De Vlaamsche Gids. Jaargang 18
(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Nietzsche en StrindbergNietzsche und Strindberg sind die beiden selbständigsten, stärksten und einflussreichsten Geister am Ende des neunzehnten Jahrhunderts. Maar het alleen gaan moest voor hem een tocht door de woestijn worden. Vreemd aan elkander ging elk zijns weegs. Als twee eenzame, stoere, diep in zich zelf teruggetrokken pelgrims togen zij naar de Rust. Twee pelgrims, groot in hun eenzaamheid, leefden zij bijna naast elkander en toch zoo ver; blikten zij elkander met hun geestesoog aan en toch was het alleen het gloedvol Licht, dat aan den gezichteinder opvlamde, kort, maar krachtig. Eenmaal, en dit in 't jaar 1888, kruisten zich beider wegen en 'n oogenblik scheen het alsof het doel voor beiden bereikt was of wel de tocht gezamenlijk zou worden voortgezet. Doch, en melancholisch schrijft Nietsche het, ‘Dass wir uns fremd werden mussten, ist das Gesetz über uns.’ 'n Oogenblik hebben zij elkander begroet en toen heeft het fatale almachtige Geweld hen vaneengerukt. Ze togen verder... troosteloos en eenzaam... elk zijn gruwzamen tocht; die van Nietzsche langs het duistere pad tot... aan de Rust.
Op 3 April 1888 schreef Georg Brandes aan Nietzsche; ‘Wanneer U het Zweedsch machtig zijt, vestig ik uw aandacht op het eenig Zweedsch genie, August Strindberg. Wanneer U over vrouwen schrijft, gelijkt U hem op vele punten.’ Dit was het uitgangspunt van de briefwisseling tusschen Nietzsche en Strindberg, 'n briefwisseling die echter niet lang geduurd heeft. Op 12 October 1888 vroeg Nietzsche aan Brandes het adres van Strindberg, daar hij dezen zijn werk ‘Götterdämmerung’ wilde zenden. Na het ontvangen van dit adres antwoordde Nietzsche, dat Strindberg's werk ‘Huwelijksnovellen’ (Giftas) | |
[pagina 76]
| |
hem zeer getroffen had. Hetzelfde schreef hij op 18 November aan den musikus Peter Gast. Hij noemt hier dit werk: ‘De Fransche beschaving op een onvergelijkelijk sterker en gezonder bodem: de indruk is betooverend.’ Nietzsche schreef het eerst aan Strindberg en zond hem terzelfdertijd ‘Götterdämmerung’. In dit schrijven zegt Nietzsche: ‘Ik ben de onafhankelijkste en wellicht de sterkste geest, die heden bestaat.’ Strindberg antwoordde geestdriftig, en doelend op het werk schreef hij het volgende: ‘Zonder twijfel hebt gij de menschheid het diepste boek geschonken dat zij bezit en dit is natuurlijk geen kleine zaak. Gij hebt den moed en wellicht ook de innerlijke kracht gehad deze heerlijke woorden in 't gezicht van het gespuis te spuwen. En daarom dank ik U... Ik eindig alle brieven aan mijn vrienden met de woorden: ‘Leest Nietzsche. Dat is mijn Carthago est delenda.’ Want Strindberg beschouwde Nietzsche als de verkondiger van den ondergang van het oude Westersche ‘Abendland’ en van het duistere en gruwzame Christendom, dat welhaast plaats zou moeten maken voor de gezonde, de hoogste vreugde van de Dionysische levensopvatting der oude Oostersche beschaving. ‘Die idee van wederkomst der Dionysos-gedachte is het, die in Nietzsche's werken opvlamt met groote intense felheid: het is de roes der levensvreugde, die 't uitraast, die 't uitdondert over levensmoeheid en verslapping; het is de volheid en overvolheid van levenslust, die in nieuw-geboren jeugdige kracht tiert en ranselt op gebogen ruggen in boetedoening en rampzaligheid, om zondeval en verdoemenis: het is de zweep waarmee voortgedreven wordt de mensch, te lang reeds slaaf; het is de jubelende en juichende feestmuziek die ook den dofste en somberste op zal wekken tot rhythmischen dans en dartelende blijdschap.’ (L.S.A.M. von Römer).
