Vestdijkkroniek. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
Lezing over de historische roman Het vijfde zegel van Simon Vestdijk, gehouden op maandag 30 januari 2006 tijdens een avond over Simon Vestdijk, georganiseerd door Studium Generale Groningen in de aula van het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen.
In Vestdijk, een biografie van Wim Hazeu is hoofdstuk 11 genoemd naar Vestdijks eerste historische roman Het vijfde zegel, een boek waarbij H. Marsman in zijn boekbespreking de volgende paradoxale vraag stelde: ‘Waarom schreef Vestdijk op deze manier onze beste historische roman?’ Marsman was lyrisch over dit boek. Hij schreef: ‘Ik vraag mij af wie in ons land, en niet alleen onder de jonge schrijvers, in staat is tot een dergelijk werk. De vaart, de originele plastiek, de spelende zekerheid waarmee een bibliotheek aan kennis, zonder iets van vertoon, vooral ook in de theologische discussies, verwerkt wordt, de greep op de tijd, die zonder archaïseren wordt opgeroepen alsof men er tijdgenoot was, dit alles verraadt kwaliteiten die men alléén bij Couperus vindt en dan nog slechts in het allerbeste van zijn historische werk [...].’ Maar Marsman was tevens van mening dat het verhaal in de roman - en hij formuleerde dat als volgt - ‘een fout’ vertoonde. Hij schreef: ‘Er bestaat een wanverhouding, vooral ook kwantitatief, tussen de kern van het gegeven en de té uitvoerige uitwerking; de vondst zelf wordt weliswaar niet gerekt, maar te zwaar en te lang omwikkeld door overigens op zichzelf zeer suggestief bijwerk: een baby in generaalsuniform in plaats van een luier.’ Waarom, waarom, vroeg Marsman zich af, schreef Vestdijk op die manier de beste historische roman die er volgens hem tot dan in Nederland was geschreven? Wie de biografie van Wim Hazeu leest, kan in de verleiding komen om op deze vraag een antwoord te formuleren. In ieder geval krijgt de - als je het mij vraagt nog altijd schitterende - roman Het vijfde zegel daar de ruime aandacht die hij verdient en lijkt het er dus op dat dit werk in het oeuvre van Vestdijk een zeer belangrijke plaats inneemt. Is dat zo? Ik kom hier aan het eind van mijn betoog op terug. Maar eerst maar eens de roman zelf. Wat is dit voor een boek? De roman heeft als ondertitel ‘Roman uit het Spanje der inquisitie’. Het verhaal van Het vijfde zegel speelt in de 16e eeuw ten tijde van het bewind van Philips II en het meedogenloze beleid waaraan de andersdenkenden, de ketters, werden onderworpen. In een overdonderend voorpel beschrijft Vestdijk hoe dergelijke afvalligen van het ware geloof tijdens een carnaval in 1559 naar de brandstapel worden geleid. Als zij tijdens hun tocht naar het altaar niet tot bezinning komen, zullen zij levend | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
verbrand worden, wat aan het eind van het stuk daadwerkelijk gebeurt. Dan gaat het verhaal terug in de tijd en zoomt de schrijver in op de hoofdfiguur van deze roman, de van oorsprong Griekse 16e-eeuwse schilder Domenico Theotocopulos, bij ons beter bekend als El Greco. Deze is net bezig om met een huifkar en onder begeleiding van Aragonese soldaten de woeste hoogten te trotseren in een barre tocht richting het Escorial, om daar zijn schilderij De marteldood van de heilige Mauritius te presenteren aan koning Philips II, die hem - zo verwacht hij - aan gaat stellen als hofschilder. In het eerste hoofdstuk verwijst Vestdijk al kwistig vooruit naar de gebeurtenissen verderop in het verhaal. Tijdens de barre tocht pakken spreekwoordelijke donkere wolken zich samen boven het hoofd van de schilder, dreigt de hagelbui die losbarst een deel van het schilderij te gaan bezoedelen en glijdt de huifkar bijna van het glibberige pad door de bergen zo de afgrond in. Als de schilder zijn gevolg toeroept dat het de kar midden op de weg moet houden, krijgt hij als antwoord dat de weg geen midden