De Vlaamsche Gids. Jaargang 16(1927-1928)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 502] [p. 502] [Verzen] O Dood! (Aan mijn overleden gade) O dood! o dood! hoe schouwdet gij naar mij! Een koude vlamme brandde in uw diepe oogen, Een koude vlamme, lichtloos, onbewogen, Een ziel, haar ziel, verterend aan mijn zij! Gij staardet roerloos stom, toen levensblij In 't licht der zonne dansend, opgetogen Haar zingen klonk tot in de hemelbogen Vol hoopvol droomen en vol fantazij! Daar ligt zij neergeveld op blanke sponde, Wasgeel, de lippen paars, met bloedge wonde, De stijve vingers klemmend 't kaarsenlicht... In haar strakke oogen zie 'k de vlamme branden, De koude vlam, o dood, van uw gezicht, Dat scherp me aanstaart uit verre schimmenlanden! Ik lei mijn Vreugd Ik lei mijn Vreugd in de ebbenhouten kiste Waar al mijn smarten weenden om en rond; Ik gaf den kus des doods den bleeken mond En staarde strak op Haar die 'k nu vermiste... [pagina 503] [p. 503] En snikken hoorde ik en ook doffe slagen, En trage stappen klonken als op maat; Mijn smarten hebben Haar naar 't graf gedragen; Oneindig lijd ik, ach! met koud gelaat! Vergane Rozen Vergaan, helaas! de roze van mijn leven, Vergaan, die geuren schonk aan mijn gemoed! Dor is de kelk die eens mocht bloemen geven, Als paarlen blonken door ons liefdegloed! Haar blaren zijn verstrooid nu langs de dreven Van mijn diep lijden, die ik volgen moet In 't bloemloos tuintje van mijn ijdel streven, Wiens koude leegheid alles dorren doet! O mocht weldra mij ook die winter dooden; 'k Ontving u als de zoetsten der genooden, O dood, o goede dood waar ik naar tracht... En 'k smeek u, wil toch 't zalig uur vervroegen, Dat in den schoot der aarde ik zal vervoegen Mijn liefderoos, die eenzaam op mij wacht!... A. DE GEEST. Sandoa (Belgisch Congo). Vorige Volgende