Vestdijkkroniek. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
Misschien zullen velen, de titel mijner hoofdrede lezend, zich erover verwonderen dat ik ga spreken over de letterkunde van een land welks taal wij niet kennen, zodat wij de werken niet in het oorspronkelijk kunnen lezen, m.a.w. dat het ongerijmd zou zijn over Ruslands letterkunde te spreken. Ik ben evenwel van mening dat deze werken zelfs in vertaling een voldoende eigen karakter hebben om hen te onderscheiden van de voortbrengselen der letterkunde van andere landen, en dat alleen al de inhoud, karakterbeschrijving, enz., belangwekkend genoeg zijn om erover te spreken. Ik heb ook wel door velen horen verkondigen dat de Russen eigenlijk barbaren zijn. Deze mening zal ik trachten te weerleggen. Iedereen zal erkennen dat Rusland een letterkunde heeft die in ieder geval niet lager staat dan die der West-Europese landen. Verder is het ook een feit dat de werken der Russische schrijvers heel veel gelezen worden, dat sommige een reuzenoplage hebben bereikt. Volgens de laatste statistieken is het aantal analfabeten in Rusland nog 65%. Onder de geletterde bevolking moeten er dus wel zeer veel lezers zijn om zulke grote oplagen nodig te maken. Degenen die dus kunnen lezen, gebruiken haast allen die kennis, terwijl in Nederland bv. velen zijn die kunnen lezen en toch nooit enig werk ter hand zullen nemen, zelfs in de beter ontwikkelde standen. Dat het volk er veel leest, blijkt wel hieruit dat er heel veel goedkope uitgaven der Russische werken zijn. Een tweede bewijs dat de Russen werkelijk niet zo onbeschaafd zijn, vind ik hierin: de Russen moeten zeer veel van muziek houden. Ook dit duidt niet op ruwe zeden. Bij het Russische leger behoort een getal van 40 à 50.000 muzikanten, die onmisbaar schijnen te zijn. Men zou zelfs kunnen beweren dat het Russische volk in muzikaal opzicht veel hoger staat dan het Nederlandse. Terwijl hier straatdeunen als Janus, enz. een jarenlang bestaan voortslepen, is de Slavische muziek, voor zover ik het tenminste kan nagaan, van een veel mooiere aard. Verder kan men nog aanvoeren dat zeer veel Russen in de danskunst een hoge kunst gebracht hebben, terwijl dunkt mij daartoe veel gevoel voor ritme, enz. nodig is. Men zou misschien als bewijs van Russische onbeschaafdheid willen aanvoeren het wanbestuur dat er heerst en de knoeierijen die er gebeuren. Mijns inziens is dit wellicht aan Duitse invloed toe te schrijven. En dan, welk geknoei had er in de zogenaamd beschaafde Republiek der Nederlanden soms niet plaats! In 't voorgaande meen ik wel aangetoond te hebben dat de Russen in hun geheel lang niet zo onbeschaafd zijn als velen het wel laten voorkomen. Ik ga dan nu maar tot het onderwerp zelf over. De ontwikkeling der Russische letterkunde staat, vooral in de eerste perioden, geheel op zichzelf, afgesloten als het land toen was van West-Europa, waar de literatuur der verschillende landen meestal nauw samenhing. De grote stromingen in de literatuur, romantisme, realisme, enz., hadden daar ongeveer gelijktijdig plaats. De letterkunde der eerste perioden zal ik vluchtig nagaan; die der laatste eeuw, het rijkste en mooiste tijdperk, meer nauwkeurig. Vooraf nog iets over het Russisch als taal. Hierbij ben ik natuurlijk genoodzaakt de inzichten van sommige schrijvers te volgen. Het Russisch wordt afgeschilderd als een zeer rijke, klankvolle taal. Voor één westers begrip heeft men soms vele uitdrukkingen. De meeste werken zijn in het Groot-Russisch geschreven, een taal gesproken door 80 miljoen mensen, een zeer groot getal als men bedenkt dat Duitsland, de westerse mogendheid die de talrijkste bevolking heeft, er nog geen 70 miljoen telt. Afzonderlijke, op zichzelf staande talen zijn bv. het Oekraïens, door 16 miljoen gesproken, en het Litouws. Na deze bijzonderheden over de taal verteld te hebben, begin ik nu eindelijk met de ontwikkeling van de letterkunde zelf. De literatuur der eerste perioden, nl. van de achtste tot ongeveer het midden der dertiende eeuw, heeft wel enige overeenkomst met die van West-Europa. Rusland als staat bestond toen nog niet; de Slavische stam bevond zich evenwel reeds op diens grondgebied. Men had toen een soort van vrije republieken, die zich vormden om een grote stad als kern, bv. bij Nowgorod en Pskow, en in de eerste plaats Kiew, in die tijden een centrum van vroege beschaving en waar ook de Griekse cultuur vanuit Constantinopel was doorgedrongen. In deze staten bezat men, evenals in West-Europa, sagen, liederen en een groot getal epische gedichten, waarvan zeer vele zijn bewaard gebleven, doordat men reeds vroeg, nl. in de achttiende eeuw, deze verzamelde, en ook omdat ze haast geheel in hun oorspronkelijke vorm bij het in afzondering levende volk bewaard bleven. Men bezit er nog ongeveer 400. Hierbij lees ik een sage. Ook Ruslands literatuur bezit zijn ‘Koning Arthur’, in de persoon van Prins Wladimir de schone zon. Ook hij verenigde zijn ridders aan een gemeenschappelijke tafel en ieder van hen vertegenwoordigt een persoonlijkheid en heeft bepaalde karaktereigenschappen die hem van zijn | |
[pagina 12]
| |
makkers onderscheiden, waarbij een ideale eigenschap op de voorgrond treedt, zoals in The Faerie Queene van Spenser. Al deze epossen hebben zich uit mythen ontwikkeld die niet Slavisch zijn maar die bij alle volkeren voorkomen. Meestal worden natuurkrachten door personen voorgesteld, evenals in de Griekse verhalen, bv. in de welbekende Griekse mythen van Venus en Adonis en Demeter en Persephone, waarin Adonis en Persephone de plantengroei voorstellen. Zij zijn gedwongen zes maanden in Hades door te brengen terwijl zij de andere zes maanden op aarde mogen leven. Een der schoonste liederen is Het lied der veldtocht van Igor. Het vertelt van de lotgevallen van prins Igor. Om de Polowzen die dikwijls zijn volk beroofden en leed aandeden te straffen, rukt Igor naar het Zuiden en zet zijn tocht voort niettegenstaande allerlei kwade voortekenenen die hij op zijn weg ontmoet. Dit getuigt dus van grote morele kracht. Zij lijden dan ook de nederlaag en worden allen gedood. Het lied besluit met het weeklagen van Igors vrouw Jaroslawna, die tevergeefs op haar man wacht. (Pêcheur d'Islande - Pierre Loti) De grote liefde die hen verbindt is niet minder mooi beschreven dan die van bv. Hector en Andromache in de Ilias. Dit lied wordt wel naast het lied van