heeft. Deze symbolische aankondigingen van wat gaat volgen, zijn bij herlezing overduidelijk. Want wat gebeurt er daarna allemaal? Philips II blijkt het schilderij niet geschikt te vinden; het is weliswaar artistiek in orde, maar de boodschap die verkondigd moet worden, wordt niet op een aanvaardbare wijze uitgebeeld. El Greco is bijzonder verontwaardigd en vraagt zelfs een audiëntie bij de koning aan om hem te overtuigen van zijn ongelijk. Deze laat hem tot ieders verbazing toe in zijn kamer, maar houdt voet bij stuk. Onverrichter zake moet El Greco terugkeren naar zijn woonplaats Toledo. In het Escorial ontmoet hij, de avond voordat hij naar huis vertrekt, echter nog een Franciscaner monnik, Francisco Esquererrer genaamd, die diepeStofomslagontwerp voor Het vijfde zegel
indruk op hem maakt vanwege zijn doorleefde gezicht. Een gezicht dat - zo meent El Greco - door hem geschilderd moet worden. Vestdijk schrijft: ‘- hier stond hij tegenover iets strengs en afgeslotends, hoekig opgebouwd boven het zwarte baardje en rondom de pijler van de schrale, licht gebogen neus. Niet ouder dan achtof negenentwintig kon de man zijn. Maar het was een zeldzaam verwoest gezicht, dat zich vanonder de bruine monnikskap aan de Griek openbaarde, wel minder ten gevolge van overdreven ascese dan krachtens de oorspronkelijke geaardheid, de bijna schichtige onregelmatigheid ervan.’ El Greco nodigt de monnik uit om naar Toledo te komen. Vervolgens speelt het verhaal zich af in Toledo. El Greco woont daar met Geronima, een erg mooie vrouw met wie hij niet getrouwd is en twee aangenomen kinderen. Hij bewoont een groot huis met vele kamers en vooral ook zeer veel kelders. Die kelders spelen in de roman een | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
belangrijke rol. El Greco heeft vrienden, kennissen, opdrachtgevers en vijanden. Vestdijk beschrijft ze uitvoerig en de sfeer die hij weet neer te zetten is buitengewoon broeierig. In die wereld waarin de angst voor de inquisitie overheerst en niemand echt te vertrouwen is, gaat de schilder voornamelijk zijn eigen gang. Hij houdt er zijn eigen religieuze filosofieën op na en deelt die met anderen alsof hij zelf onaantastbaar is. Wat met name duidelijk wordt, is dat hij met zijn schilderkunst niet minder wil weergeven dan het allerhoogste. Hij werkt op dat moment aan een schilderij in opdracht, De begrafenis van graaf Orgaz getiteld en is gewoon van zins dat af te maken. Totdat Esquererrer, de monnik van het Escorial, ineens bij hem op de stoep staat. De schilder is aanvankelijk dolblij en verwerkt het portret van de monnik in zijn Orgaz. Maar als hij dit gedaan heeft, toont hij zich zeer teleurgesteld over het resultaat. In plaats van de fascinerende synthese van beweging en rust, die hij had willen creëren is er op het doek een ‘elegisch peinzende San-Francisco-figuur verschenen, een‘welgeschapen standaardtype van vroomheid en berusting’. El Greco beseft dat hij als schilder in opdracht nooit zijn artistieke ambities waar zal kunnen maken. De profetische zin uit het eerste hoofdstuk ‘deze weg heeft geen midden’, krijg ineens betekenis. De schilder besluit een keuze te maken. Niet langer wil hij zich neerleggen bij de eisen en de verwachtingen van zijn opdrachtgevers en het publiek. Hij begint te experimenteren met een geheel nieuwe stijl. Esquerrer wordt zijn inspiratiebron en ook zijn klankbord en discussiepartner. Zijn modellen zijn niet meer de gegoede adellijke stadsgenoten en geestelijken die hij moet portretteren om aan zijn geld te komen, maar de hoeren en kroegenlopers die hij op straat tegenkomt. El Greco laat alle formele regels van de schilderkunst los. Vestdijk schrijft over een schilderij dat het ‘geheel borrelde, zweefde als in een alchemistische retort omhoog. Het was prachtig en verschrikkelijk.’ El Greco beseft dat hij met deze manier van schilderen weinig mensen zal bekoren, met als praktisch gevolg dat zijn bron van inkomsten zal opdrogen als hij op die weg voortgaat. Hij verdringt de gedachten hieraan door zich te concentreren op zijn meesterwerk: De opening van het vijfde zegel. Na enkele voorstudies maakt hij dat schilderij in drie dagen. Nadat hij een inquisiteurspion heeft meegenomen in zijn kelder, raakt het verhaal in een stroomversnelling. El Greco wordt het slachtoffer van een complot dat men tegen hem smeedt waarbij men hem tegen Esquerrer opstookt. Hij moet zich verdedigen voor de inquisitie en keert ten slotte op zijn schreden. Wijzer geworden maakt hij zijn De begrafenis van graaf Orgaz af, de walging voorbij. Het vijfde zegel is een prachtig boek, maar het is geen boek dat lekker wegleest. Ik las de roman ongeveer twintig jaar geleden voor het eerst. Wat mij er, voordat ik hem herlas, nog van bijstond, | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
El Greco, De opening van het vijfde zegel (1608-14) The Metropolitan Museum of Art, New York
was dat er een zeer levendig portret in geschilderd wordt van de kunstenaar Domenico Theotocopulos. Dankzij de roman ontdekte ik toentertijd de schilder met zijn buitengewoon modern aandoende schilderijen. Messer Domenico, zoals hij in de roman ook genoemd wordt, kwam hoog en met stip in mijn schilderstoptien terecht. In de musea waar ik zijn werk later tegenkwam, herkende ik het van grote afstand meteen. Daarbij herinnerde ik me ook hoe de roman me twee decennia daarvoor had meegezogen naar die oude tijden waarin men zijn leven niet zeker was en de godsdienstwaanzin tot norm was verheven. Ik nam Het vijfde zegel opnieuw ter hand en ik las een compleet ander boek. Tot mijn verrassing ontdekte ik dat het personage El Greco niet alleen gebaseerd was op de historische figuur Domenico Theotocopulos, maar dat niemand minder dan de auteur zelf eveneens model had gestaan voor de levensschets van de Griekse duivelskunstenaar. Simon Vestdijk had zich hoogstpersoonlijk met de tijdmachine van de literatuur naar de zestiende eeuw gebeamd, om daar de schilderkunst op z'n kop te zetten. Ik werd in dat idee gesterkt door fragmenten uit de biografie van Hazeu die ik tezelfdertijd las. Ik ontdekte hoe de schrijver nadat hij het voorspel van Het vijfde zegel had voltooid, getroffen werd door ‘een vrij onschuldige kortstondige depressie’. Hoe hij tijdens deze depressie Der Zauberberg van Thomas Mann en Der Prozess van Kafka las en tot het besef kwam dat hij eigenlijk helemaal niet zo content was met zijn eigen stijl. Die verzorgde literaire stijl, hij walgde er zelfs van; Vestdijk schrijft: ‘Het (Der Prozess) was een ernstiger aanslag op “Tachtig” - als symbool genomen - dan de theoretische geschriften van Ter Braak; ik zag, dat het mogelijk en noodzakelijk was een roman van die omvang en met dat te verwerken feitenmateriaal, te benaderen met althans iets van de stilistische zakelijkheid en onopgesmuktheid van de beide genoemde schrijvers en ik had daar geen zin in, want ondanks mijn walging vond ik de inleiding op zichzelf een goed stuk.’ Als Vestdijk ondanks de psychische tegenslagen toch weer voortgaat met het schrijven van zijn roman, daalt hij samen met zijn Griekse hoofdfiguur af in de kelders van zijn schrijversschap en begint hij te experimenteren met beschrijvingen, met symboliek, met metaforen, met vooruitwijzingen, met karakterbeschrijvingen, met ideeën, met astrologie en numerologie. Het is een worsteling met de taal waaruit de schrijver als gloricuze overwinnaar tevoorschijn komt. In zijn typemachine ontstaat een roman die zo weelderig is dat met elke zin een nieuw verhaal lijkt te beginnen. Net als zijn Griekse hoofdfiguur tobt de schrijver op het moment waarop hij aan Het vijfde zegel werkt met de relatie kunst en inkomsten, zo blijkt uit de biografie. Vestdijk heeft kort daarvoor voor het volledige | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
