Over het tijdperk vóór den oorlog is schrijver het best ingelicht; hij heeft de ‘Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging’ van Paul Fredericq te zijner beschikking gehad, en ook officieele documenten heeft hij met gezonden, critischen geest onderzocht. Dat gedeelte van zijn werk is dan ook goed betrouwbaar, uitgezonderd wat hij over de Vlaamsche letterkunde meedeelt: Conscience, Gezelle, Hugo Verriest, Rodenbach, Timmermans en Stijn Streuvels maken toch niet de geheele Vlaamsche letterkunde uit; Van Beers, Vuylsteke, Fr. De Cort, Antheunis, Maurits Sabbe, Cyriel Buysse, de gezusters Loveling en vele anderen schijnen voor zijn zegsman niet te bestaan. Wij zeggen: zijn zegsman, want ieder ordentelijk vakboek had den Amerikaanschen schrijver minder eenzijdig ingelicht.
De hoofdfeiten van de periodes tijdens en na den oorlog zijn wel juist aangegeven, maar hier zijn er meer onnauwkeurigheden ingeslopen. Alberik Deswarte wordt voorgesteld als een partijganger van een Belgische federatie (bl. 194), wat hij nooit was, en L. Dosfel als lid van den Raad van Vlaanderen, waarin hij steeds weigerde te zetelen; van Louis Franck wordt gezeid dat hij sedert den wapenstilstand schier geen rol meer gespeeld heeft: zekere lieden zouden dat wel wenschen, maar ieder Vlaming weet het tegenovergestelde (blz. 224). Van het Willems-Fonds heet het op blz.262: ‘Het Willems-Fonds overleefde de oorlogscrisis en kwijnt nog steeds voort (still lingers on.) Het houdt nog zijn openbare boekerij open te Gent (te Gent alleen zijn er vijf!) en geeft van tijd tot tijd (occasionally) boeken uit, maar het is vervallen tot een rol van minder belang. Het Davidfonds heeft sedert den oorlog een forscher leven gehad...’
Men krijgt den indruk dat schrijver, wat het laatste gedeelte van zijn boek betreft, bij een of ander, niet al te objectief, clericaal extremist is aangeland, die natuurlijk het liberale en gematigde Willems-Fonds dacht te moeten kleineeren ten voordeele van eigen onfeilbaren winkel. Ook schijnt de heer Clough, waarschijnlijk uit dezelfde bron, de gedachte te hebben geput, dat de geheele Vlaamsche Beweging na den oorlog eigenlijk op het extremisme is uitgeloopen, en dat de extremisten den toestand volkomen beheerschen.
Wat een vreemdeling van ons land zegt prikkelt altijd de nieuwsgierigheid. Maar veel nieuws zal de Vlaming uit Clough's boek niet leeren. Zijn Amerikaansche lezers zullen echter zeer goed ingelicht geraken over het verloop en de beteekenis der Vlaamsche Beweging tot 1914, en minder goed over wat er sedertdien gebeurde.
M. BASSE.