Roland gesteld, maar ik vind dat het er toch ook in veel opzichten van verschilt. De Russische dichter bv. acht het niet noodzakelijk om de nederlaag te verontschuldigen; schrijft deze alleen toe aan de overmacht, hetgeen veel natuurlijker is. Al deze liederen werden gezongen door Bojans, zoals in West-Europa door trouvères, minstreels, enzovoort. Lang zijn ze bewaard gebleven, daar zij in de lange winters veelvuldig werden opgezegd door de oude grootvaders. En later heeft men ook uit deze stof Russische opera's gemaakt (bv. door Werstowski), evenals Wagner in zijn muziekdrama's vele oude sagen heeft verwerkt. Verder had men in deze tijd de kronieken, waarin dikwijls de geschiedkundige gebeurtenissen op schilderachtige wijze verteld zijn. Enige der mooiste zijn De kronieken van Nestor uit Volhynië en ook de kronieken van Pskow, een democratische republiek. Met de inval der Mongolen in 1223 begint een slechte tijd. De oude cultuur werd vernietigd, centra als Kiew vervielen in een toestand van onbelangrijkheid. Na de inval der Mongolen komt de militaire staat op, met Moskou als kern, terwijl dit militaire regime ook op de kerk werd overgebracht. Voortaan werden de sagen en liederen, die als heidense overblijfselen werden beschouwd, geweerd. Onnodig te zeggen welk een neerdrukkende invloed dit op de literatuur had. Deze treurige toestand en despotische regering gaven aan de letterkundige producten de eigenschappen treurig en gelaten te zijn. Het geestelijk leven concentreerde zich in de kloosters; letterkunde en wetenschap werden kerkelijk, evenals in West-Europa tijdens de middeleeuwen het geval was. Men zou dan ook dit tijdperk wel de middeleeuwen voor de Russische letterkunde kunnen noemen. Helaas heeft deze toestand ook heel lang geduurd; terwijl de Engelse, Nederlandse en Franse letterkunde in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw een bloeitijd doormaakten, betekende de Russische letterkunde zeer weinig. Eerst in de negentiende eeuw kwam herleving. Natuurlijk zijn er enige schrijvers waardig genoemd te worden. Ik zal mij tot enkelen beperken. Vooreerst de priester Awakum, die ±1650 leefde of liever leed, want zijn levensloop is wel beklagenswaardig geweest. Hij was een aanhanger der toenmalige partij der oppositie in de Russische kerk en daar hij zijn overtuiging niet verloochende werd hij gestraft. Enige overeenkomst heeftBegin van Slauerhoffs lezing over Russische letterkunde
| |
[pagina 13]
| |
Zittingen van den 1916. LIJST van hen, die geëxamineerd zijn in de bijeenkomzijn in de bijeenkomster der Commissie, belast met het afnemen van de eindexamens der hoogere burgerscholen in de provinciën Gron. provinciën Groningen en Friesland.
zijn levensloop naar mijn mening wel met die van John Bunyan, met dit verschil dat Awakums lijden veel dieper was. In zijn gedenkschriften, heel eenvoudig [van stijl], beschrijft hij zijn lijden. Naar 't Amoergebied verbannen, moest hij de gehele weg te voet afleggen en daar aangekomen werd hij teruggeroepen, en nogmaals moest hij de gehele reis onder de grootste ontberingen en koude afleggen, met het vooruitzicht ter dood gebracht te worden. Zijn vrouw vergezelde hem steeds, een mooi voorbeeld van de vrouwelijke trouw aan haar echtgenoot. Te Moskou aangekomen werd hij levend verbrand. Het tijdperk dat nu volgt is de achttiende eeuw. Een zeer merkwaardige figuur is Tredjakowski, die wel enige overeenkomst met Malherbe heeft, hij was het nl. die nieuwe versmaten schiep. Maar een groot verschil bestaat tussen hen: terwijl deze niet alleen een hervormer maar ook een dichter was, wist Tredjakowski zijn gevoel voor maat niet in verzen om te zetten; bij zijn maat wist hij geen woorden te vinden. Als voorbeelden gaf hij verzen die de naam van gedicht niet verdienden. Soms waren het alleen onsamenhangende woorden, terwijl hij om een rijm te krijgen een woord pardoes middendoor brak. Toch heeft hij de nieuwe ritmen gevonden en zijn deze ook later gevolgd door de dichters. Een andere achttiende-eeuwer is Lomonosow, zoon van een visser uit het noorden van de Witte Zee. Uit deze nederige stand wist hij zich op te werken tot docent aan de Petersburgse hogeschool. Hij kwam tot die hoge rang na dikwijls onder de ellendigste omstandigheden geleefd te hebben. Toen hij zich de wetenschappen had eigen gemaakt werd zijn loopbaan bemoeilijkt door de Duitse professoren aan die hogeschool, die elke Rus verachtten. Slechts enkelen erkenden zijn verdiensten. Hij was in al de toenmalige wetenschappen thuis; later heeft men hem ‘een hogeschool op zichzelf’ genoemd. Een uitstekend taalkundige was hij ook; hij was het die de Russische spraakkunst wist te stichten en die nieuwe versvormen geschapen heeft. Hij zag in dat het Russisch werkelijk niet gering was te schatten als taal om er zijn gedachten in uit te drukken en vast te leggen. Wat zijn talent als schrijver aangaat: hij heeft mooi proza geschreven en ook enige oden en verzen, die evenwel niet zo geroemd worden. De tijd om Catharina de Tweede levert nog niet veel schrijvers op; voornamelijk hofdichters en ook enkele toneelschrijvers leefden er in die tijd. Intussen ontstond er een richting en beweging die veel invloed in Rusland kreeg, nl. die der vrijmetselaars. Hun denkbeelden werd veel belangstelling en sympathie betoond en dit was geen | |
[pagina 14]
| |
wonder. Het hof in die tijd was zedeloos en, wat erger is, zeer onontwikkeld en oppervlakkig. 't Bezat geen andere idealen dan vermaak en genot, terwijl ook de toestand der boeren, die nog in ellendige lijfeigenschap verkwijnden, velen tot bitterheid tegen de stand van zaken stemde. Geen wonder dat een beweging, verheffing van de geest en vriendschap onder de mensen en meer dergelijke gevoelens voorstaande, veel sympathie vond. Ook het in die tijd opkomende mysticisme staat met deze verschijnselen in verband. Natuurlijk vervolgde men ijverig de voorstanders dezer beweging, die al te gevaarlijke denkbeelden verkondigde. Een voorbeeld geef ik in de persoon van Novikow, die op de toestanden kritiek uitoefende, eerst in een blad onder bescherming der keizerin, die wel van oppervlakkige satires hield; spoedig ging hij haar te ver toen hij het hele regeringsstelsel aanviel. Een grote verdienste vanAdvertentie in de Leeuwarder Courant
