Het prozawerk van Francken maakt bij alle kwaliteiten evenwel dikwijls den indruk van gejaagdheid en daardoor van schetsmatigheid. Het ware te wenschen, dat hij in het belang van onze Vlaamsche vertelkunst zich eens degelijk concentreerde en het voldragene, rijpe werk kwam aanbrengen, dat wij van hem verwachten.
‘'t Is de Liefde...’ door Lode Baekelmans (Uitgave ‘Lectura’. Antwerpen), bevat eenige korte verhalen, waarin de talentvolle schilder van het bitterzoete leven aan den zelfkant der maatschappij zich zelf gelijk blijft. ‘Zangers’ b.v. is een zijner voortreffelijkste schetsen, vol van dien hem eigen humor, die zooveel vergoelijkt en met goede zonnigheid overstraalt omdat hij zooveel begrijpt.
De uitgeversmaatschappij ‘Lectura’, die reeds menig degelijk werkje onder de leeslustige Vlamingen verspreidde, deed hier weer een goede keus.
Goede volkslectuur vindt men ook in de herdrukken, die L. Opdebeek ons bezorgde van enkele verhalen van Omer Wattez. In de drie bundels ‘Zuid-Vlaandersche Novellen’ komen voortreffelijke stukken voor, zooals b.v. die typische ‘Pruttelaars van Brakel’, het idyllische ‘Van Twee Koningskinderen’, de belangwekkende ontleding van het jeugdleven van den schrijver ‘Wouters jonge jaren’, enz. De soberheid van Wattez' schrijftrant sluit de behaaglijke dichterlijkheid niet uit, en steeds werkt de inhoud van zijn verhalen veredelend en opbeurend.
In ‘Het blijde Morgenlicht’ (Brussel, J. Lebègue en Co), vertelt Jef Mennekens van de ‘Zeven Raven’, van ‘Duimke Zoon’, ‘Asschepoester’ en ‘Schoon Slaapsterke’. Die eeuwenoude sprookjes krijgen hier een nieuwen, frisschen, maar misschien wel wat te ijl-poëtischen vorm, dien de schrijver er voor vond bij het vertellen aan zijn dochtertje en later aan een groepje leerlingen van de Openluchtschool voor zwakke kinderen te Itterbeek, waar hij verscheidene jaren een avond in de week kwam om te vertellen en te lezen. Nu kunnen deze kinderen de sprookjes ook gedrukt mee naar huis nemen en er zich op hun eentje nog eens te goed aan doen.
In ‘Het Kinderuur’ (E. Sele, Antwerpen), vertelt H. van Tichelen van een interessante proef, die op zijn initiatief voor eenige jaren te Antwerpen en elders werd genomen om de kleinen door vertellen en voorlezen langzamerhand in te wijden in het genot der literaire schoonheid. Onderhoudend en goed gedocumenteerd, is dit boekje zeer aanbevelenswaardig voor al wie zich bezighoudt met volksopvoeding.
De ‘Volkskundige Kalender voor het Vlaamsche Land’ door Gabr. Celis, pr. (Heirnislaan, 5, Gent), is een uitvoerige en overvloedig gedocumenteerde opsomming en beschrijving van de eigenaardige feesten heiligdagen, beevaarts- en ambachtspatroonsdagen, die in Vlaanderen gevierd worden en van al de volksche, van oudsher overgeleverde gebruiken, die daarbij in acht genomen werden of nog worden. Het is een werk in den aard van den ‘Calendrier populaire wallon’ van Rod. de Warsage.
Zooals de goede Antwerpsche folklorist E. van Heurck het schreef in een vleienden brief aan den heer Celis zelf (als inleiding in het boek overgedrukt), heeft de Vlaamsche schrijver zijn Waalschen vakgenoot niet alleen nagevolgd, maar door streven naar meer volledigheid en door den aangenamen en klaren voorstellingstrant heeft hij hem overtroffen.
Men mag den heer Celis dankbaar gelukwenschen voor het geleverde werk, dat zoo menig typisch, schilderachtig en zinrijk uitzicht van ons Vlaamsche volksleven in het licht stelt.