Boekbeschouwing
Dr. H.E. Greve. - Praktijk en theorie der titelbeschrijving. Wolters; Groningen, Den Haag; 1931.
Met het oog op de eenheid zoowel bij de opleiding van het personeel der Nederlandsche bibliotheken, als bij het administratief werk, en ook om het raadplegen der catalogen door het publiek te vergemakkelijken, werden, in 1924, door de Rijkscommissie van advies inzake het bibliotheekwezen 53 Regels voor de titelbeschrijving van boeken en tijdschriften vastgesteld en uitgegeven, en in 1929 aangevuld door de Regels voor de alphabetische rangschikking der titelbeschrijving. Theorie en praktijk zijn echter twee verschillende zaken en Dr. Greve was van meet af aan van oordeel dat deze theorie wel door een reeks van concrete voorbeelden mocht toegelicht worden; daartoe zocht hij voor elk van de paragraphen van de Regels voor de titelbeschrijving eenige titels bijeen. ‘Bij het aangroeien van het materiaal en het schrijven van de toelichtingen, zegt schrijver in zijn Voorwoord, bleek telkens duidelijker dat een systematische behandeling der Regels aan zulk een “modellen-atlas” vooraf behoorde te gaan.’ Deze systematische behandeling bracht hem er toe ‘de beginselen, waarop het titelbeschrijven berust, uit de menigte van gevallen en voorschriften los te maken.’ Zoo is dit werk ontstaan, een reeks van 56 aanteekeningen, over drie hoofdstukken verdeeld: I. De herschepping van het titelbeeld (Geen woordgetrouwe overneming. Wat ongewijzigd wordt overgenomen. Wat gewijzigd wordt overgenomen); II. De stabiliseering van het hoofdwoord (Hoofdwoord en alphab, catalogus, Uitbreiding van het begrip schrijver. Meervoudig auteurschap. Verborgen auteurschap. Kunstmatig gevormde hoofdwoord); III. Aan gene zijde der regels. (Wat en waar is het titelblad? Het onbestendig titelblad. De onbestendige schrijver. Stijl en afwerking). Elke aanteekening bespreekt afzonderlijke, soms moeilijk op te lossen gevallen, vult de Regels wel eens aan
en is van talrijke voorbeelden voorzien, die alle ontleend zijn aan bestaande titelbladen en tot de waarde van dit bundeltje (105 blz.) in hooge mate bijdragen.
Met dit werk van Dr. Greve, dat het natuurlijk en onontbeerlijk complement der officieele regels voor de titelbeschrijving is, en waarvan het gebruik vereenvoudigd en vergemakkelijkt wordt door, benevens een gedetailleerde inhoudstafel, een synoptisch register en een onderwerpregister, bezit nu Nederland een handboek voor het beschrijven der boekentitels, dat op één lijn dient gesteld te worden met Dale Sass' Erlduterungen zu den Instruktionen jür die alphabetischen Kataloge der preussischen Bibliotheken (Leipzig, 1927). Wij bevelen het warm aan, niet alleen aan hen die zich tot het vak voorbereiden en aan al de bibliothecarissen die dagelijks titels te beschrijven en te rangschikken hebben, maar ook aan al diegenen die van bibliotheken een veelvuldig gebruik maken; het zal hun leeren dat het opstellen van steekkaarten niet zoo eenvoudig is als op een eerste zicht wel lijkt en het zal hun het zoeken in de alphabetische catalogi in hooge mate vergemakkelijken; zulks blijkt trouwens uit de korte inhoudsopgave, die hooger gedrukt staat.
Dr. C. DEBAIVE.