Vestdijkkroniek. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We lazen in Arts & Auto nr. 8 - 2004 (15 mei 2004) in de serie Uitgedokterd, waarin aandacht wordt gevraagd voor bekende personen die wel medicijnen hebben gestudeerd, maar die uiteindelijk geen arts werden, een artikel van Wim Hazeu. De auteur gaf ons toestemming het betreffende artikel over te nemen, waarvoor wij hem vriendelijk danken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simon Vestdijk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simon Vestdijk heeft nooit geweten wie de vader en moeder van zijn grootvader waren. Zijn grootvader werd op ongeveer tweejarige leeftijd te vondeling gelegd in de Haarlemse Dijkstraat, die uitkomt op de Oostvest. Voor de naamgeving van het kind werden beide straatnamen gebruikt: Vestdijk. Pas op zijn achttiende verjaardag werd de latere schrijver op de hoogte gebracht van deze geschiedenis. Veel indruk heeft dit niet op hem gemaakt: een zoektocht naar het verleden bleef uit. Vestdijks vader was leraar lichamelijke opvoeding in Harlingen, maar ook de organisator van optochten, toneel- en bioscoopvoorstellingen, opera's en dansavonden. Hij was getrouwd met Anna Mulder, dochter van de eigenaar van de ‘Salon de Coiffure’ aan het Koningsplein in Amsterdam. Simon werd in 1898 geboren en bleef enigskind. In zijn jeugd leefde hij tussen het sociaal gecontroleerde Harlingen en, tijdens de vele logeerpartijen bij de familie van zijn moeder, het vrijere en avontuurlijker Amsterdam. Op jonge leeftijd groeide - dankzij zijn muzikale moeder - de belangstelling voor de muziek. Toen hij echter aan zijn vader kenbaar maakte dat hij componist of musicus wilde worden, kreeg hij geen enkele medewerking. Hij moest een ‘vak’ leren en dat betekende: medicijnen studeren in Amsterdam. Vestdijk was een gemiddelde student met een sterk ontwikkeld observatievermogen, zo getuigen althans zijn latere autobiografische romans. Geen hoogleraar, geen student, geen verpleegster ontsnapte aan zijn aandacht. Wie genieten wil van het leven van een Amsterdamse student medicijnen in de eerste helft van de twintigste eeuw, kan niet om de laatste vier delen van de achtdelige Anton Wachter-cyclus heen: De beker van de min (1957), De vrije vogel en zijn kooien (1958) De rimpels van Esther Ornstein (1959) en De laatste kans (1960). Anton Wachter, het alter ego van Vestdijk, is leergierig (vooral theoretisch), avontuurlijk (vooral wat de liefde betreft), nieuwsgierig (op het voyeuristische af) en onhandig (zijn handen trilden zelfs te veel om een lumbaalpunctiè uit te voeren). Voor chirurgie had Vestdijk weinig belangstelling. Zijn aandacht ging meer uit naar het denken dan het doen. Niet voor niets schoolde hij zich later in Leiden bij op het gebied van psychologie en filosofie. Nochtans beschouwde hij de tijd tussen doctoraal en artsexamen, doorgebracht in ziekenhuizen, als ‘een rare, maar zeer stimulerende tijd’. Aan een exvriendin-verpleegster schreef hij hierover: ‘Merkwaardig is bijvoorbeeld dat ik in die twee jaar geen depressie gehad heb. Vóór die tijd elk jaar, en na mijn artsexamen kwam het ook al weer gauw.’
Vestdijk mocht geen componist of musicus worden, hij moest een ‘vak’ leren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AngstNa afloop van zijn studie werkte Vestdijk op diverse plaatsen als waarnemer en voer hij drie maanden als scheepsarts tussen Jakarta en Djeddah, de haven van Mekka. Hij was belast met de medische zorg voor pelgrims. Waar zijn tijdgenoot Jan Jacob Slauerhoff als scheepsarts zeker slaagde, en als avontuurlijk romancier het achterland in China of Japan bezocht, faalde Vestdijk: hij was niet geschikt voor scheepsarts, en feitelijk ook niet voor arts. Terugkerende, vaak langdurige endogene depressies, zouden de continuïteit van zijn doktersbestaan ondergraven. Uiteindelijk koos hij voor een leven als dichter en criticus, zonder enige financiële zekerheid, maar wel met de steun van schrijvers als Menno ter Braak en Charles Edgar du Perron. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artsen en verpleegsters bleven nadien zijn romans bevolken, en met schrijvende dokters, zoals Willem Brakman, onderhield hij vriendschappelijke contacten. Literatuur over met name medicijnen hield hij goed bij, al was het maar om te ontdekken welke anti-depressiva (tofranil was toen in opkomst) er op de markt werden aangeboden. De meer dan gewone belangstelling voor de filosofie leidde tot een studie over de angst, waarmee hij aanvankelijk zou promoveren bij prof. H.C. Rümke, maar toen lezing en beoordeling van de zeer omvangrijke studie voortdurend vertragingen opliepen, besloot Vestdijk daarvan af te zien. Jaren later verscheen het boek als geschenk bij zijn zeventigste verjaardag: Het wezen van de angst (1968, herdrukt in 1979).
