknopte geschiedenis van de Nederlandsche letteren’ aan. Van eerstgenoemd werk volsta het te zeggen: wie Kuypers' bloemlezing, die meer dan rijk van leesstof voorzien is, degelijk weet uit te baten, kweekt niet alleen, aan de hand van zoo modern mogelijk gekozen stukken, gezonden lust tot lezen aan, maar prikkelt ook tot vergelijken tusschen oud en jong, tusschen sterk en zwak, d.i. oefent bij de jeugd het literair aanvoelen, begrijpen en genieten, zooals tot nog toe geen enkele voorganger heeft vermocht. Dat Kuypers niet bedoelde, zijn werk klassikaal in alle détails te laten behandelen, merkt men dadelijk aan den omvang; hij wil het ook persoonlijk, vrijwillig door de leerlingen zien in handen nemen,... en dat doel zal hij wel bereiken, gezien de extra methodische aanbieding en de heel bizondere aantrekkelijkheid van den inhoud.
Albert Van Laar en Fritz Francken bezorgden een nieuwe Geschiedenis van Antweroen. Voor wie weet, dat een laatste dergelijk werk, - door A. Swerts, - een veertigtal jaar geleden verscheen en de ontwikkelingsgeschiedenis der Scheldestad vooral naar de oppervlakkige uiterlijke verschijnselen schetste, zonder waardeering van den historischen ondergrond die hun het leven gaf, zal een uitgave als dit boek van 200 groote bladzijden een rijke aanwinst zijn. De auteurs heeten het ‘een vulgariseerend werkje’, en we hopen maar, dat alle leerkrachten en talrijke Sinjoren het zich zullen aanschaffen; maar hoe eenvoudig en bondig het ook geschreven werd, het is, heel wat beter dan doodgewoon vulgarisatie, een boek waaraan ernstige opsporingen tot grondslag liggen en een boek ook, dat tot nader onderzoek der feiten en gegevens en tusschenbei tot kontroversie prikkelt. Het heeft een typisch Sinjoorsch omslag en bevat een flink aantal vooral dokumentaire illustraties.
Door een groep van vooraanstaande Vlaamsche opvoeders, die een korte studiereis in Nederland ondernamen, werd een boek, Onderwijs en scholenbouw in België en Nederland, samengesteld, dat in zijn aard een eersteling is ten onzent. Zeker, elk der onderwerpen, zooals aangetoetst door mej. Neeten en de heeren Van Hoof, Broeders, Troch, Peelmans, De Jaeck, Leurs, kon aanleiding worden tot een heel wat grondiger studie en het ware zelfs de vraag, of men zich hier niet best bij Scholenbouw alléén gehouden had. Maar zooals thans het boek verschijnt, - tevens
| |
| |
een mooi album door een aantal groote, openbarende foto's, er in opgenomen, - zal het voor vele bestuurlijke lichamen, pedagogische leiders en leerkrachten reeds een kostelijk bezit zijn; een groot aantal gegevens, trouwens met methode voorgebracht, zullen vast stof tot overweging geven. Met alle waardeering voor de bijdragen der overige medewerkers, hechten we een bizondere beteekenis aan de zeer plastisch gestelde hoofdstukken ‘Het nieuwe schoolgebouw’, door Fons Van Hoof, en ‘Moderne scholenbouw in Nederland’, door John Broeders.
Zooals de lezer merkt, is de firma ‘De Sikkel’ in volle opbouwende bedrijvigheid; en dan nog hebben we niet het lijvige, rijk geïllustreerde werk, Wordingsgeschiedenis van het boek, door Geert Schmook, vermeld, dat zoopas aldaar van de pers is gekomen.
Wat de Groninger firma Wolters beteekent, weten zoowat alle Nederlanders, die belang stellen in onderwijs en opvoeding. Ge hebt maar haar zooveelsten jaarlijkschen Fondscatalogus door te kijken, om op te merken hoe niet een enkel vak, een enkel onderwerp onaangeroerd gebleven is; en zoo ge het geluk hebt haar van dichtbij te volgen, dan weet ge hoe ze er op uit is, methodologisch en technisch steeds met het allerjongste voor den dag te treden.
Van Hoogeveen zijn de Eerste zes leesboekjes zeker wel bekend; maar nu moet ge den juist verschenen, 25en druk er van zien en daarbij kennismaken met de spiksplinternieuwe zes boekjes Leesoefeningen, - of bordoefeningen, als inleiding tot het gebruik der leesboekjes zelf, - en ge zult verbaasd staan over de technische, stoffelijke pracht, die hier wordt aangeboden. 't Is haast té mooi, zou men geneigd zijn te zeggen,... indien men niet wist, dat voor de kinderen pas het beste goed genoeg is. We vragen daarom: koop deze boekjes en schenk ze aan uw kinderen!
En nu we toch van kinderen spreken: koop ook voor hen, zoo ze van krabbelen en kleuren houden, - en welke doen dat niet! - de reeks handige mapjes De drie kleuren, door J. Altink en J. Boer, zijnde drie mapjes met, in elk, zestien teekenvoorbeelden voor de lagere, de middel- en de hoogere klassen en twee oefenmapjes, vol losse omlijste blaadjes, waarop het jonge volk zich dadelijk aan 't werk kan stellen. 't Is een heel nieuwe uitgave en zal de kleuters zeker een prettige ontspanning geven!
