‘Maak je niet moe,’ blies me Droomeling in de ooren. ‘Je vaart en de kapitein - die brave kerel - leidt je waar hij wil en tot waar het hem belieft. Vouw dat ellendig plan toe; zet je bij de matrozenhut op het bankje, en kijk. Voor de rest zorg ik wel.’
Die goeie Droomeling!
‘Slot Stolzenfels - stuurboord,’ klonk het waarschuwend van de commandobrug.
Ik zag den bekenden burcht hoog boven een rots, omgeven door een overdaad van groen. Hoe sierlijk rees hij daar in zijn nieuwen vorm, doch wat een teleurstelling voor de veeleischende romantiekers, die te zeer het feit negeeren dat Mélac's benden er in 1689, tot groot genoegen van den Zonnekoning, de fakkels zwaaiden der vernieling, wat aanleiding gaf tot een volkomen wederopbouw in latere eeuwen.
...Oberlahnstein... Een stadje, zooals er vele zijn in de Rijnstreek. Een oud stadje. Over de leikleurige daken hingen de vleugels reeds der avondlijke stilte. Er roerde niets en zoo rustig lag het daar aan de samenvloeiing van Rijn en Lahn, dat je een gevoelen kreeg, alsof er geen menschen nestelden en die huisjes aaneengeblokt werden, gelijk een kind dat doet om de strakheid van een vloertapijt wat op te vroolijken.
‘En te “Rhens auf den Feld” hebben we den Koningsstoel,’ lichtte me Droomeling in. ‘Je weet wel, de plaats, waar de keurvorsten, ten getale van zeven, hun keizers kozen en het daarbij vertikten de pauselijke bekrachtiging in te roepen.’
‘Dat heet ik hatelijk,’ veerde mijn kristelijk geweten terstond terug. ‘Andere tijden, andere zeden, en met halve barbaren ga je niet te werk, zooals met onze moderne, superbeschaafde wereld.’
- ‘Een wereld, die er den grooten oorlog op gevonden heeft om het bewijs te leveren van haar beschaving,’ wedervoer Droomeling.
Er blies een frissche streek wind over de voorplecht, waarschijnlijk om alle discussies weg te bezemen. 't Blauw sinjaal aan de commandobrug rilde van pure alteratie, blij dat het weer eens mocht vlotten, zooals het een echte scheepsvlag betaamt.
Droomeling zette zich naast me. Hij keek me diep in de oogen en zei dan:
‘Kom, laten we goede vrienden blijven. De avond is te mooi,