schrijversschap gekozen, geen gemakkelijke beslissing in een tijd waarvan we nu weten dat alle zekerheden op losse schroeven kwamen te staan. Het Duitse fascisme was in aantocht (hoezeer Vestdijk daarmee bezig was, bewijst Else Böhler) en de Spaanse Burgeroorlog woedde. En net als zijn Griekse held redt hij zich door te vluchten in zijn kunst met discipline, regelmaat, continuïteit, concentratie, stilte, alles wat aan zijn creativiteit ruimte gaf. Kortom: al die zaken waar El Greco zich in Het vijfde zegel mee bezig houdt, lijken erg veel op de sores die Vestdijk midden jaren dertig aan zijn hoofd had. Moet Het vijfde zegel dan gelezen worden als een versluierde autobiografie? Dat voert te ver dunkt me, want Vestdijk had al laten zien op welk een openlijke manier hij bereid was autobiografisch te schrijven (zie: Kind tussen vier vrouwen en Terug tot Ina Damman). Nee, hoewel het werk veel elementen van Vestdijks eigen leven van dat moment bevat, blijft het een historische roman over die figuur El Greco, met wie echter, en dat verklaart de overeenkomst, Vestdijk grote verwantschap voelde en die hem al veel langer bezig hield, gezien de gedichten die hij in '30 en '31 al aan de schilder wijdde. El Greco was zijn tijd zover vooruit dat hij niet door zijn tijdgenoten, maar ook nog niet door de generaties die volgden helemaal begrepen werd. En zelfs nu roepen velen, die zijn werk voor het eerst zien, verbaasd uit dat de schilderijen erg doen denken aan werk van Edvard Munch en andere twintigste eeuwse schilders. Mijn stelling is dan ook dat Vestdijk in El Greco een geheime tijdgenoot vond die hij in Het vijfde zegel dusdanig portretteerde dat de dilemma's van de moderne kunstenaar tot uiting kwamen. Tegelijkertijd heeft het boek alle kenmerken van een historische roman. Want ook als historisch meesterwerk blijft Het vijfde zegel na al die jaren overeind. Wie de sfeer wil proeven vanEl Greco, Zicht op Toledo (1597)
‘En nog lang luisterde hij zo, eenzaam in het stenen Toledo, temidden van een zee van geluiden. Misschien was dit het moment, en hij de man voor zulke waarheden, die nooit te vinden zijn op het vasteland der menselijke betrekkingen, doch enkel op de verst vooruitgeschoven posten daarbuiten, op de laatste eilanden. Een eilandbewoner zou hij altijd blijven.’ die inquisitietijd kan nauwelijks een betere roman vinden. Dat niet alle personages historische figuren zijn, doet er niet toe. Dat de schilderijen in de roman eerder geschilderd worden dan ze in werkelijkheid zijn gedateerd ook niet. ‘Het verleden is een ijle droom,’ schreef Vestdijk in zijn essay De betovering van het verleden, ‘die een beroep doet op onze zin voor aardse vergankelijkheid: de eigenlijke specialité der dichters! Maar, en dit maakt de zaak wel iets ingewikkelder, tevens is het een droom die eens werkelijkheid is geweest; en deze werkelijkheid doet, het kan niet missen, een beroep op de romancier die het omvormt tot een andere werkelijkheid, historische roman genaamd. Tussen deze twee werkelijkheden wordt, als men niet oppast, de droom fijngewreven als tussen molenstenen. Gelukkig de romancier die dichter genoeg bleef om de droom van het verleden op te | |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
kunnen vangen voordat de molenstenen hun werk hadden verricht!’ Vestdijk is in Het vijfde zegel de dichter gebleven. Dat mag duidelijk zijn. En dan kom ik tot slot, zoals beloofd, nog even terug op die vraag van Marsman: ‘Waarom schreef Vestdijk op deze manier onze beste historische roman?’ Wellicht moeten we nu constateren dat Marsman het boek toentertijd niet goed genoeg gelezen heeft. Anders had hij het antwoord geweten. Hij had het opgetekend uit de mond van El Greco, dat sublieme alter ego van zijn schepper, die hem schiep al worstelend met zijn talent, naar zijn beeld en gelijkenis dus, als het ware. | |||||||||
Literatuur:
|
|