hem is dat hij het boekwezen een eind heeft vooruitgebracht. In Moskou bezat hij een drukkerij, waaraan bv. een apotheek en hospitaal voor zijn arbeiders waren verbonden. Veel invloed heeft hij gehad, bij een hongersnood wist hij veel ellende te stillen met geld door zijn aanhangers bijeengebracht. In 1792 werd hij ter dood veroordeeld, van politieke samenzwering en ketterij beschuldigd. Hij werd evenwel opgesloten in een vesting waar een vriend vrijwillig zijn lot deelde. Later werd hij weer vrijgelaten. Zijn verstand was echter verzwakt. Als hervormer heeft hij geen betekenis. Een ander, Radistsjew, benam zich 't leven omdat hij wanhoopte aan 't baanbreken der nieuwe denkbeelden. Zijn hoofdwerk is thans nog verboden waar in Rusland om zijn verstrekkende revolutionaire denkbeelden. In het overgangstijdperk tot de negentiende eeuw leven twee schrijvers die deze overgang bevorderd hebben. Vooreerst Karamzin, die een geschiedenis van Rusland samenstelde die, belangwekkend geschreven, de aandacht wendde op de ontwikkeling van het rijk. Ook trachtte hij de westerse denkbeelden ingang te doen vinden in de Brieven van een Russisch reiziger in het buitenland, terwijl hij tevens toonde een tegenstander van de lijfeigenschap te zijn in een sentimentele novelle, Arme Liza, waarvan de heldin een arm boerenmeisje is, dat zeer idealistisch wordt beschreven. Hij toonde dus de lagere klassen der maatschappij edeler gevoelens toe te schrijven dan men in die tijd gewoon was te doen. Een dichter uit die tijd was Sjoekowski, die meestal vreemde gedichten vertaalde. Deze verzen zijn in tegenstelling met de meeste vertalingen heel mooi gebleven. [voorgaande alinea geschrapt] Nog een dichter was de dekabrist Rylejew, een revolutionair. Zijn belangrijkste gedicht had tot onderwerp Mazeppa, de kozakkenhoofdman die zijn land de Oekraïne bevrijden wilde van de Russische overheersing. Al deze schrijvers hebben hun verdiensten; ieder heeft er het zijne toe bijgedragen om de Russische taal volmaakter te doen worden. Tredjakowski door het hinderlijke traditionele rijm te doen verdwijnen, terwijl Lomonosow de verouderde Slavische uitdrukkingen deed verdwijnen en het eerste meer moderne proza schreef, terwijl ook de anderen medegewerkt hebben. Toch was er nog geen schrijver geweest die de taal volkomen beheerste en alle bronnen kende die ze opleverde. Deze man trad te voorschijn in de persoon van Poesjkin. Met hem rekent men dat het grote tijdperk van de Russische letterkunde aanbreekt. Over deze periode zal ik natuurlijk veel meer schrijven dan over het vorige, daar werken van deze tijd voor ons toegankelijk zijn, vooral wat de inhoud betreft, terwijl, al gaat er veel verloren door 't vertalen, nog genoeg taalschoonheid behouden blijft. Maar toch moet ik zeer beknopt zijn en zal alleen de allervoornaamste schrijvers bespreken en deze dan ook meer uitvoerig. Ook zal ik enige fragmenten voorlezen als oases in de woestijnige literatuurgeschiedenis, daar dit wellicht enig denkbeeld geeft van de hoogte die velen bereikt hebben. Ik zal me hierbij tot het proza bepalen, daar dit uit de aard der zaak veel meer oorspronkelijk blijft dan de Russische poëzie in vertaling, die trouwens ook heel moeilijk is te krijgen. Toch wil ik in dit overzicht de dichters niet vergeten, daar ze uit het verband niet gemist kunnen worden en veel invloed op de prozaschrijvers hadden. | |
[pagina 15]
| |
Woonhuis van Slauerhoff aan de Voorstreek te Leeuwarden (derde huis met renaissance-gevel van rechts)
De eerste grote dichter was Poesjkin, een eigenaardige persoonlijkheid. Zijn overgrootvader was een neger, zodat hij Afrikaans bloed in de aderen had. Zijn vader was een edelman, die alle ondeugden der toenmalige Russische adel bezat, verkwistend, losbandig en genotzuchtig als hij was. Ook Poesjkin zelf had enigermate deze eigenschappen. Ze worden echter overschaduwd door de vele grote geesteshoedanigheden die hem tot een waar en gevoelig mens maakten. Zijn levensloop wikkelde zich als volgt af. In Moskou werd hij geboren. Zijn ouders kende hij weinig, daar ze zich weinig met hem bemoeiden. Zijn ware jeugdvrienden waren zijn grootmoeder en zijn kindermeid, die hem altijd de mooie oude Russische sprookjes vertelden. Dit heeft een grote invloed ten goede op hem gehad; zijn eerste gedichten maakte hij juist onder invloed van die sprookjes. Hij trachtte deze in verzen om te zetten. Daarna bezocht hij een lyceum, waar een leraar reeds in hem de toekomstige kunstenaar vermoedde, terwijl ook anderen hem waardeerden. Ook leerde hij daar reeds vele revolutionairen kennen. Maar door zijn geboorte verzeilde hij reeds spoedig in de geestdodende, nietsbeduidende aristocratische kringen van die tijd. Zijn omgang met revolutionairen zette hij echter voort, onder wier invloed hij enige de vrijheid als ideaal hebbende gedichten schreef 't Gevolg was dat hij op twintigjarige leeftijd naar Bessarabië verbannen werd, waar hij een tijd rondzwierf met een troep zigeuners en een losbandig leven leidde. In die tijd echter maakte hij ook een reis naar de Kaukasus. Onder de indruk der woeste natuurtaferelen schreef hij enige zijner schoonste gedichten. Daarna woonde hij enige tijd in Odessa, ±1824. Daar men vreesde dat hij op 't voorbeeld van Byron naar Griekenland zou gaan, werd hem gelast naar Centraal Rusland terug te keren. Hij bracht toen op een klein landgoed een rustige tijd door en schreef daar vele zijner beste werken. Daarna keerde hij naar Petersburg terug en werd gedwongen als kamerheer van Nicolaas I een beuzelachtig leven te leiden. Bovendien trad de tsaar als censor op, terwijl zijn vele vijanden, die hij zich gemaakt had door zijn vooruitstrevende denkbeelden, hem 't leven verbitterden. Hij huwde een schone vrouw die zijn grote geest volstrekt niet begreep en terwille van haar stierf hij in 1837 op achtendertigjarige leeftijd in een duel, zoals het meerdere schrijvers uit die tijd overkwam. Nu over zijn kunstenaarsleven: zijn eerste belangrijk werk was een sprookje [Ruslan en Ludmilla] dat hij in schone verzen schreef. Het speelt in een wonderland waar een jong meisje, Ludmilla, op 't punt is te trouwen en dan door de storm wordt weggevoerd. Haar bruidegom en vier harer vroegere minnaars snellen te paard en gaan haar achterna en vinden haar gelukkig na vele zwerftochten. Dit werk wekte eerst een storm van verontwaardiging op. In Rusland heerste toen de pseudoklassieke school. Het sprookje, eenvoudig verteld, was volkomen in strijd met hun | |