Ongetwijfeld heeft Vestdijk zijn ervaringen als waarnemend arts gebruikt voor zijn fantasierijke en commercieel meest succesvolle roman De dokter en het lichte meisje (1951). De hoofdpersoon Schiltkamp neemt de praktijk waar van dokter A., die hem het advies geeft patiënten maar te laten kletsen, ze maar wat te geven, onder het motto dat het allemaal niets uitmaakt. Maar ondertussen blinkt deze A. wel uit door zijn medische intuïtie. Ook in de roman Het spook en de schaduw (1966) komt, woonachtig in het Duitse Alpengebied, een jonge arts voor, ‘wiens regelmatig gevormde gezicht met gouden bril niet zozeer vertrouwen wekte bij de dorpelingen als wel aangename verrassing bij de toeristen, die zoiets beschaafds en efficiënts tussen de bergen niet verwacht hadden,’ terwijl de arts in Bevrijdingsfeest (1949) juist opvalt door zijn onopvallendheid. Hij ‘was zacht in zijn optreden, aarzelend in zijn diagnoses.’ Even afwisselend gaat Vestdijk in zijn romans om met psychiaters. Men leze zijn roman over de schizofrenie: De redding van Fré Bolderhey (1948) of Een moderne Antonius (1960), waarin een patiënt, in een hallucinerend wereldbeeld, tal van psychiaters bezoekt met namen als dr. Caroli, dr. Acker en dr. Geesteranus. Voor tandartsen verwijs ik naar de roman Ivoren wachters (1951). Een mooiere benaming voor ons gebit kom je nergens anders tegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlaapmiddelDe medische, met name de farmaceutische wereld heeft op zijn beurt Vestdijk ook ontdekt. Gist-Brocades in Delft gaf hem de opdracht een boek te schrijven over De zieke mens in de romanliteratuur (1965), een inmiddels herdrukte ‘klassieker’ over beroemde en minder beroemde ziektegevallen uit de wereldliteratuur. In het exemplaar voor de journalist Nol Gregoor schreef Vestdijk: ‘Over de zieke mensch,/Zijn slokdarm, reet en pens,/Zijn kotsen, bloeden, beven./Is schriklijk veel geschreven,/En over dat geklooi/ Schrijf ik nu weer: heel mooi.’ In 1982 verspreidde Wyeth Laboratoria een keuze uit Vestdijks essays onder de titel Kunst en droom, ter begeleiding van het kortwerkend slaapmiddel Normison 20. Twee jaar later organiseerde Essex, ter introductie van een nieuw preparaat: psoricrème, in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam een dermatologensymposium, over alle aspecten van psoriasis, waarbij ter introductie verwezen werd naar Vestdijks Het glinsterend pantser. Het leven van de hoofdfiguur van deze roman, een ambitieuze dirigent. wordt beheerst door deze huidaandoening, een onthulling, waarop de lezer lange tijd in spanning wacht. De vraag of Vestdijk schrijver was geworden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
indien hij echt aanleg had gehad voor een medisch beroep, is niet te beantwoorden. Hoe kan men vroegtijdig het artistieke talent en de creatieve impulsen, en daarmee de onvermijdelijke keuze voor het kunstenaarschap meten? Is dat alles sterk genoeg om ondanks andere mogelijkheden tóch schrijver te willen zijn, zoals die andere arts-schrijver Tsjechov? Zeker is wél, dat Vestdijks medische opleiding en (korte) praktijkervaring de inhoud van veel van zijn werken hebben beïnvloed.
Tekst: Wim Hazeu Foto: De Bezige Bij, Amsterdam
Wim Hazeu is schrijver, cineast en biograaf. Hij schreef onder andere de biografieën van de dichters Achterberg en Slauerhoff en van de kunstenaar M.C. Escher, en werkt nu aan de biografie van Vestdijk, die in 2005 moet verschijnen.
Dit artikel verscheen eerder in Arts & Auto nr. 8-2004, als achtste aflevering van een serie profielen van mensen die een medische achtergrond hadden maar die bekend zijn geworden vanwege activiteiten in een andere professionele richting. |
|