De Vlaamsche Gids. Jaargang 19
(1930-1931)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
TijdschriftenkroniekWat gaat de tijd toch vlug om!... Nu is, in October '29, jaargang XVIII van dit tijdschrift begonnen, en werd deze in September l.l. pas gesloten, zonder dat wij de gelegenheid vonden al was het maar één kroniekje in te sturen... Niet door gebrek aan stof, voorwaar! want er is in dat jaar 29-30 op verlerlei gebied heel wat omgegaan, dat zijn weerklank had in tijdschriften van allen aard, uitheemsche en inheemsche. Van een anderen kant is in de tijdschriftenwereld zelve ook wel wat gebeurd dat stof kon geven tot schrijven; in de tijdschriftenwereld gaat het immers zooals met alles rondom ons: sommigen gaat het voor den wind, anderen kwijnen en verdwijnen; er zijn overlijdens te betreuren - soms, in de beste gevallen, is het maar een schijndood -, men kan zich ook wel eens verheugen in een geboorte, huwelijken komen zelden, maar toch nu en dan voor. Willen wij dan, na deze afwezigheid van meer dan twaalf lange maanden, eventjes babbelen over een en andere gebeurtenis, die zich ondertusschen in de Vlaamsche tijdschriftenwereld voordeed? Overlijdens? Een enkel te vermelden: VANDAAG, dat zoo jong heenging: na het 20e nummer pas; het beloofde zooveel... Zullen wij binnen kort een anderen doode te betreuren hebben? Het is te hopen van niet; de laatste berichten laten zelfs toe haast met zekerheid te voorzien dat het zoo niet zal zijn, maar bedenkelijk, erg bedenkelijk ziet het er toch uit met PAGINAE BIBLIOGRAPHICAE, dit maandelijksch overzicht van al wat op het gebied van bibliographie, taal- en letterkunde, kunst en geschiedenis in België en in het buitenland over België verschijnt, en waarover wij het hebben gehad in het Nr van Februari '26. Wij schreven toen dat zulk een documentatie-dienst al sedert lang in ons land officieel had moeten bestaan; dit was misschien veel gevraagd ten onzent, maar wat daarna kwam herhalen wij hier zonder er iets aan te willen veranderen: ‘Nu dat privaat initiatief de zaak in handen genomen heeft, is het te hopen dat het gesteund zal worden, én langs officieele zijde én door het belanghebbende en belangstellende publiek.’ Is de officieele steun achterwege gebleven? Is de belangstelling van het publiek te gering geweest, om de zaak te doen groeien en bloeien? Wij weten het niet. Wat er ook van zij, sedert een jaar of twee reeds verschenen de afleveringen niet meer met dezelfde regelmaat als vroeger en de redactie stond veel ten achter met haar recensies over boeken en samenvattingen van tijdschriftenartikels. Zoodat nu PAGINAE de grootste moeite ter wereld heeft om den 4en jaargang te voleinden: wij zijn reeds in September '30 en nog is het nummer van December '29 niet verschenen! Nochtans schijnen de uitgevers niet zinnens te zijn het bijltje er bij neer te leggen. Het achterstallige inhalen - een gansch jaar! - daar valt natuurlijk niet aan te denken; maar uit vertrouwbare bron vernemen wij dat met ingang van het jaar 1931 met een nieuwe reeks van wal zou gestoken worden, - hetgeen bewijst 1o dat de opstelraad er van overtuigd is dat er wel iets in die richting te doen is en 2o dat een tijdschrift toch zeer zelden bij een eersten slag heelemaal | |
[pagina 94]
| |
dood is! Daar zijn voorbeelden van bij de vleet: VAN NU EN STRAKS, in het verleden, BOEKENKAST in het heden, OPBOUWEN in een nabije toekomst, VANDAAG misschien in een verre? De levensgeschiedenis van VAN NU EN STRAKS is bekend. De eerste jaargang van de eerste reeks, die, op groot formaat en prachtpapier gedrukt, een trouwens zeer zeldzaam geworden bibliophielenuitgave geworden is, beleefde niet meer dan 10 nummers, in 7 afleveringen vervat. Begonnen in 1893, hield het in 1894 op te verschijnen voor verschillende redenen, waaronder het vertrek naar het buitenland van den jongen Vermeylen, pas doktor gepromoveerd, zeker niet de minste zal geweest zijn. Twee jaar verloopen haast; VAN NU EN STRAKS schijnt voor goed van het tooneel verdwenen, toen op eens een Nr 1 van een nieuwe reeks de wereld ingezonden werd; en deze tweede reeks heeft met haar veel uitgebreider kring van medewerkers, waarin een K. Van de Woestijne, een Stijn Streuvels, een Hugo Verriest