[pagina 16]
| |
mode elk werk te versieren met aanhalingen en navolgingen uit de Griekse mythologie. Niettegenstaande al dit lawaai moesten de klassieken het afleggen tegen Poesjkin. Hij had ze er voorgoed uitgewerkt en in plaats van hun opgeschroefde nonsens, genoten zijn landgenoten voortaan van Poesjkins eenvoudige en mooie dichtwerken. Zelfs bij de meest verheven onderwerpen, waar een ander licht aanleiding zou hebben gevonden in hoogdravende taal te spreken, behield hij zijn eenvoud en duidelijkheid van uitdrukking. Een ander groot werk van hem is een soort roman in verzen, Jevgeni Onegin. Het geeft een zuivere, natuurgetrouwe beschrijving van het toenmalige Russische leven. De hoofdpersoon ervan verkeert in de zielstoestand die men Byronisme noemt. Byron heeft veel invloed op Poesjkin gehad. Zelfs zou hij een medestrijder van Byron in Griekenland geworden zijn, had de Russische regering dit niet belet. Hieruit blijkt wel dat Byron en zijn idealen in die tijd alom bekend waren, zelfs in het afgesloten Rusland. Behalve deze grote dichtwerken heeft Poesjkin ook een aantal drama's geschreven. Het mooist kwam zijn talent echter uit in de vele kleinere lyrische gedichten. Vooral als minnedichter toont hij zijn groot gevoel en uitte hij zich in een bewonderenswaardige taal. Men noemt hem een oppervlakkige natuur. In hoeverre dit waar is kan ik natuurlijk niet nagaan. Men meent evenwel ook in zijn laatste gedichten diepere gedachten te ontdekken en vindt hierin een bewijs dat Poesjkin een veel grotere hoogte zou bereikt hebben op rijpere leeftijd en dat hij dan zelfs voor Schiller en Goethe niet zou hebben ondergedaan. Hoe het ook zij, een groot dichter was hij zeker. Ten dele een tijdgenoot van Poesjkin was Lermontow, wiens letterkundige loopbaan slechts acht jaar heeft geduurd, nl. van zijn achttiende tot zijn zesentwintigste jaar, terwijl hij pas op zijn tweeëntwintigste jaar zijn hoogtepunt bereikte. Wel heeft hij reeds in zijn vroege jeugd, nl. reeds op veertienjarige leeftijd, de dichtkunst beoefend. Dit is slechts de aanvang. Grote invloed op hem hadden Byron, Poesjkin, Shelley, eenjaren lang gedwongen verblijf in de Kaukasus en vooral de vrijheidsbeweging van zijn tijd. De drie bovengenoemde dichters heeft hij bewonderd maar niet nagevolgd. De woeste natuur van de Kaukasus maakte een grote indruk op zijn kunst en zijn geest. Deze boezemde hem natuurbeschrijvingen in die haast ongeëvenaard zijn in de Russische letterkunde. Maar diep heeft op hem ingewerkt de toenmalige vrijheidsbeweging, waarvoor hij zo veel voelde. In zijn gedichten komt deze invloed sterk uit. Vaak uit hij zich in hartstochtelijke bewoordingen. In de bijeen behorende gedichten De Demon en Mtsyri vinden we haast alle invloeden waaraan hij heeft blootgestaan weergegeven. De Demon is een wezen, van hemel en aarde vervreemd en vooral mensenhater, wier kleingeestige hartstochten hij verfoeit. Dit toont duidelijk de invloed van Byron en ook zijn vrijheidsliefde, immers met geen enkele band is de demon gebonden aan aardse noch hemelse oorden of begrippen. In Mtsyri spreekt hij van een arme kloosterknaap die altijd een dood leven heeft geleid en absoluut gevoelloos en gelaten en berustend zijn lot voortsleepte. Plotseling wordt een woedende zucht naar vrijheid in hem wakker en ook een eerst flauwe, geleidelijk duidelijker wordende herinnering aan zijn geboorteland - een dal in de bergen. Deze herinnering gaat in een verterend heimwee over. Niets kan zijn vlucht tegenhouden. DrieAdvertentie in de Leeuwarder Courant
dagen zwerft hij rond en voelt zich dan een mens. Zijn energie wordt wakker nu hij zijn weg moet vinden en zich voedsel verschaffen en de strijd aangaan met wilde dieren. Hij slaagt evenwel niet, de wouden zijn ondoordringbaar, zijn geboorteland vindt hij niet. Hij wordt weer gegrepen en sterft langzaam weg in het klooster. Voor zijn dood stort hij zich uit voor een oude monnik die hem verzorgt. In treffende bewoordingen geeft de dichter deze biecht weer: ‘Ik heb geleefd en gestreden, ben vrij geweest, waanzinnig haast van vreugde was ik,’ zegt hij. ‘Nu sterfik gelukkig en de eeuwige rust schrikt mij niet af.’ Dit slot geeft wel blijk van een zeer diep pessimisme. Het geheel schijnt mij een voorstelling van het Russische volk: zijn eeuwenlange slaap en zijn haast plotselinge zucht naar vrijheid komen overeen met de gevoelens van de knaap. Of Lermontow omtrent het slot der vrijheidsbeweging zo sceptisch was gestemd is evenwel niet te geloven. Hoewel een Schot van afkomst, beminde Lermontow zijn arm Russisch vaderland met diep | |
[pagina 17]
| |
Advertentie in de Leeuwarder Courant
gevoel, niettegenstaande zijn gruwelen en wanbestuur. Veel voelde hij voor het boerenvolk, zo sympathiek in zijn gelatenheid in de ellende. Behalve deze dichtstukken heeft hij vele kleinere en de roman De held van onze tijd gegeven. (Fragment) Hij stierf in een duel met een edelman die de schijn aannam levensmoe te zijn om zo meisjes te kunnen verleiden. Dit stuitte een eerlijke natuur als Lermontow was tegen de borst. Hij maakte de edelman bespottelijk, moest duelleren, miste met opzet zijn tegenstander (zoals hij altijd deed) en werd zelf gedood. Alle andere schrijvers van dit tijdperk te behandelen zou me al te ver voeren. Ze zijn talrijk en velen van grote verdienste. Haast allen hadden een treurig leven of een tragische dood door veroordeling, ziekte, dronkenschap, duelleren, enz. Onder hen bevond zich Ruslands beroemde fabeldichter Krylow, die ook in 't buitenland bekend is. Hij heeft grote verdienste; is bijna in geen enkel opzicht met Lafontaine te vergelijken. Zijn dieren zijn zeer natuurgetrouw. Eigenaardig is dat hij het ritme zijner verzen met de aard van het dier wijzigt. Bij de beer is het zwaar, bij de vos vlug en vol beweging, enz. Dit zal toch ook wel eens in gezochtheid overgegaan zijn. Een hunner [Wenewitinow] is reeds op zeventienjarige leeftijd gestorven. Was toch een dichter van verdienste en beloofde veel voor de toekomst. Zijn laatste verzen geven blijk van een talent dat de vergelijking kan doorstaan met dat der grootste dichters. Na dit tijdperk komt Gogol. Een bewijs dat deze een verstrekkende invloed had is wel dit: de op hem volgende periode noemt men de periode van Gogol. Deze duurt thans nog voort. Hij is de schepper van de moderne Russische roman. Schier alle volgende