De Vlaamsche Gids. Jaargang 9(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] [Verzen] In den Leuningstoel. Eens werd ik weeze, en liet me lijze rijzen In mijner Oudjes ouden leuningstoel. De hand van magen - klam, van vrienden - koel, Van buren - koud, van vreemden - kil om te ijzen; En hard, alléen verjaren en vergrijzen; Heel dagen, deuren dicht voor wind en woel, Hier zitten-liggen druilen...! Doch, dan voel 'k Me, als vroeger zacht omklemd, op veeren bijzen: Die stoel! - 't zijn vaders knieën, moeders armen, Me dunkt, die weer me wiegen, weer me warmen! o Zie, van deugd wat aan mijn wimpers perelt... We rijden met ons beiden door de wereld, Te vierpoot, knap in kussens en op wieltjes; En 'k waai van dáar mijn handkus naar ‘de Oû Zieltjes.’ [pagina 252] [p. 252] Films. I. Een stemmige aanblik, vroeg in vroegen lentemorgen, Nog vóor een eerste glimp als door een brandglas glaast, Nog vóor een wekker kraait, nog vóor een koetje graast, Nog vóor een ossenboer aan 't stomlen ging en zorgen: Hoe lief het land, in wei gebrokkeld, nat geborgen; Wijl karnemelksche mist gebouw en boom omgaast, Eer dweersch de wind ontwaakt, die nijdig 't floers verblaast... - Wat wederhoudt me dan dien brekespel te worgen? Doch liever, later, thuis alwaar 'k mijn pijpje naast, En lijk een weide damp; dat heel de kamer haast Hangt weggedoezeld, zoldring, rek en wandpapier! Totdat een frommelfee, min toornig dan verdwaasd, Verschijnt, het spel verbrodt, en kuche-kuchend raast Van paffen! stikken!! vlug het venster op een kier!!! [pagina 253] [p. 253] II. Gedaan, met luilekker te liggen en droomen; Want winden en tochtjes, waar halen ze 't zoeken? Verzwonden, the fog langs mijn Delftsch en de boeken, In schamele naaktheid als, buiten, de boomen. Hier, vlakken en vormen al vaster van zoomen; Daar, beelden, die dagen uit hagen en hoeken Met lijnen en kleur, - nu er klaarte kwam stroomen Door delling en lucht, lijk een Claus die kan doeken! Lag 't landschap in stilte en van kilte versnoterd, - De vogelen schuiflen, de zuivelmeid botert, Gebroei en gegroei, dat ge hoort hoe het kraakt. Ook thuis: nu ik vuur trok, den pijpkop gekoterd, Ewat aan de punt van mijn potlood geloterd, En plots, als een zonne, mijn dichtergloed blaakt... Jan Jans. Vorige Volgende