Vestdijkkroniek. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Van elkaar (1)(NRC Handelsblad, 9 januari 2008)
Op de vele lijstjes van beste boeken van het vorige jaar ontbrak tot mijn spijt steeds een van mijn favorieten: Wij zijn van elkaar, de briefwisseling tussen Simon Vestdijk en Henriëtte van Eyk. Ik heb het merkwaardig genoeg vooral ervaren als een spannend boek, een soort liefdesthriller, over twee mensen die van elkaar wilden, maar niet mochten houden. Er zitten af en toe saaie brieven tussen, vooral als Vestdijk zijn astrologische hobby uitleeft, maar toch word je als lezer steeds voortgedreven door de oeroude vraag: hoe gaat dit verder, krijgen ze elkaar of krijgen ze elkaar niet? Het is ook een boek dat je onwillekeurig tot een standpunt in een morele discussie dwingt. Vestdijk werd begeerd door twee vrouwen: zijn vriendin Ans Koster, met wie hij in Doorn samenwoonde, en zijn vriendin Henriëtte van Eyk die hij regelmatig in Amsterdam opzocht. Uit deze brieven blijkt dat Vestdijk meer van Henriëtte dan van Ans hield, maar toch kon hij niet ondubbelzinnig voor Henriëtte kiezen. Hij hield nog het meest van zijn boeken, en hij was bang dat hij nauwelijks meer aan schrijven zou toekomen als hij voor een mondain leven met Henriëtte koos. Wat doet Vestdijk dus? Hij wil het beste van twee werelden (vrouwen moet ik eigenlijk zeggen) en slaat verwoed aan het schipperen, uitstellen, ontwijken en aarzelen. Daarin bereikt hij soms onbedoeld hilarische hoogtepunten, of dieptepunten, het ligt er maar aan met wie je je het meest identificeert. Mijn positie in de discussie werd bemoeilijkt doordat ik af en toe de verleiding niet kon weerstaan een of andere prachtbrief, vooral van Vestdijk, aan mijn vrouw voor te lezen. Op grond van mijn ervaringen moet ik dit met name de mannelijke lezers van het boek ernstig ontraden. Want wat krijg je als je niet uitkijkt? Keet in de tent. Net als Vestdijk dus. Vestdijk kan soms zo aandoenlijk schrijven dat je er vochtige ogen van krijgt. Deze liefde, schrijft Vestdijk, is ‘mijn laatste kans om een volledig mensch te worden, die niet altijd maar neemt, maar ook eens geeft.’ Hij wil bereiken dat het ‘mishandelde meisje’ in Henriëtte zich niet langer mishandeld hoeft te voelen. Prachtig toch? Kan een man zich een nobeler doel stellen? Ik zat dergelijke passages dan ook met luide overgave voor te lezen, maar als ik uitgelezen was, bleef het altijd even verdacht stil. ‘Hij zegt het mooi, maar wat wil-ie nou eigenlijk?’ zei mijn vrouw dan, en misschien zijn mijn oren te gevoelig, maar op zulke momenten meende ik ook het instemmende gefluister van miljoenen andere getrouwde vrouwen all over de gehele wereld te horen. ‘Vestdijk was een romanticus pur sang’, probeerde ik, enigszins zwetend, uit te leggen, ‘altijd op zoek naar de ideale liefde.’ ‘Als Henriëtte dat voor hem was, had hij voor haar moeten kiezen.’ ‘Vestdijk wilde van twee vrouwen kunnen houden’, zei ik, ‘en hij dacht dat zij hem dat zouden toestaan.’ ‘Dat dacht hij dan verkeerd.’ Ik was toen nota bene nog niet eens op de helft van het boek, maar het was duidelijk dat ik me lelijk in de nesten had gewerkt. Zou ik me daar nog uit kunnen redden? We zullen morgen zien. | |