ondervinden zijn invloed. Het werk dat het meeste belang in dit opzicht heeft, is De mantel, een klein boekje van zeventig bladzijden, waarvan ik straks een fragment zal geven en de inhoud. De levensgeschiedenis van Gogol is niet zo heel bijzonder. Alleen heeft hij lang niet zoveel van de regering te lijden gehad als haast alle andere schrijvers. Hoevelen van hen hebben Siberië niet bezocht! Enige werken van hem zijn verboden; voor het overige heeft men hem met rust gelaten. Gogol was een Klein-Rus van geboorte, dus eigenlijk van een vreemde nationaliteit. Het is dus wel opmerkenswaardig dat hij zo'n grote invloed heeft gehad. Maar toch hebben we hetzelfde bv. in Frankrijk zien gebeuren, waar talrijke moderne dichters vreemdelingen waren, bv. Hérédia: Cubaan, Jean Moréas, Vielé-Griffin, enz., en tegenwoordig zovele Belgen als bv. Maeterlinck, Verhaeren. Misschien hebben vreemdelingen een invloed van herleving en brengen ze nieuwe denkbeelden en beelden in de literatuur... Gogol was uit een adellijke Oekraïner familie. Zijn ideaal was toneelspeler te worden. Op negentienjarige leeftijd ging hij daarom naar Petersburg, waar hij niet aangenomen werd. Hij legde zich toen op de letterkunde toe. Spoedig werden zijne verdiensten erkend door Poesjkin en klaar was het. Om een denkbeeld te geven van Gogol als mens en schrijver, schrijf ik hier een paar gedeelten over uit een boek waar het heel goed instaat. [voorgaande alinea geschrapt] Zijn trant van schrijven is heel komisch en heel dikwijls hebben zijn werken de strekking allerlei dwaasheden der mensen te hekelen. Ook heeft hij de Russische toestanden, vooral in de ambtenaarswereld, zeer scherp gekritiseerd. Dit is bv. het geval in zijn komedie De revisor. In een afgelegen stad wordt er door de autoriteiten verbazend geknoeid. Alles is in de grootste verwaarlozing en de vreselijkste wanorde. De rechter bv. gebruikt het gerechtshof als jachtarsenaal. Het voorportaal is als hoenderpark ingericht, zodat iedereen door de achterdeur binnen moet komen. Plotseling krijgt de gouverneur bericht dat er een revisor - een inspecteur - de plaats incognito zal komen bezoeken. Hij zit vreselijk in | |
[pagina 18]
| |
angst en holt van de ene ambtenaar tot de andere om hen aan te sporen de boel nog wat in orde te brengen. In elke vreemdeling die in het hotel afstapt ziet men de revisor. Er bevindt zich een jonge avonturier met geen cent op zak, die al veertien dagen in de herberg woont zonder iets te betalen. Hij weet evenwel door zijn optreden de indruk te vestigen dat hij een voornaam man is. Natuurlijk houdt men hem voor de revisor. Als de gouverneur hem opzoekt meent hij echter dat men hem komt arresteren. Een komische scène is hiervan het gevolg. De gouverneur nodigt hem met veel plichtbewegingen uit zich met hem naar een aangenamere plaats te begeven. De jongeling vermeent evenwel dat het een truc is om hem mee naar de gevangenis te nemen en weigert mee te gaan, waarin weer de gouverneur een bewijs van ongenade ziet. Ten slotte gaat hij toch mee en wordt tot zijn grote verbazing in 't huis van de gouverneur gebracht, waar dezelfde hem op zijn wenken bedient en allen die iets van de revisor hebben te vrezen hem fooien van honderden roebels komen brengen. De jongeling geniet dit leventje, werpt zich op als minnaar van vrouw en dochter der gouverneur en doet een huwelijksaanzoek om de laatste, tot grote tevredenheid van haar vader, die er natuurlijk promotie van hoopt. De hele stad weet het al spoedig en grote feesten worden gegeven. Ten slotte echter vertrekt de oplichter, ontdekking vrezende, en keert niet terug. Men heeft op het postkantoor een brief van hem die natuurlijk wordt geopend. Deze is gericht aan een vriend. Hij beschrijft daarin zijn hemelse toestand en maakt zich vrolijk over alle ambtenaren. Eerst krijgt de gouverneur er van langs, tot groot vermaak der aanwezigen die op verderlezen aandringen. Dit gebeurt niettegenstaande het verzet der gouverneur. Maar tot hun grote schrik krijgen ze allen achtereenvolgens de volle laag. Wie aan de beurt is wil de brief niet verder horen, terwijl de overigen hierop aandringen, innerlijk in hun schik dat een ander dan zijzelf bespot wordt. Ondertussen komt de echte revisor aan. Hiermee is het stuk uit. Men ziet dat in deze komedie hoogst vermakelijke tafereeltjes voorkomen, maar toch kan men tussenbeide wel merken dat de schrijver die akelige toestand diep betreurt. Poesjkin bv. zegt: ‘Achter Gogol s lach voelt men ongeziene tranen.’ Deze vloeien overvloedig in De mantel. Hierin vindt men wel een diep medelijden met de lijdensfiguur Akakiej Akakiejewits, niettegenstaande Gogols neiging tot het komische. De inhoud is zeer eenvoudig maar treffend. Akakiej is een klerk van 400 roebels's jaars. Hij leidt eigenlijk een plantenleven. Karakter heeft hij niet, anders dan kopiëren kan hij niet. Om zich te verdedigen tegen de vaak mededogenloze plagerijen en kwellingen van zijn ambtenaren is hij te bedeesd. Eens gafhem een hogergeplaatste die de stumper wat vooruit wou helpen een werk dat wat belangrijker was; het was niet louter kopiëren. Akakiej zette zich ten arbeid; hij kon het niet en moest het terugbrengen onder dankzegging voor de vererende opdracht maar dat hij liever kopieerde. Eigenlijk bestond zijn leven alleen in kopiëren. De vormen der regeringskringen volgde hij in alles. En als hij thuis was en 's avonds nog een uurtje ledig moest zijn, nam hij een regeringsstuk en ging dit uit liefhebberij nauwgezet kopiëren. Toch voelde hij liefde voor zijn werk, dat hem geheel in beslag nam. In deze rustige en voor hem zo aangename toestand wordt hij gestoord door de ontdekking dat zijn mantel stuk is. Zijn ongerustheid vermeerdert als de kleermaker zegt dat hij hem niet meer kan maken. Hij is dus genoodzaakt de gehele winter met die oude jas te lopen, zich aan het gure klimaat bloot te stellen dat zo'n geduchte vijand is van Russische ambtenaren die dun zijn gekleed. Hij moet tot nieuwjaar wachten tot de gratificatie die dan alle Russische ambtenaren, hoe gering ook, ontvangen. Het valt 25 roebel mee, wat een geluk voor hem. Nu kan hij de mantel gaan kopen en van mooie stof laten maken. Hij moet 75 roebel kosten heeft de kleermaker gezegd. Nu heeft hij er 80, zodat hij heel solide vervaardigd kan worden. De mantel | |
[pagina 19]
| |
N.W. Gogol. (1809-1852)