Op dezen toon gaan we natuurlijk niet voort; volgende werken zijn trouwens uitsluitend schoolboeken en niet eens voor de allerjongsten bestemd. Kijk maar.
Van Aug. A. Boudens' Onze moedertaal, taalboek voor de
| |
| |
R.K. Mulo-school, verscheen het derde deeltje, weer vol praktische, dikwijls zeer aantrekkelijke oefeningen voor 12-14 jarigen.
Herman Poort brengt ons, als voorlooper tot zijn ‘Bloeiende bongerd’, leesboek dat voor de lagere klassen der lyceums (of atheneums) te moeilijk werd bevonden, een nieuw leesboek, De bottende bongerd. Het is weer een keus aan heerlijke in- en uitheemsche lektuur, in zes groote rubrieken ingedeeld, die we ook gaarne ónze 12-14 jarige leerlingen zagen in handen komen. Maar toch stellen we hier de vraag: zijn dat stukken om klassikaal, met een opbouwend doel te behandelen? Zooja, dan zijn vele er van te uitgebreid om in één les ernstig doorgenomen te worden... en God beware de jonge menschen voor ‘een behandeling in zooveel tafereelen!’ Gaat het hier echter om een bijgevoegd lees- of doorrenboek, dan willen we niet anders dan bewonderen.
B.E. Bouwmans en Th.A. Verdenius bezorgen ons Hauptperioden der deutschen Literaturgeschichte nebst Lesebuch, dat eigenlijk in één boek vereenigen wil wat studenten aan lyceums (atheneums) praktisch over en uit de Duitsche letterkunde dienen te kennen, van de Middeleeuwen tot op onzen tijd. We zijn het gaarne eens met deze opvatting: primo, omdat óver literatuur bondig en zéér aanschouwelijk gehandeld wordt en de fragmenten ter illustratie een ruime, rijke keus aanbieden; secundo, omdat met zulk boek wel een paar jaren kunnen doorgemaakt en de leeraar er zonder werkelijk nadeel voor zijn leerlingen in ‘snoeien’ mag.
L. Goemans, P. Larochette en V. Sondervorst, die vroeger een vereenvoudigde spraakkunst, ‘Eléments de la grammaire frangaise’, lieten verschijnen, passen nu daarbij een boekje Exercices aan. Origineel daarin zijn de talrijke uitspraakoefeningen; maar de auteurs moeten we toch vragen of ze zich voorstellen welke som aan Fransche... woorden ze hun Vlaamsche leerlingen te verteren geven?
A. Dory en A. Wepster bieden ons Twee jaar Fransch, eerste deel aan, in methodologisch opzicht een goed werkje, maar met behandeling van een veel te grooten woordenschat.
W. Reindersma en T. Van Lohuizen laten het derde deel van hun Nieuw leerboek der natuurkunde verschijnen; het bevat de leer van het licht als trillingsverschijnsel, de electriciteitsleer (met uitzondering der electrostatica), benevens enkele dingen uit de moderne natuurkunde. Het neemt steeds de proeven en het waarom der verschijnselen tot grondslag, maar blijft alleszins streng wetenschappelijk.
Uit de verzameling bibliotheek-boekjes ‘Von deutscher Art und Kunst’ bereikte ons de derde uitgave van Th. Storm's In St. Jurgen und Ein stiller Musikant, met annoteeringen. We wenschten, dat onze dag- en avondleergangen zich niet enkel dat
| |
| |
boekje, maar alle overige deeltjes (tot nog toe dertien) van deze heerlijk gekozen reeks aanschaften, als leerzame ontspanningslektuur voor hun leerlingen.
Als jongste uitgave van de firma Wolters vermelden we de zevende, veel verbeterde en vermeerderde uitgave van I. Van Gelderen's Duitsch woordenboek. Wegens de diensten, ditmaal door den heer J.H. Van Beckum bewezen, werd dezes naam mede aan de uitgave verbonden. Wie dezen druk met één der eerste drukken van dit werk vergelijkt, staat verbaasd over den aangroei en de moderniseering van den inhoud, zoo wat de geijkte uitdrukkingen als den eigenlijken woordenschat betreft,... maar vraagt zich iets ongerust af, wat de kleine drukletter worden zal, bijgeval de inhoud bij mogelijkheid nogeens vermeerderd wordt. Nu, zooals het boek zich thans aanbiedt, kunnen we 't alle studeerenden aanbevelen, - ze zullen er niet gauw een ander noodig hebben!
