De Vlaamsche Gids. Jaargang 16(1927-1928)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 506] [p. 506] [Verzen] Jan Cockx, mijn Vriend Jan Cockx, mijn vriend, hij is een schilder. Waar hij verschijnt wordt 't leven milder. Hij woont en troont op eenen zolder, daar waaien boomen uit den polder, daar kleuren bloemen duin en heide, daar dansen elfen op de weide. De heuvelen van Averbode staan rond de abdij te avondrooden. Ons Heer wordt van het kruis gedaan. Gij ziet ook een piano staan, waar 's avonds Bach een fuga speelt en Schubert zachte liedjes kweelt. Ge ontmoet er schilders en poëten, die alles van de toekomst weten en bij de lamp een taartje eten. Jan Cockx heeft in den dag geen tijd; hij is voor vrouw en vrienden kwijt; hij brandt op schaal en bloemenvaas glans van ivoor en van topaas; hij weeft met blauwe zuiverheid roo-tulpenvelden op tapijt. Hij gaat zijn ezel openvouwen in winter- en in meilandouwen en droomt dan met een bleek gezicht naar 't magisch spel van kleur en licht. [pagina 507] [p. 507] De Zeeman Zijn schip lag gemeerd in de havenkom. De avond was zwoel. Het sterlicht glom. Hij lag op het voordek lui uitgestrekt. Een gitaar heeft hem plots uit zijn droomrust gewekt. De keerende tij overstroomde de stilt' en steeg tot een rhythme onrustig en wild. De lichtgloed der stad werd een tooverkring. Wat schrijnde in zijne herinnering? Hij ging en ging. Hij moest wel gaan, want vreemd was de schijn van de volle maan. En toen een vrouw hem binnen nam, begreep hij niet hoe hij daar kwam. Een klank, een beeld en de avondgloed en wie herkent zijn eigen bloed. A.W. GRAULS. Vorige Volgende