Vestdijkkroniek. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[pagina 34]
| |
Mijn huis aan de Amsterdamse Reijnier Vinkeleskade is een woning met veel artistieke nagalm. Mogen we de memoires van mijn voorgangster Henriëtte van Eyk geloven, dan kwamen er heel wat lieden met klinkende namen naar boven: ‘Vic en Adrienne van Vriesland, [...] Charlotte Köhler, de schilder Melle, Theun de Vries, de Stromans, Jany Roland Holst, Claartje Eggink, Bert Schierbeek.’Ga naar eind(1) Nu ik bezig ben aan mijn herinneringen aan de laatste jaren van Jet van Eyk, stel ik mij die theemiddagen in de voorkamer voor ogen: de kamer in oudroze tinten; veel boeken; overal lappen en linten; de bezoekers in pak met stropdas; de dames in het lang: de formele, eigenlijk een beetje vervelende jaren vijftig. A. Roland Holst zal voor het open raam hebben gestaan en over het rimpelende water van de kade hebben gestaard; zag Melle Oldeboerrigter seksuele symbolen in de struiken aan de overzijde? Vestdijk las voor uit pas voltooid werk. Hij zal met droge stem zijn pasgeborene telkenmale ten doop hebben gehouden. Henriëtte van Eyk hield op de dagen dat Simon Vestdijk bij haar resideerde, open hof. De bezoekers moesten soms met zachte drang de trap worden afgeduwd, voor welke klus menigmaal Wim Hora Adema heeft mogen zorgen.Ga naar eind(2) Tussen december 1946 en december 1961 verkeerden Jet en Simon menige dag en nacht met elkaar in deze woning. Ik weet op welke plek op de bank Simon zijn vaste plaatsje had en ik weet de plek, twee meter daarvan verwijderd, waar Jet in het najaar van 1980 overleden is. En ik weet ook, - dat ik hiervandaan niet meer verhuizen zal. Wat heb ik van die laatste vijf jaar van Henriëttes leven nog in mijn kop? Daaraan gaat een verhaal, eveneens literair getint, vooraf. In februari 1975 had de sectie Nederlands van de Lorentzscholengemeenschap in Haarlem voor geïnteresseerde scholieren een Vestdijkwerkweek in Harlingen belegd. Aan de hand van Nol Gregoors boekje Simon Vestdijk en Lahringen (Amsterdam / Den Haag, 1958) wilden docenten en scholieren de plekken bezoeken die Simon treffend, onder andere in zijn Anton-Wachterboeken I, II en III, heeft beschreven: het geboortehuis, de school, de haven. Alle op Harlingen geënte romans en verhalen -inclusief de oertekst Kind tussen vier vrouwen - hadden wij daarvoor geëxcerpeerd. Wij spraken met zeer oude mensen die de familie Vestdijk nog gekend hadden; wij interviewden Liesbeth Beuving - Koning, die model heeft gestaan voor Ina Damman in de derde Anton-Wachterroman Terug tot Ina DammanGa naar eind(3), wij fotografeerden en filmden dat het een lust was. Voor onze Simon Vestdijk en Henriëtte van Eyck samen op de kinderboerderij in Artis.
naspeuringen waren we aangewezen op een bestuurslid van de Vereniging Oud Harlingen, Bouke van der Gaast, die ons veel kon vertellen over Harlingen van rondom de eeuwwisseling tot 1920. Hij kent verder iedere Harlinger en oud-Harlinger. Wij hebben voor het onderzoek veel aan hem te danken. Toen de docenten in het stamcafé - het toenmalige hotel 't Noordeke, gelegen aan de Noorderhaven - bij een goed glas wijn de werkweek evalueerden, kwam het gesprek op mijn toenmalige woonoord in de Bijlmer. Bouke van der Gaast, mede aangezeten, vroeg mij, of ik niet wilde verhuizen en zo ja, waarheen. Hij noemde de naam van zijn neef, professor Sape van der Woude, toentertijd directeur van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, die hem geschreven had dat hij naar Harlingen wilde terugkeren. Neef Van der Woude had een huis in de aanbieding, aan de Reijnier Vinkeleskade. Een gouden toeval bracht mij op het spoor van een woning aan de kade waaraan ik sedert mijn zevenentwintigste, toen ik in Amsterdam voet aan wal zette, mijn hartje verpand had. Vestdijk voerde mij naar de geboorteplaats van Vestdijk, waar ik hoorde van een woning waarin Vestdijk menig keer verbleef. Sedertdien liet de gedachte dat ik koste wat kost het huis wilde hebben, mij niet los. Enkele weken na het Harlingse gesprek had ik voldoende moed verzameld om de eigenaars van de woning op te bellen. De koop was snel gesloten. Mijn toenmalige echtgenote Joop Muller, mijn zonen Sjoerd en Sietse en ik waren dolblij, dat we de grijsgrauwe Bijlmeromgeving | |