wordt dan ook heel mooi. Hoe groot is de kinderlijke vreugde van de oude als hij die nieuwe mantel met zijn volle gewicht op zijn schouders voelt drukken. Want hij is zwaar gevoerd en van een mooie bontkraag voorzien. Hoe fier stapt Akakiej naar zijn afdeling en hoe gelukkig is hij met het mooie kledingstuk. Op het kantoor bespotten velen hem; sommigen zijn evenwel blij voor hem. Gelukkig maar toch verlegen voelt hij zich in die ongewone belangstelling. Een collega zal een avondje geven, waarop hij ook genodigd wordt, iets dat hem nog nooit is overkomen. Hij gaat er heen, weer met de mantel om. Deze is een deel van zijn leven geworden, altijd denkt hij eraan, zoals een ander aan zijn dierbaren denkt. Hij komt op het avondje; drinkt zelfs twee glazen wijn. Maar hij voelt zich niet thuis; er wordt gepraat en kaartgespeeld en hij kan immers niets anders dan kopiëren! Terugkerende moet hij over een groot eenzaam plein. Hij voelt dat hij daar een groot verlies zal lijden. De grote lege donkere ruimte boezemt hem vrees in. Midden op het plein gekomen wordt hij bestolen en natuurlijk neemt men hem de mantel af. Zijn enigste vreugde is van hem gegaan. Wat zal hij doen? Hij gaat tot een hooggeplaatst persoon die een vriend bij zich heeft, wien hij wil laten zien hoe groot het ontzag is dat hij inboezemt. Akakiej wordt afgesnauwd. Voor zijn schuwe natuur is dit te erg. Hij ijlt naar huis; vat kou onderweg; moet naar bed. De dokter komt en vertrekkende zegt hij tot de hospita: ‘bestel maar gauw een dennenhouten kist, een eiken zal te duur zijn’. Hij wordt begraven. Dan vertelt Gogol hoe 't lijk van Akakiej in Petersburg rondwaart en daar iedere ambtenaar die hem gekend heeft de schrik op 't lijfjaagt, ten slotte ook de hooggeplaatste persoon, wien het lijk zijn uniform ontneemt. Nadien wordt hij niet meer gezien. Dit zal wel betekenen dat de mensen na zijn dood nog dikwijls gekweld werden door het denkbeeld dat zij toch eigenlijk een groot deel van Akakiej's leven hadden vergald, zonder noodzaak een zwakke hadden geplaagd, niet tot tegenweer in staat en reeds zo weinig vreugde in zijn leven hebbende. Hierbij een fragment (I lezen) Zoals men ziet uit dit fragment en uit de vertelling over de inhoud, is 't wel wat komisch hoe een bespottelijk groot gewicht Akakiej aan de mantel hecht. Toch is het in de grond zeer droevig dat een mens zulk een ellendig lot heeft en zo weinig liefde ondervindt en zo weinig geest heeft dat een mantel, toch maar een voorwerp, hem zo'n grote blijdschap geeft. Tevens bewijst het dat ieder mens beslist iets nodig heeft waaraan hij zich kan hechten en dat hij iets hebben moet waarop hij hopen kan. Zonder hoop is geen leven denkbaar. Het vestigt tevens onze aandacht erop dat men wat medelijden hebben moet met mensen die zo eenzaam door het leven gaan. De mantel heeft op vele Russen een diepe indruk gemaakt bij het verschijnen en erna is er haast geen roman geschreven die niet de invloed van Gogols werk heeft ondervonden. Als voorbeeld van de persoonsbeschrijving volgt hier een fragment uit Dode Zielen, ook een zeer belangrijk werk. De inhoud hiervan weer te geven zou me te ver voeren. Het beschrijft de aankomst van een soort speculant in een provinciestad, waar hij alle overheidspersonen bewerken gaat. Overal weet hij zich te schikken en te plooien, zich aangenaam te maken zodat iedereen met hem ingenomen is. (II) Tot slot laat ik hier volgen hetgeen Kropotkin van Gogol zegt: Gogols letterkundige invloed was ontzaglijk en wordt ook thans nog ondervonden. Hij was geen diepzinnig denker maar een zeer groot kunstenaar. Zijn kunst was zuiver realisme maar vervuld van de wens iets goeds, iets groots voor | |
[pagina 20]
| |
het mensdom te scheppen. Toen hij de grappigste zaken schreef was het niet alleen om 't genoegen te hebben met de dwaasheden der mensen te spotten. Hij trachtte ook in 't gemoed van de mens de wens naar iets beters en verheveners op te wekken en dit is hem steeds gelukt. Naar Gogols opvatting is de kunst een fakkeldraagster die de weg wijst naar een verhevener ideaal, en het was ongetwijfeld deze hoge opvatting die hem er toe bracht veel tijd te besteden aan het bewerken van elk onderwerp en daarna het zorgvuldig afwerken van elke regel die hij uitgaf. Voorzeker zouden de decembristen sociale en politieke ideeën in de roman hebben gebracht. Doch dit geslacht was ten onder gegaan en Gogol was de eerste die het sociaal bestanddeel in de Russische literatuur invoerde en daaraan een zo overheersende in 't oog vallende plaats schonk. Het kan niet betwijfeld worden dat het Gogols geschriften waren die in de Russische literatuur het sociale element en de kritiek invoerden, gesteund op analyse van toestanden in Rusland zelfDit voor Gogol en nu Toergenjew. Hoewel Poesjkin, Lermontow en Gogol de eigenlijke scheppers der moderne Russische literatuur waren, bleven ze in West-Europa haast volkomen onbekend. Eerst Toergenjew raakte ook in het buitenland tot aanzien en had zelfs vrij grote invloed op sommige toestanden in West-Europa. Hij leefde in een tijd die heel belangrijk was voor Rusland, waarin vele nieuwe toestanden zich ontwikkelden. Dit alles heeft op zijn werk ingewerkt. Natuurlijk was hij dikwijls in conflict met de regering. Hoewel hij nooit naar Siberië is gezonden, heeft men hem toch genoeg onaangenaamheden berokkend, die hem vaak diep gekwetst hebben. De laatste levensjaren bracht hij op zijn bed door, gekweld door kanker van het ruggemerg, ten prooi aan dikwijls heftige pijnen, toch werkend en denkend en de waarheid zoekend. Veel heeft hij geleden onder miskenning. In 1883 overleed hij te Parijs, 65 jaar oud. Zijn kunst vond uiting in romans; in de laatste levensjaren schreef hij ook prozagedichten. Deze romans zijn verbazend veel gelezen en bewonderd en dikwijls ook gevoeld, niet alleen in Rusland maar ook in West-Europa. En dit terwijl er door het vertalen een voornaam mooi, nl. het taalschoon, haast geheel verloren M.J. Lérmontow. (1814-1841)
