Een kopje water uit een ziedende wereldzee
De nieuwe redactie van de Vestdijkkroniek aan u voorgesteld
De redactie is eigenlijk altijd op zoek naar uitbreiding en vernieuwing, maar met het uittreden van Peter Klooss en het recente overlijden van Fries de Vries, werd wens tot imperatief. Gelukkig zijn we erin geslaagd weer een enthousiaste ploeg te vormen: Hank Ort, die voorlopig de eindredactie blijft doen; Helga den Besten, die al langer redactiemedewerker was; Arnoud van der Vorst en Wilbert van Walstijn. Hieronder een korte introductie.
Helga den Besten, geboren 1955 te Rotterdam. Werkzaam geweest in het bankwezen, de gezondheidszorg en het basisonderwijs. Sinds 2006 docent Nederlands op een middelbare school. Studerend voor de Master Nederlandse taal en cultuur aan de UvA. Liet in maart 2005 samen met Fries de Vries de duo-dichtbundel De Vijf Jaargetijden het levenslicht zien. Vanaf 2005 actief als redactiemedewerker van de Vestdijkkroniek.
‘Mijn kennismaking met het oeuvre van Vestdijk begon bij de roman Ivoren wachters. Het was niet de auteur maar de titel van zijn boek die in eerste instantie mijn nieuwsgierigheid had gewekt. Ik moest daarbij denken aan een schaakspel. Bijzonder veel waardering heb ik voor Vestdijks poëzie, in het bijzonder zijn schilderijgedichten, waarvan ik Rembrandt en de engelen als een meesterwerk beschouw.
Wat ik in Vestdijk het meest bewonder, is zijn veelzijdigheid. Wie aan Vestdijk begint, put een kopje water uit een ziedende wereldzee.’
Hank Ort (1957) is actief dienend marineofficier en werkt momenteel op het ministerie van Defensie in de ook in het bedrijfsleven bekende functie van CIO (Chief Information Officer). Zijn vooral operationele loopbaan kon hij altijd goed combineren met een voorliefde voor literatuur en muziek. Sinds 2000 is hij lid van het bestuur van de Vestdijkkring en sinds het overlijden van Hans Visser in 2002 van de redactie van de Vestdijkkroniek.
‘Mijn leraar Nederlands op de middelbare school heeft die voorliefde voor de literatuur aangewakkerd, waarbij zijn ontzag voor De koperen tuin (“daar moeten jullie maar niet te vroeg aan beginnen”) mij onverbiddelijk en direct tot Vestdijk trok. Na de Tuin volgde Ivoren wachters, en vooral ook De redding van Fré Bolderhey. Een levenslange fascinatie was geboren. Deze kreeg een nieuwe impuls na lezing van Martin Hartkamps Identificatie en isolement, Een visie op Vestdijk (Bert Bakker, Amsterdam, 1988).
Wat mij vooral trekt in Vestdijk is het geheimzinnige, dat zich niet volledig laat kennen of verklaren. Daarmee staat zijn enorme oeuvre voor mij heel dicht bij de essentie van het leven.’