[pagina 35]
| |
Willy Corsar; Simon Vestdijk en Henriëtte van Eyck op het boekenbal (foto: Henk Nieuwenhuijs)
konden verlaten. We leenden alles bij de Nationale Nederlanden. Dat was moderne slavernij, maar alle nadelen daarvan werden zonnig belicht door de realiteit, dat wij teruggekeerd waren naar het mooiste plekje van Amsterdam. Van professor Van der Woude hadden wij vernomen, dat op de bovenwoning Henriëtte van Eyk domicilie hield, samen met haar verzorgster mejuffrouw Ansje Hartog. Wij zouden, in de benedenwoning op nummer 57 huizende, huisheer over beide dames worden, een voor socialisten beklemmende gedachte. Zouden wij huisbaasneigingen krijgen? Wij waren het niet van plan. Vanuit het zonnige Frankrijk stuurden wij een ansicht waarop wij ons bekend maakten en onze komst op de laatste dag van juli 1975 aankondigden. De begroeting op de verhuisdag kon niet hartelijker vereffend worden: toen wij op die snikhete 31e juli 1975 onze joyeuze entree maakten, was Jet wel zo goed om voor een bord overheerlijke kroketten te zorgen. ‘Wie zijn huis betrekt, krijgt kroketten van me,’ zei ze later. Een smaakvol welkom. Vanaf dat moment zaten we in een dubbele relatie: enerzijds een zakelijke betrekking van huisheer tot huurder; aan de andere kant een persoonlijke relatie van ‘jongeren’ tot oudere dames die het huis volgestouwd hadden met herinneringen aan de jaren tussen 1910 en 1975. Wij probeerden de materiële kanten terug te dringen ten gunste van de hartelijke persoonlijke. Dat is ons gelukt, door samenwerking van beide zijden. Dat hield in, dat we van tijd tot tijd bij de dames op de thee-en-sherry gingen. Van het interieur van de huiskamer krijgt men het beste een indruk uit de foto's die in Henriëttes memoires Dierbare wereld zijn afgedrukt. Voor de schoorsteen stond een plattebuiskachel; daarop stonden roodkoperen ketels; de ramen waren bekleed met hoge planten, onder andere ficussen die Simon Vestdijk zelf nog gestekt had. We kregen een stekje mee. Aan de wanden boekenkastjes. De ruimte die overschoot, was behangen met batiklappen, oudroze kleden, wat oudtijdse schilderijtjes. Het bezoek verliep immer op dezelfde wijze: wij mochten aanzitten. De victualiën en spiritualiën werden door juffrouw Ansje aangedragen. Henriëtte, in die jaren al moeilijk ter been, gaf haar daartoe aanwijzingen. Wij mochten niets aandragen, verzetten, ja zelfs nauwelijks gaan verzitten: wij waren ‘te gast’. Ondanks deze strakke dienstregeling slaagden we erin, een goed gesprek te voeren. Daartoe was het nodig, de woorden duidelijk te articuleren. Henriëtte begreep alles, ook van haar eigen tijd, maar door hardhorendheid was zij niet altijd in staat, iedereen te verstaan. Wij spraken luid tot zeer luid; juffrouw Ansje, getraind door het dagelijks contact, was vervallen van spreken tot schreeuwen. Wij zagen tijdens de bezoekjes wat we normaal door het plafond heen hóorden. Slechthorenden gaan zelf ook harder spreken om zichzelf te horen. | |
[pagina 36]
| |
Waarover spraken wij? Over de ‘jongens’, in 1976 respectievelijk twaalf en tien jaar; ze waren door de dames in hun spel scherp geobserveerd. Eerst gaf Henriëtte haar visie. Alsof die niet uitgesproken werd, gaf juffrouw Ansje in de ruimte tussen de zinnen van Jetje háár commentaar: stem en tegenstem, odia en parodia in de Griekse tragedie. Tussen de krakelingen en de zoutjes kwam het gesprek op de fraaie woonomgeving, de aardige bewoners in de huizen tussen de beide scholen in: Fons Vitae en de toenmalige Gerrit-van-der-Veenscholengemeenschap (tegenwoordig Joke-Smit-College voor volwassenen). Vaak dwaalden wij af naar het verleden: de Bezige Bij, '40-'45. Jetje wees ons de plek waar zij de bescheiden van de hulporganisatie voor kunstenaars in oorlogstijd, de Centrale Kunstenaars Commissie, verborgen had.Ga naar eind(4) Zij beschikte over alle illegale uitgaven van De Bezige Bij, over tal van eerste drukken: haar