Bo, de - L.L. de Bo, Westvlaamsch Idioticon
(Brugge 1873). |
Dis, van - L.M. van Dis, Reformatorische
Rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw, diss. Utrecht
1937 (Utrecht z.j.). |
Doesborch, van Jan - De refreinenbundel van Jan van
Doesborch, uitg. d. Dr. C. Kruyskamp, 2 dln (Leiden 1940). |
Ellerbroek-Fortuin - E. Ellerbroek-Fortuin,
Amsterdamse Rederijkersspelen in de zestiende eeuw, diss. Utrecht
(Groningen-Batavia 1937). |
Erné - B.H. Erné, Twee zestiende-eeuwse
spelen van de hel, diss. Utrecht 1934 (Groningen-Den Haag-Batavia
1934). |
Franck2 - J. Franck,
Mittelniederländische Grammatik, 2e Aufl. (Leipzig 1910). |
Halteren, van - B. v. Halteren, Het pronomen in het
Nederlandsch der zestiende eeuw, diss. Groningen 1906 (Wildervanck
1906). |
Helten, van - W.L. v. Helten, Middelnederlandsche
Spraakkunst (Groningen 1887). |
Jacobs - J. Jacobs, Vergelijkende klank- en vormleer
der Middelvlaamsche dialecten, I (Gent 1911). |
Jacobs, WVL. - J. Jacobs, Het Westvlaamsch
(Groningen-Den Haag 1927). |
Kil. - Etymologicum teutonicae linguae... Cornelii Kiliani
Dufflaei (Trajecti Batavorum 1777). |
Kolthoff - I.B. Kolthoff, Het substantief in het
Nederlandsch der 16e eeuw, diss. Groningen 1894 (Groningen
1894). |
Lubach - A.E. Lubach, Over de verbuiging van het
werkwoord in het Nederlandsch der zestiende eeuw, diss. Groningen 1891
(Groningen 1891). |
Meijling - H. Meijling, Esbatementen van de Rode Lelye
te Brouwershaven, diss. Utrecht 1946 (Groningen 1946). |
MNL. WDB. - E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch
Woordenboek ('s-Gravenhage 1885). |
Moerkerken, van - P.H. v. Moerkerken, Het
Nederlandsch Kluchtspel in de 17e eeuw, 2 dln (Sneek z.j.). |
Molema - H. Molema, Woordenboek der Groningsche
Volkstaal (Winsum 1887). |
Stoett, Syntaxis - F.A. Stoett, Middelnederlandsche
Spraakkunst. Syntaxis, 3e druk ('s-Gravenhage 1923). |
TSCHR. - Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde,
uitg. vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. |