ging. De waarde zijner werken moet dus wel in vele andere dingen hebben gelegen. Vooreerst verschillen zijn romans van de traditionele door de inhoud. Het zijn nl. geschiedkundige romans en toch weer niet zoals wij die kennen. Bij ons koos een schrijver een tijdperk uit de geschiedenis dat hij mooi vond, kleedde zijn helden resp. heldinnen in de kleding van die tijd, liet ze ouderwets denken en spreken, sympathieën voor in die tijd plaatshebbende kunstrichtingen en dergelijke hebben, enz. Toergenjew beschreef de helden uit zijn eigen tijd, waar hij ruimschoots stof vond. Zoals gezegd maakte Rusland een zeer belangrijke overgangsperiode door en allerlei nieuwe typen van mensen deden zich voor het eerst voor. Zo bv. de nihilist, de slavenhouder, e.a. Ook begonnen in die tijd de vrouwen deel te nemen in geestelijk en politiek leven, en dit meestal niet louter uit liefhebberij zoals we wel eens zien in onze westerse maatschappij, maar ze gaven zich aan de vrijheidsbeweging met hart en ziel, waren bereid er zich geheel voor op te offeren en ervoor te sterven. Tot nu toe zijn ze aan de zaak der vrijheid trouw gebleven. Vele vrouwen bevinden zich onder de nihilisten, denkt maar eens aan Sonja uit Tartarin sur les Alpes [van Alphonse Daudet], een figuur die wij allen kennen. | |
[pagina 21]
| |
Toergenjew had een scherp oog voor de veranderingen die zich in zijn tijd voordeden, terstond nam hij dit met aandacht waar, werd er geheel door in beslag genomen en rustte niet voor hij zo'n type of toestand in een roman had vastgelegd. Zoals hieruit blijkt kan men dus door Toergenjews romans in volgorde te lezen goed vertrouwd raken met de ontwikkeling van Rusland in die tijd. Ziedaar iets dat ze heel belangwekkend maakt, ook in vertaling. Een andere zeer bijzondere eigenschap die zijn romans hebben is dat zij haast elke intrige missen. Toergenjew bracht zijn personen samen en liet ze dan hun denkbeelden ontvouwen of liet hun karakters uitkomen in een aaneenschakeling van taferelen. Toergenjew bezat een zeer grote mensenkennis, die met de jaren nog zeer vermeerderde. Zijn figuren beschreef hij niet zozeer in hun dagelijkse gewoonten en werkkring, enz. Veel meer gaf hij weer de verheven gevoelens die hun gemoed bewogen en de drijfveren hunner daden waren en kenschetste ze zoals ze liefhadden en voor hun sympathieën streden. Terwijl hij dan de kwade hartstochten er op een treffende wijze tegenover wist te stellen, zodat ze een harmonisch geheel werden. Hij deed personen met verschillende karakters elkaar ontmoeten en hun gevoelens verdedigen, waardoor hun beider meningen recht duidelijk uitkwamen. Toergenjew was zeer pessimistisch aangelegd, een zielseigenschap die er gedurende zijn leven temidden van zovele treurige toestanden niet beter op werd. Hij laat dit gevoel overvloeien in zijn romans, die misschien vooral daardoor een echt Russisch karakter houden niettegenstaande het vertalen. Men noemt immers dit gevoel het wezen van de ziel der Slaven. Toch overdrijft hij het nooit; beperkt zich veeleer in het weergeven van zijn allerinnerlijkst gevoel, dat men juist daardoor nog veel sterker voelt. Verder vinden we in zijn romans een groot menselijk medelijden met zijn arme landgenoten, de boeren-lijfeigenen. Dit verleidt hem evenwel niet ze te idealiseren. Hij geeft ze weer zoals ze zijn en lijden, en in tegenstelling met de slavenhouders zijn ze nog sympathiek genoeg om het medelijden op te wekken en op te wekken tot verbetering in die richting. Zoals men ziet is de inhoud der romans veelomvattend en maken zij op weergaloze wijze een geheel uit met het tijdperk waarin ze zijn geschreven. Eruit blijkt dat Toergenjew meeleefde met de ontwikkeling van zijn vaderland. In zijn laatste jaren was hij diep ongelukkig daar hij wanhoopte aan de toekomst. Door zovelen was hij miskend en voor een vijand der nieuwe beweging aangezien waar hij toch alleen de fouten erin wilde aanwijzen. Vooral een omstandigheid heeft hem getroffen en hem dikwijls bedroefd gemaakt, nl. dat er zoveel geredeneerd werd, hetgeen wel met overtuiging geschiedde maar tot handelen werd niet overgegaan. Natuurlijk is deze indruk in een der romans terug te vinden, nl. in Roedin, in 1855 geschreven. Roedin stelt een type voor dat haast algemeen was in die tijd. Deze figuur is niet geheel onsympathiek. Hij voelt wel degelijk liefde voor de beweging die hij voorstaat, hij is een ontwikkeld mens. Als het onderwerp ter sprake komt verdedigt hij het met gloed en overtuiging. Hij komt op een kasteel; neemt daar terstond ieder voor hem in. Terstond beheerst hij het gesprek en spreekt met veel sympathie voor de vrijheid. Het schijnt alsof hij daar alles voor zou kunnen doen en tot stand brengen. Natasja, dochter des huizes, bemint hem, begrijpt dat hij, reeds op een zeer rijpe leeftijd zijnde, nooit zijn liefde zal bekennen en doet daarom moedig de eerste, voor de vrouw zo moeilijke schrede: zij bekent dat ze van hem houdt en bereid is hem te volgen niettegenstaande de onmogelijkheid toestemming van haar moeder te krijgen. Wat doet nu Roedin. Hij bemint haar en ook oprecht. Maar onmiddellijk schrikt hij voor de moeilijkheid terug toestemming te krijgen. Hij zegt: ‘we moeten ons onderwerpen.’ Hier zien we Roedin in zijn liefde. Wel treffend is voorgesteld het volslagen gemis aan energie en doorzettingsvermogen dat hem kenmerkt. Voor zijn levensgeluk zelfs kan hij nog niet enige moeilijkheden overwinnen die hij op zijn weg vindt. Hij wil zich direct maar onderwerpen. Waar zulke mensen het hoofdbestanddeel der hervormingsgezinden vormden, is het wel te begrijpen dat deze niet veel voortgang maakten. Hoewel de hele reeks romans zeer belangrijk is, zal ik om me te bekorten nog slechts van een nog iets vertellen, nl. de heel bekende Vaders en zonen. Hierin wordt voor 't eerst de nihilist ten tonele gevoerd en deze figuur is heel eerlijk beschreven. Toergenjew heeft vermeden hem door enige heldentrekjes op te knappen, hij wilde dat men zijn sympathie voor hem zou gronden op zijn karakter alleen. De meeste tijdgenoten hebben daardoor dit boek niet begrepen. Hij treedt op in de persoon van doctor Bazarow. Hij gaat met een vriend mee naar diens landgoed. Zijn geloof en overtuiging is dat alle conventies en plichtbewegingen een beletsel zijn voor vooruitgang der maatschappij en voor vertrouwelijke omgang der mensen. Hij werpt de aangenomen beleefdheidsvormen en kleine leugens van het gezelschapsleven van zich. Wij allen kennen | |
[pagina 22]
| |