huis vervuld van de literatuur van de Twintigers tot en met de Vijftigers. Meer dan eens kwam er een kunstvlieg op de verzameling af om een metertje te kopen, maar dat sprong meestal af op de onwil van Henriëtte om iets uit het verleden aan de commercie af te staan. Daartegenover kon zij gemakkelijk een boek weggeven: een eerste druk van Nescio's Mene Tekel; een tweede druk van Simon van het Reves De Avonden/Een winterverhaal (1947). Bij elke feestelijke gebeurtenis in ons leven paste wel een boekje: bij onze entree Truus de nachtmerrie: ‘met de beste wensen voor veel goede gelukkige jaren aan onze mooie kade’, bij een verjaardag Van huis tot huis: ‘Het is een pretentieloos verhaaltje, dat ik omstreeks 1937 als serie schreef voor het Alg. Handelsblad. Lach er maar wat om.’ Gabriël werd voorzien van een verontschuldigend bijschrift: ‘Met excuses voor de schandelijke staat waarin dit boek verkeert, (Als je het rechtop houdt, valt 't niet uit elkaar) Liefs etc.’ Op deze wijze lazen wij het oeuvre van Henriëtte van Eyk, waarmee ik bij de voorbereiding tot mijn hbs-examen in 1950 al kennisgemaakt had. In die jaren verscheen De kleine parade op menige boekenlijst. Ik hield wel van dat kneuterige commentaar op de Haagse clique. Wij beantwoordden de boekengiften met bloemen en planten, planten en bloemen. Beide dames waren gek op planten, vooral meerjarige. Tegen verwelkende bladeren had Henriëtte een aversie. Het groen moest terugkeren. Het leven mocht niet verwelken. Over het ouder worden sprak zij menigmaal ironisch. ‘Ik ben maar een oude vrouw, maar ik blijf kritisch.’ Wij hadden met haar gemeen een ongemeen felle afwijzing van alle geweld en oorlogsvoorbereiding. Van dezelfde geneigdheid tot het harmonieuze is heel haar werk doortrokken. Onze gesprekken strekten zich ook naar het verleden uit. Daarin speelde Henriëttes broer Bert van Eyk een belangrijke rol. Deze begaafde chemicus, eens hoogleraar in Soerabaja, heeft zijn kapitaal opgesoupeerd in kringen van travestieten. Henriëtte vertelde dat zij daarvan veel verdriet had ondervonden. De jaren '60 moesten nog aanbreken. Berts bibliotheek had zij op de achterkamer van de bovenetage opgeslagen. Zij vroeg mij of ik de boeken ten behoeve van de verkoop eens wilde ordenen. Aan dat verzoek heb ik graag voldaan, maar op haar aanbod dat ik mocht uitzoeken wat ik wilde ten behoeve van mijn eigen bibliotheek, kon ik niet ingaan. De zaak is vervolgens per meter verkocht, aan een handelaar. Het spreekt vanzelf dat ook na vijftien jaar de figuur van Simon Vestdijk in de herinnering van Henriëtte nog als levend persoon verbleef. Zij heeft die het best in haar bijdrage aan het Vestdijknummer van Maatstaf verwoord.Ga naar eind(5) Een bizarre man van wie zij veel gehouden heeft met een exclusieve begrijpende liefde, die zij heeft voortgezet tot het niet meer kon. In 1961 heeft zij het ‘uitgemaakt’. Zij kon de concurrentie van de weduwe Ans Koster, met wie Simon samenwoonde, niet meer aan. Het duidelijkst heeft Henriëtte dat verteld in het VN-interview, afgenomen door Max Pam.Ga naar eind(6) Vestdijk had haar eens willen trouwen, maar door te dreigen met zelfmoord heeft Ans Koster dat voorkomen. In het huis aan de kade had Vestdijk zich als arts willen vestigen, maar iedereen besefte het illusoire van dit voornemen. Dokter is Vestdijk nooit meer geworden. In november 1978 heb ik, ten behoeve van een uitzending van de Vrijdenkers-radio-omroep (VRO)Ga naar eind(7) Henriëtte van Eyk geïnterviewd over haar relatie met Vestdijk. Zij zag met warmte terug op de betrekking met deze bijzondere, zij het introverte man, die zichzelf nauwelijks kende en geen raad wist met zijn diepste emoties. Bij Jetje kon deze mensenschuwe mens onderdak vinden. Bij haar hoefde hij zijn eigen angsten niet te verbergen. Hoe bang Simon voor zijn eigen gevoelens was, kan men opmaken uit het VN-interview dat Bibeb aan hem afnam. In het bijzijn van zijn echtgenote Mieke Vestdijk kon hij, sprekend over zijn grote liefde tussen 1946 en 1961, niet meer uitbrengen dan: ‘ja, een heel bijzondere vrouw.’Ga naar eind(8) Wij kregen de indruk dat na 1961 geen man dezelfde plaats in Henriëttes leven heeft ingenomen als Simon. Zij doorzag zijn kleinheid in het dagelijkse leven, maar schatte zijn artistieke betekenis naar waarde. Hun samenzijn moet op zijn best een feest zijn geweest, op zijn minst een moment | |