De firma G. Westermann, te Braunschweig, brengt een zonderlinge driemaandelijksche periodiek op de markt. Ze heet Dia en draagt als ondertitel: ‘Ein Orbis Pictus für die Freunde des Lichtbildes im Unterricht.’ We zeggen: zonderling. Het ware beter: openbarend. Want de eerste twee nummers, die thans vóór ons liggen, bieden ons géén artikels, maar wel diapo's op film, - samen niet min dan 80, - met korten, zaakrijken begeleidenden tekst (nooit meer dan 15 regels), en deze films, die 8,5×10 cm. meten en tusschen dekglaasjes moeten aangebracht, zijn als uitvoering in foto en vooral in kleur mooi als de prachtigste diapo's, in den handel verkrijgbaar. Elk nummer van Dia kost 6,50 Mark; stel u dus voor, hoe goedkoop u één der diapo's verrekend wordt. En wat de onderwerpen betreft?... Dia neemt tegelijk verschillende vakken in behandeling, maar wil het op zulke wijze doen, dat geleidelijk elk vak, elk onderwerp, in verband met de volksschool, volledig zijn recht krijgt. We kunnen ons vergissen, maar het komt ons voor, dat hier een heele revolutie in de uitvoering en den prijs van het lichtbeeld wordt voorbereid... en dit ons onderwijs in ieder opzicht zal ten bate blijken. Wie 't niet gelooft, bestelle maar eens zoo'n enkel nummer aan de firma Westermann, - hij zal 't wel merken!
De firma Hermann Beyer, te Langensalza, brengt in haar ‘Pädagogisches Magazin’ een drietal losse verhandelingen: Grimm und Andersen, door Dr. Carl Erlacher, Das Marchen in der Landschule, door E. Heywang, Analyse der freien Marchen-produktion, door Dr. Reinhard Nolte. Eerstgenoemde brochure kenschetst taal en inhoud bij beide sprookjesdichters, maar herinnert al te treffend aan Dr. Koster. De tweede licht de rol toe, die
| |
| |
het sprookje in buitenscholen spelen kan, en doet het kort en zakelijk. De derde, de degelijkste der drie brochuren, onderzoekt het verzinnen van sprookjes door kinderen en toetst deze verzinsels aan soortgelijk werk van beschaafde en minder beschaafde volkeren.
Bij de firma George Harrap, te Londen, verscheen A treasury of verse, in vier handige deeltjes, samengesteld door M.G. Edgar. Deze bloemlezing, bestemd voor school en huis, bevat een rijke keus aan gegradueerde stukjes, die, hoe eenvoudig soms ook, telkens eenvoudige schoonheid blijven. We bevelen ze gaarne onze auteurs van Engelsche leerboeken en onze leeraars aan.
De firma Ploegsma, te Zeist, zendt ons Het brandende braambosch en Feminisme en nieuw-feminisme, beide door D.L. Daalder, den leider van het tijdschrift ‘Het Kind’. Zijn ze als uiterlijk twee bizonder mooie boekjes, inzake inhoud en taal blijken ze één ernst en één degelijkheid. ‘Het brandende braambosch’ behandelt, - voor 17 a 18 jarigen, zegt de auteur, - het schroeiende vraagstuk van het sexueele leven en het sexueel verkeer; jongelui van dien leeftijd zullen de taal van den schrijver, een extra subtiele en mooie, denkelijk niet snappen, maar wat de man zegt is diepe levensernst, zóó ernstig, vooral in dezen tijd van loslippig- en losbandigheid, dat we het alle ouders en ontwikkelde jongelui van harte aanbevelen. ‘Feminisme en nieuw-feminisme’ onderzoekt de levensbestemming van de vrouw, zooals de vroegere en zooals de nieuwe leer ons die voorstellen; ook hier weer de ernst, de kieschheid van den schrijver, maar tevens de kordaatheid, het vraagstuk in al zijn verschijnselen onder oogen te nemen en zich schrap te zetten tegen blinde behoudsgezindheid zoowel als tegen ‘moderne’ voortvarendheid en onevenwichtigheid. Te lezen door alle denkende vrouwen... en mannen!
Van de firma Bossaerts eindelijk, te Antwerpen, ontvingen we het achtste deeltje van K. Moons en F. Pont's Rekenboek; dit deeltje richt zich tot het 6e studiejaar en ‘bevat een maximum van stof’, wat wij een bezwaar vinden. Bij alle waardeering van het geleverde werk, verkiezen wij een middelmatige hoeveelheid of zelfs ‘een minimum van stof’ en daar hebben wij talrijke redenen toe. Dezelfde firma liet ons de eerste deeltjes van Bloemink's leesbcekenreeksen Oogst voor de kleintjes en Oogst geworden. 't Zijn vervlaamschte Noordnederlandsche leesboekjes, die dadelijk eerbied afdwingen om hun papier, druk en overige
| |
| |
materieele uitvoering, zooals we in Vlaanderen niet gewoon zijn; waar echter mooie kleurtjes als oranje, rood en groen worden aangewend, zouden we daarnaast het onfrissche purper er uit gooien. De teksten zijn voortreffelijk, al mocht de Vlaamsche kinder- en volksgeest er wel zijn goede plaatsje in gekregen hebben; we hopen, dat dit laatste bij een volgenden druk terecht komt en dat in de verdere deeltjes niet enkel de schrijvers uit het fonds der firma Van Goor, maar ook en vooral de vooraanstaande Vlaamsche vertellers in ruime mate bedacht zullen worden.
H. VAN TICHELEN.
|
|