toch deze ceremonieën en vormen die er dikwijls op zijn berekend haat en naijver en jaloezie te verbergen uit onze omgeving, zelfs in onze club ook wel eens. Het is dus wel te begrijpen dat zo'n oprechten geest er stelling tegen neemt en zich er absoluut niet aan stoort. Hij en zijn vriend zijn nu de zonen. Zij komen in aanraking met de vader en oom dezer laatste, twee echte oude conservatieve figuren. De vader is lang niet onsympathiek. Hij dweept tenminste nog met een paar dichters als Schiller en Poesjkin. De oom echter is een aartsegoïst en een filister. In de botsing die er natuurlijk tussen de vertegenwoordigers dezer zo verschillende tijden en stromingen ontstaat, zien we het karakter van de nihilist uitkomen. Natuurlijk kwetst hij door zijn volkomenL.N. Tolstoy. (geb. 1828)
oprechtheid velen, bv. de vader, wiens idealen hij bespot. Verder zien we hem bij zijn vader, een oud dorpsgeneesheer die een vast geloof in de wetenschap heeft en in de mensheid. Deze gevoelens kan dr. Bazarow beslist niet hebben daar hij oprecht is en zijn beginselen altijd doorvoert zonder aanzien des persoons. Hij kwetst zijn vader daardoor zeer diep. Verder treedt hij altijd ruw en hoekig op en dit zijn de omstandigheden die de antipathie tegen hem hebben opgewekt. Ook dit heeft Toergenjew veel verdriet gedaan. Slechts enkelen begrepen hem. Hij moet wel in een toestand verkeerd hebben als bv. Racine na 't afkeuren van Britannicus en Phèdre, slechts door Boileau gewaardeerd. Thans ga ik over tot de volgende grote figuur, nl. Tolstoj. Tolstoj is geloof ik de meest bekende. Wie 't bestaan der andere schrijvers van de Russen niet vermoedt, heeft Tolstoj in ieder geval wel eens horen noemen. Zoveel bekendheid hier in 't Westen bezittende, moet hij wel van grote betekenis zijn. Ik zal dus enige bladzijden aan hem wijden. Niet eerst zijn levensgeschiedenis zal ik vertellen, maar werken en leven tegelijk daar deze zeer nauw blijken samen te hangen. Wat zijn betekenis als theoloog aangaat, daarover zal ik niet spreken daar we om dit te begrijpen wel te jong zullen zijn. (Trouwens voor vele dingen zijn we misschien lang niet ver genoeg in het leven om daarover hoofdredes en dergelijke te houden) Misschien heb ik ook een onderwerp dat te moeilijk was voor mij gekregen. Maar nu naar Tolstoj terug. [passage vanafhaakje openen tot hier geschrapt] Zijn eerste werk was Kindsheid en Jongensjaren. Hij was bij 't publiceren vierentwintig jaar en bevond zich toen in de Kaukasus. Voor die tijd leidde hij 't leven van een aristocratische nietsdoener, maar dit vond hij ten slotte toch te leeg en nam dienst als onderofficier en werd naar de Kaukasus verplaatst. Hier, in de natuur waaraan Poesjkin en Lermontow zo veel te danken hadden, vond ook Tolstoj zich en zag in welk leven hij tot nog toe had geleid. Daar schreef hij deze eerste werken die ook bekentenissen zijn. Hij vertelt erin hoe hij op een landgoed werd geboren; verloor spoedig zijn ouders; bleef tot vijftien jaar op het land. Trok toen als student naar Kazan; studeerde achtereenvolgens aan enige faculteiten; vond er echter geen bevrediging en ging naar zijn landgoed terug. Dit vertelt hij in de schets De jonge landheer. Hij is vol goede bedoelingen en trekt er heen met het vast voornemen een echt landedelman te worden en 't lot der boeren te verbeteren. Op een zondagmorgen gaat hij eropuit. Een grote ontgoocheling | |
[pagina 23]
| |
Prins Kropotkin, in zijn studeerkamer.
wacht hem. Alleen wil hij graag helpen maar nooit wordt hij begrepen; al zijn pogingen zijn vergeefs. Als hij bv. een boer wiens woning dreigt ineen te storten voorstelt een geheel nieuwe woning te betrekken, weigert deze. Zijn woonplaats, hoe ellendig ook, heeft hij lief, terwijl hij een wantrouwen voelt voor de nieuwe, zo onbekend en vreemd voor hem. Hij zegt: ‘als ik slechts enige balken krijg, heer, zal ik de winter wel weer kunnen doormaken.’ De landheer voelt zich natuurlijk gekwetst en is ontstemd dat de boer zijn bedoeling niet begrijpt en een lapmiddel boven een nieuwe woning verkiest. Zo verloopt zijn gehele zondag. Treurig gestemd komt hij thuis en tevergeefs tracht hij te begrijpen wat hem wel van zijn lijfeigenen kan scheiden. Het valt hem absoluut niet in dat zo hij hun lot wil verbeteren hij beginnnen moet ze vrij te maken. Aan het slot van het verhaal vergeet hij zijn teleurstellingen in droombeelden over schone landen waarin hij zich denkt te bevinden. Zijn boeren vergeet hij dan weer geheel voor enige uren. Men ziet dat de landheer een vrij ongelukkig figuur slaat; hij begrijpt de lieden in 't geheel niet en stelt hen dikwijls onpraktische dingen voor die hij schitterend vindt maar die 't gezond verstand der boeren niet kan goedkeuren. En dit stelde toch Tolstoj zelf in die tijd voor. Dit verhaal is dus wel een bewijs dat Tolstoj eerlijk schreef en dat hij zichzelf volstrekt niet idealiseerde, een zeldzame verdienste. Uit zijn hele werk spreekt het zoeken van een mens naar waarheid vooral. We zien dat Tolstoj eerst nergens bevrediging vindt. Tevergeefs tracht hij bevrediging te vinden in bestaande godsdiensten. Hij tracht geheel met zijn boeren mee te leven, neemt al hun gewoonten aan, werkte met hen, werd zelfs orthodox. Dit kon hij echter niet lang blijven. De vormen en ceremonieën stuitten hem te veel tegen de borst en hij was te oprecht om nog langer bij een godsdienst te blijven waar hij niets voor kon voelen. [voorgaande alinea geschrapt] Altijd, zijn gehele leven door, streeft hij idealen na en is daarbij toch altijd eerlijk jegens zichzelf; altijd ziet hij in hoe onvolmaakt hij is. Ook in het zojuist besproken verhaal vertelt hij eerlijk en oprecht dat hij zelfs eenvoudige zielen als zijn boeren waren volstrekt niet had begrepen. Zijn volgende levensperiode speelde zich in de Kaukasus af, dit heeft hij enige jaren later in de roman De kozakken verteld. Ook hierin is hij lang niet de held van het verhaal. Hij trekt weg vol idealen en met een hoge dunk van zichzelf In de grond evenwel is hij bedorven door de overfijne beschaving en heeft veel van zijn natuurlijk gevoel verloren. Tijdens de heenreis stelt hij zich steeds voor welk een sterk karakter hij heeft vanuit zijn gemakkelijke positie een onbekende toekomst tegemoet te gaan; welk een held hij is zich temidden van de wilde nomaden te begeven. Kortom, uit al zijn overdenkingen spreekt een grote eigenliefde. Zodra hij evenwel de bergen ziet raakt hij innig onder de indruk en beseft hij zijn kleinheid wel. Als fragment geef ik dit hier. Wel is helaas weer veel van het mooi der taal verloren gegaan, terwijl ons van alles nog veel ontgaat, zodat er per slot van rekening weinig overblijft. Hier is het. (III) |
|