De Vlaamsche Gids. Jaargang 14
(1925-1926)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
TijdschriftenkroniekPaginae Bibliographicae. - Abendland. - Europäische Revue. - Haagsche Post. - L'Illustration. - Revue belge.Nr. 1 van het reeds lang in de pers en door middel van omzendbrieven aangekondigd maandschrift, PAGINAE BIBLIOGRAPHICAE werd in de laatste dagen van December de wereld ingezonden. PAGINAE beantwoordt aan een echte behoefte in onze dagen van literaire overproductie, waar het een ieder, die werken wil, een reuzenarbeid wordt zich enkel maar op de hoogte te houden van al wat er verschijnt niet alleen in boekenvorm, maar ook onder de gedaante van tijdschriften-artikels. Het nieuwe tijdschrift wil inderdaad een beredeneerde bibliographie zijn, in vier talen, die geregeld verslag zal uitbrengen over de tijdschrift-artikelen, boeken en verhandelingen, op het gebied van de bibliographie [01]Ga naar voetnoot(1), philologie [4], geschiedenis der letterkunde [8], beeldende kunsten [7], tooneel [8.085], muziek [78], beiaardkunst [7899,], folklore [39], penningkunde [737], politieke geschiedenis [9] en aardrijkskunde [91], in België en over België in het buitenland verschijnend. We denken er te mogen bijvoegen, dat, wanneer een vooraanstaande Belg in een buitenlandsch tijdschrift een artikel laat verschijnen over diezelfde onderwerpen, maar dat geen betrekking heeft tot België, PAGINAE er insgelijks verslag over uitbrengt. Het formaat en de algemeene schikking laten toe elke bespreking uit te knippen en op fiche te plakken ter bewaring en tot meer gemakkelijke raadpleging. De uitgevers streven er naar - dit bewijst ook het aantal en de hoedanigheid der medewerkers - zoo volledig mogelijk gedocumenteerd te zijn om lezers en abonnenten te leiden in het woud van hetgeen hier te lande en in den vreemde over België dagelijks verschijnt. Een dergelijke documentatiedienst had sedert lang officieel moeten georganiseerd zijn. Nu dat het private initiatief de zaak in handen genomen heeft, is het te hopen dat het gesteund zal worden én langs officieele zijde én door het belangstellende en belanghebbende publiek. Het ligt inderdaad in de bedoeling der uitgevers, indien hunne proef aan de verwachtingen beantwoordt, het aantal rubrieken uit te breiden en in hun verslagen àl de takken der wetenschap te omvatten: Wijsbegeerte [1], Godgeleerdheid [2], rechten en onderwijs [3], zuivere [5] en toegepaste wetenschappen [6]. Op die wijze zou - wat bibliographie en documentatie aangaat - ons land niet langer meer verheeren in dien verachterden toestand, die er tegenwoordig heerscht.
De Redactie overhandigde ons nr 3 (1 December 1925) van een nieuw tijdschrift, dat haar toegezonden werd met verzoek het te bespreken. Het draagt als titel: ABENDLAND en als ondertitel: ‘Deutsche Monatshefte für Europäische Kultur, Politik und Wirtschaft’; het wordt uitgegeven door het Gilde-Verlag te Keulen, Berlijn en Weenen. We hebben het editoriaal (indien er een bestaat) van nr 1 niet gelezen, maar de titel alleen en de inhoud van een paar artikels, zooals: Die Einheit des abendländischen Denkens, door prof. Dr. Hans Eibl, van | |
[pagina 238]
| |
Weenen; Vom Werte der modernen Sozialpolitik, door Bundesminister a. D.R. Schmitz, van Weenen; Deutschland, Polen und Locarno, door Carl Oskar Freiher von Soden, te Warschau, laten ons toe ABENDLAND te rangschikken onder de tijdschriften, die voor vrede en goede verstandhouding ijveren onder de Europeesche volken. Maar laten we ook niet uit het oog verliezen, dat het in den ondertitel heet: ‘Deutsche’ Monatshefte. We vinden niet in ABENDLAND dat breed Europeesche, waaraan een REVUE DE GENEVE, een EUROPAEISCHE REVUE, een EUROPE ons gewoon heeft gemaakt. ABENDLAND is en blijft overwegend Duitsch in de keus zijner medewerkers en in den inhoud en den toon van sommige der gepubliceerde bijdragen. Zoo vinden we op acht namen van medewerkers, er alleen twee die niet Duitsch zijn: dien van Aartsbisschop Franz Kordac, uit Praag, die onder den titel: Phasen des Kulturkampfes een zeer leerzaam artikel laat verschijnen