[pagina 5]
| |
Van elkaar (2)(NRC Handelsblad, 10 januari 2008)
Simon Vestdijk stond tien jaar lang - van 1945 tot 1955 - tussen twee vrouwen, Ans Koster en Henriëtte van Eyk, en wilde niet kiezen. Leg dat eens uit aan de vrouw met wie je al jarenlang getrouwd bent. Dat wordt schaatsen op flinterdun ijs. ‘Hij had ze allebei nodig’, zei ik. ‘Zonder Ans kon hij niet werken en zonder Henriëtte kon hij niet liefhebben.’ ‘Vestdijk was een egoïst, hij had vooral zichzelf lief’, zei mijn vrouw. ‘Zijn brieven aan Henriëtte bevatten diepgemeende liefdesverklaringen.’ ‘Holle woorden. Hij verbond er geen conseqenties aan.’ ‘Zijn werk was zijn voornaamste bestaansgrond, daar werd alles en iedereen aan ondergeschikt gemaakt. Maar daarom kon hij nog wel van anderen houden.’ ‘Uiteindelijk liet hij Henriëtte barsten en ging hij verder met een vrouw, Ans, van wie hij niet hield.’ Ik moest toegeven dat Vestdijk het mij op dit punt niet makkelijk maakte om begrip voor zijn positie te vragen. Enkele van zijn brieven aan Henriëtte bevatten buitengewoon denigrerende opmerkingen over Ans Koster. Ik denk dan vooral aan wat ik maar ‘de meubel-brief’ zal noemen. Vestdijk schrijft daarin op 8 mei 1946: ‘De hoofdoorzaak is, dat ik om Ans weinig of niets geef, terwijl ik op jou stapelgek ben. Wanneer ik in Doorn zit te werken, is Ans lucht voor mij, - een zich bewegend meubel, en als het meubel te veel lawaai maakt, zeg ik: stil, en het meubel is stil.’ ‘Wat moet ik hier nog aan toevoegen?’ vroeg mijn vrouw niet zonder retorisch venijn, nadat ik deze passage had voorgelezen. ‘De zin die hij meteen daarop liet volgen.’ En ik citeerde: ‘Dit is een beetje onmenselijk, en zoo; maar blijkbaar heb ik zooiets noodig voor mijn werk, om de innerlijke eenzaamheid te vinden, waaruit dit werk, wil het goed worden, alleen kan ontstaan.’ ‘Voor hem waren boeken belangrijker dan mensen’, zei mijn vrouw, ‘moeten we het niet zó samenvatten?’ ‘Maar jij gaat verder, jij suggereert dat hij eigenlijk ook van Henriëtte niet echt heeft gehouden.’ ‘Hij heeft er in ieder geval niet naar gehandeld.’ ‘Dat is iets anders. Als Henriëtte geen oprechte liefde bij hem had gevoeld, zou ze nooit zo lang met hem zijn doorgegaan.’ ‘Zij was eenzaam, ze had al veel liefdesverdriet achter de rug en ze had hem nodig. Onder leiding van Simon begonnen ze Ans te bedonderen met codebriefjes en dat soort onzin.’ ‘Die twee vrouwen waren nu eenmaal dol op Simon’, zei ik. ‘Ans schrijft zelfs aan Simon: Als jij met Jetje je gelukkig voelt, ga dan je gang. Je gezondheid gaat voor. Ik houd zielsveel van je.’ ‘Jaja, maar ondertussen dreigde ze Simon met zelfmoord en overwoog ze zelfs Henriëtte met haar spiritistische “gaven” te vermoorden.’ ‘Bij jou is Simon de kwaaie pier, maar die vrouwen hadden toch ook nog zoiets als een vrije wil?’ We zwegen, we kwamen er niet uit. Ik zou daarom iedereen willen aanbevelen: koop dit boeiende boek en oordeel zelf. Ik kan me, ondanks alles, vinden in de romantische titel Wij zijn van elkaar, maar ik denk dat mijn vrouw het eerder De vrouw als meubel zou willen noemen. | |
[pagina 6]
| |
|