De brug tusschen de twee van de grootste geesten, die ooit bestaan hebben was geworpen, en wel op 'n oogenblik waarop beiden zich zeer ongelukkig voelden; waarop zij, eenzaam en met overstelpt gemoed, zochten naar Geluk en Rust. | |
[pagina 77]
| |
Groot was de vreugde van Nietzsche bij het ontvangen van dien brief. Aan Peter Gast schreef hij daarover: ‘Het was de eerste brief met een wereldhistorischen toon, die mij bereikte.’ Intusschen had Nietzsche Strindberg's drama ‘De Vader’ ontvangen, dat in de Fransche taal, met een voorwoord van Emile Zola, verschenen was. Dit werk had Nietzsche innig ontroerd en uit Turijn, via Carlo Alberto 6, III, schreef hij op 27 November 1888: ‘Met innige ontroering las ik tweemaal uw tragedie. Het heeft mij in de hoogste mate verrast, een werk te leeren kennen, waarin mijn eigen begrip over de Liefde - in haar middel: den strijd, en in haar grondgedachte: den doodelijken haat tusschen de geslachten - op grootsche wijze tot uitdrukking gebracht is. Dit werk is voorbestemd om in het “Théâtre Libre” van M. Antoine opgevoerd te worden. U moet het van Zola eischen.’ Eenige dagen later richtte Nietzsche nog een schrijven aan Strindberg, als antwoord op den eersten brief van den Zweedschen schrijver en waarin hij nogmaals drukt op de uitvoering van ‘De Vader’ in het ‘Théâtre Libre.’ Op 7 December 1888 schreef Nietzsche aan Strindberg een brief, waarin hij o.a. vroeg of Strindberg zich belasten wou met het vertalen in 't Fransch van ‘Ecce Homo’ en in zijn antwoord gaf Strindberg tevens het verhaal van de eerste opvoering van ‘De Vader’ te Stockholm: ‘Een oude dame is tijdens de voorstelling plotseling gestorven, een andere is bevallen en bij het zien van het dwangkleed stonden drie vierden van het publiek als één man recht, om onder een waanzinnig gebrul den schouwburg te verlaten. En u verlangt dat ik Zola uitnoodig om mijn werk te doen opvoeren voor de Parijsche vrouwen van Henry Becque!’ Voor wat het vertalen van ‘Ecce Homo’ betreft, wou Strindberg er zich wel mede belasten, maar hij vroeg aan Nietzsche voor dat werk toch eenige vergoeding, want, zei hij: ‘ik ben een arme duivel met 'n vrouw, drie kinderen, twee dienstboden, schulden, enz...’ In de maand December bevond Strindberg zich te Holte in DenemarkenGa naar voetnoot(1) en daar ontving hij van Nietzsche diens werk: | |
[pagina 78]
| |
‘Genealogie der Moraal’ en met zijn antwoord zond Strindberg hem op 27 December de Fransche vertaling van een zijner Zwitsersche novellen, n.l. ‘Samvetskval’ (Gewetenswroeging)Ga naar voetnoot(2). Tevens bood hij Nietzsche de beste wenschen aan voor 1889. Deze welgemeende wenschen kwamen aan op het oogenblik dat Nietzsche reeds de eerste stappen gedaan had op ‘den weg der duisternis.’ Een beroerte had verwarring in zijn geest gesticht. De groote tragedie van Nietzsche was begonnen en Strindberg, die niets van de zaak afwist en die zelf kort te voren aan Ola Hansson verklaard had dicht bij den waanzin geweest te zijn, ontving het volgende antwoord: Beste Heer, Gij zult binnenkort het antwoord op uw novelle ontvangen - het zal als een geweerschot zijn. Ik heb de vorsten doen bijeenkomen te Rome, ik wil den jongen keizer laten voor den kop schieten. Tot wederziens! want wij zullen elkander wederzien. Een enkele voorwaarde: laat ons scheiden.
NIETZSCHE CESAR.
De brief van Nietzsche was geschreven op 'n groot blad papier en elke letter was minstens 5 cm. hoog. Die brief, zooals te begrijpen was, maakte op Strindberg 'n geweldigen indruk en lang nog daarna beefde hij, telkens als hij daaraan terugdacht. Strindberg zond dit schrijven aan Dr. Georg Brandes, die hem antwoordde dat hij ‘de katastroof’ reeds lang verwacht had. Op 31 December schreef Strindberg in 't Latijn terug: Dierbaarste Doctor, Ik wil, ik wil vergramd zijn. Uw brief heb ik niet zonder eenige verbaasdheid ontvangen en daarvoor dank ik u. ‘Beter zult ge leven, Licinius, als gij - in plaats van u te dicht bij de bedrieglijke kust te houden - gestaag op de volle zee rondwaart en niet angstig achteruitschrikt voor de stormen.’ (Horatius). | |
[pagina 79]
| |
Laten wij intusschen ons over de krankzinnigheid verheugen. Leef wel en blijf welgezind. STRINDBERG.
(Deus optius, maximus, d.i. de beste, de hoogste God).
En 't antwoord van Nietzsche liet zich niet lang wachten: Mijnheer Strindberg, Eheu?... Niet meer. Laat ons scheiden. DE GEKRUISIGDE.
En zoo eindigde de briefwisseling tusschen den Gekruisigden Nietzsche en den besten, hoogsten God, August Strindberg. Twee der grootste geesten onzer beschaving hadden elkander een oogenblik gegroet en de hand gedrukt. Toen togen ze verder... troosteloos en eenzaam... elk z'n gruwzamen tocht; die van Nietzsche langs het duistere pad... tot aan de Rust.
PIET SCHEPENS. |
|