over de rechten van den Staat en zijn betrekkingen met de Kerk, natuurlijk van een katholiek standpunt uit beschouwd - en dien van Atos, uit Rome, een bekenden Italiaanschen historicus, die over Die politische Gegenwartslage Italiens schrijft. Atos' standpunt is zuiver fascistisch; de redactie acht het noodig te berichten dat ‘eine prinzipielle Stellungsnahme zum Faszismus’ in voorbereiding is... Hier ook ligt het verschil tusschen ABENDLAND en de drie hooger vermelde Groot-Europeesche tijdschriften voor de hand: de EUROPAEISCHE REVUE publiceerde in haar Mei-nummer een artikel van een Italiaanschen liberaal, Benedetto Croce, en in haar Juni-nummer een antwoord van een anderen Italiaan, Robert Forges-Davanzati, een fascist, maar legde zelf geen geloofsbelijdenis af. Waar men echter best de diepte kan peilen van den afgrond, die ABENDLAND van een EUROPAEISCHE REVUE scheidt, is bij een artikel, als dat van Reichsminister a. D. Dr. Hermes, dat dan nog als eerste in de brochure voorkomt en heet: Auf dem Weg zum Völkerbund. Schrijver zegt er wel een paar waarheden over de redenen die een aanzienlijk gedeelte van het Duitsche volk er toe gebracht hebben maar een zeer betrekkelijk vertrouwen te stellen in het verdrag en den geest van Locarno; àl wat hij zegt over hetgeen Duitschland denkt te mogen verwachten vanwege de Mogendheden na zijn intrede in den Volkenbond is zeker niet te verwerpen; de toon echter waarop dit alles den lezer wordt medegedeeld, is louter Pruisisch en herinnert ons al te veel aan dien van een Bismarck, aan dien van een generaal Hoffmann... Een andere karaktertrek van ABENDLAND, dien we, naar dit nr 3, denken te hebben kunnen uitmaken, is zijn katholieke strekking: Dr. Hermes en Freiherr von Soden zijn allebei katholiek; ze laten het trouwens duidelijk hooren de eene, zoowel als de andere in het slot van hun artikels; daarna komt de bijdrage van Aartsbisschop Kordac, waarover we reeds hooger een woord hebben gezegd; in Die Einheit des abendländischen Denkens toont zich Hans Eibl een aanhanger der scholastische theorieën en der wijsbegeerte van den H. Augustinus; de drie laatste bladzijden van de aflevering, die we in handen kregen, bevatten verslagen over drie Europäische Kongresse: 1. Von der Brüsseler Tagung ‘Pour l'Union des Eglises’, waar de verslaggeefster, Maria-Louise Lascar, haar katholicisme niet onder stoelen of banken steekt en de inpalmingspolitiek, door Rome ten opzichte van de Oostersche kerk gevoerd, met een naïef welbehagen doet uitkomen; 2. Der Katholische Kongress von Oxford; 3. Der zweite Kongress der Fédération des Unions intellectuelles in Mailand, het eenige der drie hier behandelde samenkomsten, dat geen confessioneel karakter had... Wij hebben hier ABENDLAND voor zijn Duitsch-zijn en voor zijn katholiek-zijn in het geheel niet willen... brandmerken. Wij hebben alleen trachten uit te maken, welke gedachtenstroomingen zich in dit tijdschrift veropenbaarden en wij hebben er drie ontdekt, een Duitsche, een katholieke en een Europeesche. Laten we alleen deze laatste onthouden en ons verheugen in het feit dat de geest, die te Locarno zijn officieele erkenning heeft gekregen, tot uiting komt in een orgaan dat zich niet eerst en vooral neutraal en internationaal noemt en het vertrouwen heeft van een publiek, tot een bepaalde politieke richting behoorend. | |
[pagina 239]
| |
Wij hebben vroeger ter zelfder plaatse gezeidGa naar voetnoot(1), dat van haar 7e aflevering af (aanvang 2e halfjaar) de EUROPAEISCHE REVUE er typographisch anders - beter - uit zag. Ook de inhoud is verrijkt: in elk nummer komt nu een nieuwe groote rubriek voor: Europäische Aussprachen. Wat daardoor verstaan moet worden zegt ons de uitgever K.A. Rohan zelf: ‘Sie stellen, lezen wijGa naar voetnoot(2), Artikelserien dar, deren Entstehen der Inszenierung eines Theaterstückes gleicht. Wir greifen aus dem Zusammenhang des Geschehens ein Problem heraus, verteilen die Rollen und versuchen es, wie der Regisseur, den Zusammenhang zu wahren und für möglichst getreue Wiedergabe der Rolle zu sorgen.’ De eerste Aussprache heeft betrekking tot het Oostenrijksch vraagstuk, waarover reeds vier artikels verschenen zijn: in no 8 Oesterreichs Anschluss an Deutschland door Karl Spiecker en Oesterreich und die Tschechoslowakei door Kamil Krofta; in no 9 Die Zukunft Oesterreichs door Ignaz Seipel en Der Anschluss Deutsch-Oesterreichs an das Deutsche Reich door Graaf Dürckheim. Onder dezelfde rubriek zullen ook een aantal bijdragen gepubliceerd worden met den gemeenschappelijken titel: Von Reaktion zur Revolution; een aantal andere onder dien van Das religiöse Erwachen seit 1918. Het doel, dat de uitgever door deze Aussprachen zoekt te bereiken, is tweeërlei: 1. de gebeurtenissen geconcentreerd teruggeven en zoodoende de waarheid doen zegevieren; 2. het saamhoorigheidsgevoel in Europa verwekken, zoodat de groote vraagstukken van den tegenwoordigen tijd niet meer als nationale problemen alléén, maar ook als Europeesche problemen beschouwd worden. Verder hebben we in de drie laatste afleveringen (7, 8 en 9) van de EUROPAEISCHE REVUE slechts een artikel, door een Belg geschreven, te vermelden, nl. Die Pariser Kunstgewerbeausstellung, door Henry van de Velde, in no 7. Voor onzen landgenoot - een der eersten, die bij ons den modernen stijl begreep en wilde invoeren, geen profeet echter kon worden in zijn land, zich te Weimar ging vestigen en van daaruit wereldberoemd werd, om voor een paar maanden terug naar zijn vaderland geroepen te worden, waar hij nu een der beroemdheden der Staatsuniversiteit te Gent is, - voor onzen landgenoot is de Parijsche ‘Exposition des Arts Décoratifs’ geen succes geweest en dit omdat het comiteit zich al té toegevend heeft getoond... Voor den oorlog stonden in zake moderne stijl Oostenrijk en Duitschland aan de spits der Europeesche natiën; nu is Oostenrijk moe en afgemat en Duitschland neemt aan de tentoonstelling geen deel... Schrijver bespreekt dan de nationale paviljoens, die zich langs den ‘Cours la Reine’ uitstrekten; op die der Sowjetrepublieken, door Constantin Melnikoff opgetrokken en op het ‘Pavillon du Tourisme’, dat Bob Mallet Stevens bouwde, vestigt hij vooral de aandacht. Verder een woordje over de tentoongestelde kleederen, over de mannequins naar de nieuwe formule van Pierre Imans, over de meubels van Pierre Chareau, over den spoorwegwagen voor de P.L.M. Maatschappij ingericht en versierd door Francis Jourdain. H. van de Velde heeft de sociale beteekenis van de Parijsche tentoonstelling weten te vatten: op kunstgebied is zoo een etalage van overdreven en artificieele weelde voor de massa van het volk niet van de minste beteekenis; op sociaal-revolutionair gebied echter is het een van de grootste gevaren...
Het Kerstnummer van de HAAGSCHE POST was dit jaar op kunstgebied een echt ‘régal’. We noemen het artikel Groote Fransche Vrouwen door Gabriel Hanotaux, dat van Dr. H.E. van Gelder over Onze Molens met teekeningen van Louis Bron en dat van R.W.P. de Vries Jr. over De Moderne Houtsnede; deze twee laatste vooral zijn meesterstukken wat de illustratie betreft. Negen groote gekleurde platen buiten tekst, zes losse gekleurde bijlagen, waarvan vier, in aquareldruk, een prachtig Wandkalender voor 1926 te zamen | |
[pagina 240]
| |
vormen, een omslag, dat óók een kunstwerk is, maken van deze aflevering een stuk dat in alle huisgezinnen met welbehagen zal doorbladerd worden en in alle salons, zonder onder te doen, zal mogen liggen naast de Fransche ILLUSTRATION.
Van l'ILLUSTRATION gesproken, denken we onze lezers te moeten mededeelen dat in de nrs van 12, 19 en 26 December 1925 en in dat van 2 Januari 1926 de eerste druk van het werk ven Georges Clemenceau: Demosthène, verschenen is. Dit werk is minder een studie over den Griekschen redenaar dan een kritiek van onzen tijd en een zelfbiographie van den Franschen staatsman.
Een andere Fransche staatsman, die sedert hij aan het bewind niet meer is, van zich niet meer had laten hooren, is terug aan het schrijven gegaan: Raymond Poincaré, die in het nr van 1 Januari van LA REVUE BELGE een lang artikel laat verschijnen, betiteld: Après Locarno.
3 Januari 1926. C. DEBAIVE. |
|