ondergang noemt, om onmiddellijk daarop te onderzoeken wat er dient te worden verstaan door dien economischen ondergang. Is deze een vermindering in absolute waarde van Europa's economische kracht? Neen; echter wel het verlies van haar economische en tevens sociale hegemonie over de gansche wereld. De heele 19e eeuw door is Europa de fabriek, de ruilmarkt en de bankier van de rest van de wereld geweest. Nu - en de oorlog heeft daarbij niets meer gedaan dan de gebeurtenissen wat bespoedigd en vergemakkelijkt - nu hebben Australië, Zuid-Afrika, Indië, Japan en Zuid-Amerika hun nijverheid reusachtig ontwikkeld en zij zijn hun economische verdediging door middel van tolgrenzen aan het inrichten op schitterende wijze. Daarbij worden er economische verbonden tegen Europa gesloten, zooals die ‘Pan-Pacifieke Unie’, die de machtigste onder de vroegere vazallen van Europa vereenigt en waarvan de stichter, de Amerikaan Alexander Hume Ford, ter gelegenheid van een rondreis in Japan in 1923, heeft verklaard dat ‘de vrede moet berusten op het overeenbrengen der belangen, op de economische en maatschappelijke onderlinge hulp der landen, die, op hun oceaan, het zonder de andere staten best kunnen schikken.’ ‘Zoodat Europa, zegt prof. Antonelli aan het einde van het eerste gedeelte van zijn studie, niet alleen de plaats niet meer bekleedt, die het voor tien jaar in de economische wereld bekleedde, maar dat het er mee bedreigd wordt voor zich de grenzen te zien sluiten, bij al degenen, die, in den loop der vorige periode, zijn beste klanten waren.’ - Welke zijn, voor zulk een gevaar, de verdedigings-maatregelen, die dienen te worden genomen? Een economische weerstands- of strijdpolitiek zou, naar 's schrijvers oordeel, tot niets leiden. Europa moet de economische politiek, die in den loop der 19e eeuw zijn macht heeft uitgemaakt, definitief opgeven; het moet van zijn
vroegere hegemonie afzien; maar tevens beletten, dat andere landen of een ander werelddeel in deze zijn plaats innemen. Daartoe moet het zich kanten tegen alle idee van hegemonie en de kampioen worden van de economische autonomie en van den vrijhandel. Europa heeft, bij het voeren van zoo een politiek, ontzaglijk veel te winnen, daar het zoodoende een deelgenoot wordt in de economische inrichting van de wereld en geen mededinger meer blijft, die uit de baan moet worden geruimd. Wat heeft het van een anderen kant daarbij te verliezen? Weinig, want laten wij niet vergeten dat Europa's beste klant steeds Europa zelf is geweest en dat wij, inwoners van de Oude Wereld, aan onze zuidergrens een gansch continent hebben liggen: Afrika, dat voor onze productie open staat en waar, indien ons economisch leven goed is ingericht, we steeds goedkooper zullen kunnen leveren dan de mededingers die ons nu bedreigen, daar wij er dichterbij gelegen zijn. Bijgevolg: ‘La politique économique de l'Europe dans te siècle à venir, doit être, ne peut être que la mise en valeur de l'Afrique.’ En dit is des te gemakkelijker te verwezenlijken daar sommige Europeesche natiën er eigen grondgebied - koloniën - bezitten. Maar juist hier ligt de moeilijkheid: Engeland, Frankrijk en België houden in hun handen heel het Afrikaansch koloniaal gebied; buiten deze drie gelukkige bezitters zijn er nog tal van minder goed bedeelde natiën in Europa; zullen uit dien toestand geen internationale moeilijkheden voortspruiten? Dat de koloniën-bezittende landen geen egoïstische politiek voeren, raadt prof. Antonelli aan; zij zijn trouwens niet bij machte alleen hun koloniale bezittingen uit te baten en zij zouden wel zelf de slachtoffers kunnen zijn van hun eenzijdig optreden. ‘Le problème de l'expansion africaine, lezen wij in het besluit, c'est un problème qui n'est pas seulement anglais,
belge ou français, mais qui est essentiellement et d'abord un problème vital européen... Ouvrons largement les portes de l'Afrique et disons à l'Europe: “Ton salut économique est là et ne peut plus être que là. Que chacun de nous, dans une collaboration juste, adaptée à ses propres forces, prenne sa part de la tâche à accomplir.” Et dans cette Europe élargie, prolongée, ayant retrouvé son équilibre économique et social, chacun peut et doit trouver sa place légitime.’
Solidariteit bij de uitbating van Afrika, daarin ligt misschien Europa's econo-