opgenomen werden, in haar vijfjarig bestaan opeindig meer bijgedragen tot de herleving onzer Vlaamsche letteren dan VAN NU EN STRAKS eerste manier, al staat ze, wat materieele en artistieke uitvoering aangaat, van beneden deze. BOEKENKAST, waarvan wij de gelegenheid nog niet gehad hebben te spreken, werd geboren op 1 Januari 1929, als Nieuwsblad voor het Nederlandsche boek in Vlaanderen en werd uitgegeven door de firma ‘De Sikkel’, Antwerpen. Het was niets anders dan de lijst van nieuwe Vlaamsche en Hollandsche boeken, een soort keurbibliographie, die vroeger geregeld in DEN BIBLIOTHEEKGIDS verscheen, nu afzonderlijk uitgegeven en voorafgegaan van een artikel. Van Januari tot Augustus beleefde het vier nummers en leek toen uitgestorven, toen op 15 October - het was ondertusschen wel November geworden, maar de aflevering draagt den datum van 15 October - BOEKENKAST, jg. I, Nr 1, nieuwe reeks, terug aan het daglicht kwam, niet alleen als Nieuwsblad voor het Nederlandsche boek in Vlaanderen, maar tevens, en vooral, als Orgaan van de Vereeniging ter bevordering van het Vlaamsche boekwezen ofte Syndicaat der Vlaamsche uitgevers en boekhandelaars. Om de maand komt het sedertdien geregeld van de pers; het beslaat telkens 16 blz. en stelt zich tot doel ‘een algemeene tolk te zijn van de Vlaamsche boekhandelaars en uitgevers en het publiek voor te lichten over alles wat het Nederlandsche (Vlaamsche en ook Hollandsche) boek betreft, door mededeelingen betreffende allerlei punten, die het wezen en de verspreiding van het boek aangaan.’ Een uitstekend initiatief dus, van menschen die, zonder hun zaken uit het oog te verliezen, het groot publiek willen interesseeren aan de wereld van het boek, ten onzent nog zoo onbekend. Want let wel, dat nu de droge lijst van nieuwe boeken niet meer het hoofddeel van elke aflevering uitmaakt, maar wel de hoofdartikels en allerlei nieuws in verband met boekhandel, bibliotheekwezen, nieuwe uitgaven, jubileums van schrijvers, enz. Zoo werd het eerste nummer aan Cyriel Buysse, den jubilaris van het oogenblik gewijd; Nr 2 had het over de Week van het Vlaamsche Boek, F. Toussaint schreef over den 50en verjaardag van Herman Teirlinck en prof. Fr. Baur over de kritische Gezelle-uitgave, die onder zijn bevoegde leiding verschijnt; in Nr 7, een kort verslag over het te Antwerpen, in April l.l. gehouden Eerste Wetenschappelijk Vlaamsch Congres voor Boek- en Bibliotheekwezen; en in ditzelfde Nr 7, alsook in 8 en 11, werd in afwachting dat de ter pers liggende Handelingen verschijnen, de tekst gepubliceerd van twee lezingen op dit congres gehouden, nl. die van de H.H. Eug. De Bock over Boekhandel en Uitgeverij in Vlaanderen en van L. Simons over Drukkunst en het goedkoope boek. Kortom, een publicatie die heel wat aan het lijf heeft en er financieel heel zeker goed zal voorzitten, al kost het abonnement op de 12 nummers slechts 5 fr. | |
[pagina 95]
| |
en al wordt ze door de meeste boekhandelaars zelfs kosteloos onder hun vaste klanten verspreid... Ja, alles schijnt er op te wijzen dat in October 1929, BOEKENKAST voor goed uit zijn asch is verrezen. Een ander tijdschrift dat ook weldra uit zijn asch zal verrijzen is OPBOUWEN. Over OPBOUWEN hebben wij hier vroeger geschreven.Ga naar voetnoot(1) Ten hoogste een 6-tal nummers van dit tijdschrift zagen het daglicht. Nu bereikt ons het nieuws dat binnen een paar dagen - 15 Oct. n.l. - OPBOUWEN opnieuw verschijnt onder één omslag met het MAANDBLAD VOOR OUDE EN JONGE KUNST, korter KUNST genoemd, waarvan het, wat opzet en inhoud betreft, volkomen onafhankelijk blijft. Hier een huwelijk dus, maar een heel modern huwelijk, waarbij elk zijn eigen karakter en zijn onafhankelijkheid volkomen blijft behouden, een ‘union libre’ haast, of een ‘Probeehe’. Hoe het ‘huishouden’ er zal uitzien?’ Af te wachten. Hoe er elk der ‘echtgenooten’ uitziet? Daarop is het antwoord gemakkelijker. OPBOUWEN, dat onze lezers reeds kennen, is jong van geest, durvend, wel wat revolutionnair, geestdriftig, veelomvattend; KUNST, waarvan het eerste nummer in Januari ll. van de pers kwam, beperkt zich tot de plastiek, is heet wat bezadigder, veel meer klassiek, zoowel naar den uiterlijken vorm als naar den inhoud, al staat, zooals de volledige titel het uitdrukt, dit maandschrift open, zoowel voor oude als voor jonge kunst, en onder de jonge, ook de jongste, de modernste. Zoo bevatte het eerste nummer, dat aan Emiel Claus was gewijd, een studie van G. Chabot over den cerebralen Jan Mulder; zoo schreef, in Nr 4, Paul Kenis over Edgar Tijtgat, izijn naïveteit en zijn tentoonstelling in de zaal ‘Le Centaure’ te Brussel; zoo werd een speciaal houtsneenummer uitgegeven met werk van Henri Van Straten, die nu en dan wel wat sterk aan Frans Masereel doet denken; - een Masereel-nummer wordt trouwens verwacht; zoo werd de helft van Nr 7 door werk van en over den niet genoeg bekenden Poetou in beslag genomen. Naast al dit nieuwe, ook het oude, waar hij die voor kunstgeschiedenis voelt zijn gading vindt: A. Van Werveke over Het Heilig Gaaf van Willem Hughe in St Baafs, te Gent, een vergeten meesterwerk van de laat-gotische beeldhouwkunst in Vlaanderen (in Nr 2); J. Duverger over Gerard Horenbault, Hofschilder van Margaretha van Oostenrijk (in Nr 4); Paul Kenis over Frits Van den Berghe, collectionneur (in Nr 5). En tusschenin, artikels over E. Claus (reeds vermeld), Despiau, Maurits Dupuis, Jan Anteunis, Albert Claeys, Charles René Callewaert, Armand Jamar, Oktaaf Malait, Alfred Ost, Bodin. Kortom, stilaan een kunstencyclopedie van Vlaamsche meesters vooral, die heel wat bijdragen zal tot de opleiding van ons groot publiek, o.a. ook door het zeer prijzenswaardig initiatief, door de uitgevers genomen, bij elk nummer een of meer origineele houtsneden op losse bladen te voegen, met het oog op het samenstellen van private portefeuilles. Om deze reeks van nieuwtjes uit onze Vlaamsche tijdschriftenwereld nu te sluiten, nog eventjes de vermelding van een geboorte, die van den benjamin onzer Vlaamsche tijdschriften, OPGANG, die een Franschtalige tweelingbroeder heeft, LA VIE OUVRIERE geheeten. Sedert dat, onder het bestuur van Camiel Huysmans, aan L'AVENIR SOCIAL en aan ONTWIKKELING een heel ander karakter werd gegeven, - het karakter van ‘werktuigen van onderzoek en studie, waar mannen van de wetenschap en de politiek vrij hunne gedachten kunnen uiteenzetten over de vraagstukken van den dag’, - en deze publicaties daardoor opgehouden hadden vulgarisatie-tijdschriften te zijnGa naar voetnoot(2), beschikte de Centrale voor Arbeidersopvoeding over geen eigen orgaan meer. Dit werd in de | |
[pagina 96]
| |
Belgische Werkliedenpartij gevoeld als een leemte; deze leemte werd nu met OPGANG en met LA VIE OUVRIERE gevuld: 15 Sept. l.. is Nr 1 van elk der tweelingtijdschriften van de pers gekomen. In OPGANG Nr 1, herinneringen uit de jaren '80, door een Gentschen pionier der Arbeidersbeweging, Adolf De Backer; in nr 2, pas verschenen, vertelt dezelfde Hoe ze groeide, n.l. de maatsch. ‘Vooruit’. In datzelfde nr 2, een zeer interessant objectief artikel van Frans Longville over Kettingarbeid, terwijl in nr 1 Louis van Berkelaer het diamantbewerkersbedrijf in een puik geïllustreerd artikel beschrijft - andere dergelijke bijdragen over andere belangwekkende bedrijven zullen volgen -; verder Over jeugdherbergen door Oscar De Swaef (nr 1), De muurschilderingen van N.R. Roland Holst in den Amsterdamschen Diamantbewerkersbond door Julien Kuypers (nr 2); in nr 1 handelt Dr. Med. Robert Hacquaert over De slechte leerlingen en in nr 2 over Het afvalwatervraagstuk; in nr 1 een rubriek over Kinema door Van Hoogenbemt en in nr 2 Jan Peeters over Het kind en wij; en telkens, om te eindigen, het hoekje voor het leeslustig publiek door Ger. Schmook: in nr 1 bespreekt het jongste werk van Jul. Kuypers Jacob Kats, agitator; in nr 2 handelt hij over Vier boeken van Bengt Berg, den Zweed). Het doel van de stichters van OPGANG - en van LA VIE OUVRIERE, die er in alles gelijken tred mee houdt, - is een tijdschrift uit te geven voor de massa, een tijdschrift voor het heele gezin, en waarnaar het heele gezin verlangt. Na het kort overzicht der 2 eerste nummers, lijkt ons dit doel wel bereikt of bijna: het zou het heelemaal zijn, dunkt ons, indien een bladzijde of twee voor kindervertelsels voorzien waren. Misschien komt dat wel... Niet waar, dat er in het afgeloopen jaar heel wat gebeurd is in onze tijdschriftenwereld?
2 Oct. 1930. C.D. |
|