De Vlaamsche Gids. Jaargang 13(1924-1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] [Verzen] Twee Liedjes I Wanneer ik mijn hoop zie verkwijnen, Die eens in mijn droom heeft gebloosd, Dan is me te weenen een kleine, Te dichten een machtige troost! Dan zijn mijne verzen gezangen, Geboren uit vreugd en uit vrees, Die wijden 't geknielde verlangen, Wanneer ik ze biddend herlees. Dan komt mij ten mondkus gebogen Mijn zuchtende Lieveken weer, En legt met gelokene oogen, Een bloeiende kroon om mijn zeer. II Ik hoor zoo vaak uit d' avond, stil Een verre voosje komen, Dat ik, 't aanhoorend, zucht en ril Om uitgedroomde droomen... Zoo vaak is mij in d' avond, zacht Een teeder beeld verschenen, Dat me dan toch zoo minnig lacht, Dat ik er moet om weenen... Ik zie zoo vaak in d'avond, zoet Een oude lust me wenken. Dat ik er lang om peinzen moet En 't leed vergeet, van denken.... [pagina 259] [p. 259] Voor Lieveken In 't wapprend regendruppend loover schier verdronken, Ineengedrongen stil en d' oogjes dicht als blind, Laat moedeloos een vogelken, in wee verzonken, Zich wiegen op een teeren twijg door ruwen wind. Maar eensklaps doet de zon d' ontloken oogjes vonken, En kwettrend ritst het recht ter kruin, door lust ontzind, En zingt en juicht tot d' avond weer, van klanken dronken, Omheen zijn dons een krans van wuivend rose windt. Mijn wreedom wiegt mijn schoonen droom op 't ranke rag Van mijn gevoelen, dat, om doorgeleden lijden, Zijn liefde of leed niet zingen of niet zuchten mag. Maar komt uw beeld door 't somber mijner droefnis glijden, Dan smelt mijn smart in stralen van het hoogst geluk, Dat vlucht, omdat ik 't al te wild aan 't harte druk! 15 December 1924 KORNEEL GOOSSENS Vorige Volgende