[pagina 37]
| |
van gelukkige beslotenheid in het huis aan de kade waarin wij nu wonen. Begin '79 kon Henriëtte zich nauwelijks meer naar beneden begeven, ondanks dat zij met hulp van het departement een traplift had kunnen laten aanbrengen. Toen de buurt op een zonnige dag op het grasveld aan de kade een nazomerfeestje had georganiseerd, liet zij zich verontschuldigen en zwaaide ze afen toe door het raam naar de wijn drinkende, onder parasols gezeten buren die het feest van het zich voortzettende leven vierden. Dat laatste was voor haar niet meer weggelegd. Zij voelde dat zeer duidelijk aan. In 1980 verergerde haar ziekte. Een van haar voeten dreigde af te sterven. Enkele vrouwen hebben haar in haar laatste maanden met liefde verzorgd. Zij toonde zich in die tijd niet van haar gemakkelijkste kant. Een zekere knorrigheid had einde '78 al een verwijdering tussen haar en Ansje veroorzaakt, wat geleid had tot de verhuizing van de verzorgster. Hulde aan deze vrouw die haar zeventien jaar verzorgd heeft. De buurtgenoten hebben beurtelings bij haar ziekbed gewaakt. Tal van literaire vrienden hebben haar nog bezocht. Pierre Roth, de ‘literaire loodgieter’Ga naar eind(9), die de auteursrechten van haar werk heeft verworven, heeft haar in haar laatste weken bijgestaan. Hij was het, die Henriëtte op de arm nam en naar de w.c. droeg. Ultimo november kwam haar einde. Zij maakte van haar laatste jaren naar vermogen een feest. Haar wereld was haar dierbaar. Het is een voorrecht geweest, daarin bescheiden gedeeld te hebben. Henriëtte was te broos voor deze wereld. Daarom omgaf zij zich graag met wie zij noemde: ‘lieve mensen’. Zij bleef antifasciste tot het einde toe: ze wist maar al te goed wat het beest in de mens kan uitrichten, zodra het losgebroken is. Nog in '79 vroeg Henriëtte ons, of wij een affiche inzake de berechting van Menten wilden ophangen. ‘Mijn ramen zijn te hoog.’Ga naar eind(10)
Weken na de crematie op 30 november 1980 is door Henriëttes nicht naarstig gepoogd, de papierwinkel die haar tante achtergelaten had, op orde te brengen. Jetje had veertig jaar lang alles bewaard. Het was bijna onbegonnen werk. Toen de laatste vuilniszak in februari 1981 weggehaald was, vond ik op de kade een aantal losse kaartjes uit een telefoonklapppertje. Het betrof de letters V en W onder haar vrienden. Op een kaartje staat te lezen: Van Vriesland, Theun de Vries, en - uiteraard - Vestdijk, de laatste naam in vette schrijfletters aangegeven. Aangezien er achter die naam voor een telefoonnummer geen plaats meer was, heeft de eigenaresse een pijl diagonaal over het kaartje aangebracht naar een plek waar zij kon schrijven: Simon: 03430-2246. Hoopte zij, dat hij tussen 1961 en 1971 nog eens zou bellen? Na enig omzwerven ben ik in het voorjaar van 1982 met een nieuwe gade in het bovenhuis aan de kade getrokken. De ficus bloeit als nooit tevoren. Fenna (tweeëneenhalf) en Loran (zes maanden) scharrelen er rond. Op de plaats waar Simon uit zijn werk voorlas en de plaats waar Jetje stierf, banen zij zich een weg naar het leven, in het huis aan de kade.
Amsterdam, eind 1986
Eerder verschenen in het indertijd kleinste literaire tijdschrift IAMBE (1987), nr.24, p. 43-47, daarna herdrukt in Van het woord en de verbeelding, Amsterdamse Voorleesclub 2000.
Naschrift: Veertien jaar later herinnert nog maar weinig aan Henriëttes langjarig verblijf in het Huis aan de kade: de ficussen zijn gestorven: er is nog een opbergkastje op Lorans kamer; in de badkamer hebben de hondjes van Jetje voor eeuwig hun krabbelende sporen nagelaten. Wim Hazeu kwam enkele jaren geleden snuffelend de trap op om inspiratie op te doen voor de Grote Liefde tussen Simon en Henriëtte, bij het schrijven van zijn Vestdijkbiografie. In ons beklijft de herinnering aan een goed mens. (dec.1999) |
|