Ook geloof ik niet dat de lecteurs van het kledderige Mijnheer Vissers Hellevaart van Simon Vestdijk erg veel respect voor deze Visser - ten onrechte als heer aangeduid - zullen hebben bekomen. Of dat er dienstmeisjes zijn die zich aangetrokken zullen voelen tot het muffe liefdesleven van Else Bõhler dat dezelfde Vestdijk te boek stelde. Zelfs zullen studenten met zelfrespect niet graag de minnaar Roodenhuis van dit wee keukenmeisje willen zijn geweest. Al is er dan in deze twee klaarblijkelijke gevallen van pornografie weinig aanleiding tot directe navolging, er dreigt wel iets anders.
De lezing van zodanig Schund kan, zeker bij jeugdige lezers en lezeressen, het natuurlijk schaamtegevoel op abrupte wijze in 't ongerede brengen. Aldus kan toch de aanleiding gegeven zijn tot latere desorganisatie van het moreel willen. Het heeft mij daarom ook diep gegriefd dat aan deze auteur door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, zij het voor een minder walmend boek, de jaarlijkse aanmoedigingsprijs werd verstrekt. Hoe jolig modern deze stokoude oudtante zich plotseling wenst te gedragen om en vogue te blijven, zij hoeft toch niet tot het andere uiterste over te slaan en de pornografie gaan aanmoedigen. Er was ook nog een andere reden voor haar geweest. Vestdijk Vestdijk laten, en hoewel die reden hier weinig ter zake doet, vermeld ik haar terloops even.
Beschrijvingen van erotische verwikkelingen boeien ons nu eenmaal meer dan de beschrijving van verheven zielsconflicten. Het leven van de cocotte is uiterlijk kleuriger dan dat van de heilige. Doch ondanks deze ‘voorgift’ boeien de vieze relazen van Vestdijks zeer vieze personages in 't geheel niet. Zijn talent moet dus wel zeer beperkt zijn. Want ware het een schrijver van formaat, zijn troebele verbeeldingen zouden verslonden worden.
De invloed die de lectuur van deze walgingwekkende levensrelazen op het morele weerstandvermogen van de lezer hebben kan, moet men niet onderschatten. Niet alleen op sensitieve naturen kan zodanige lectuur diep deprimerend en verwarrend inwerken, ook op normale jonge mensen in de jaren van hun innerlijke vorming. En nu weet ik wel dat niet uit iedere dergelijke verwarring een geknikt leven ontstaat, maar er is toch kans op dat er een ruïne wordt aangericht. En ik beschouw het als een onverantwoordelijke daad, zo te schrijven dat zielen er door in 't ongerede kunnen geraken.
Bovendien acht ik dit een onbetamelijke bezigheid. Wie het in uw of mijn huis wagen zou de erotische intimiteiten van zeer kaduke lieden haarfijn te vertellen, werd natuurlijk als zijnde een vuilbek ter deure verwezen. Ik zou dit zelfs uit respect voor de moeder mijner kinderen hardhandig doen. Maar volkomen dezelfde viesheid, evenwel in behoorlijke lettertekentjes opgediend en voorzien van een pompeus linnen band, zou binnen de muren mogen komen waar ik mijn jonge kinderen zie opgroeien tot - naar ik hoop - waardige kuise mannen en vrouwen?
Ba neen, de bedorven kledder van mijnheer Visser blijve in de annalen van een psychopatenasyl, de weeë lustigheden van Elsje met haar slappedanige student moge een sexuoloog interesseren als vakstudie, ik ruik niet graag de geur van een ongelucht alkoof En er is iets dwaas onredelijks in dat men de schrijver toelaten zou zich te uiten op een perfide wijze die de bezoeker niet is toegestaan. Wat onzedig is, blijft het, ook al heet de viezigheid eufemistisch literatuur-van-de-dag.
Acht mij niet aangestoken door hypocrisie, braafheidsvertoon. Het is er verre van. Terdege weet ik - en mijn eigen verhalen zijn daar getuigenis van - dat het eeuwig spel der sexen niet alleen machtig bekoorlijk is, doch dat het als letterkundig onderwerp niet te vermijden is. Telkens echter, als de gang van een verhaal mij noopt dit bekoorlijk spel te beschrijven, bevangt mij een zekere schroom. Het verantwoordelijkheidsgevoel dat ik hierboven schetste is mij een tweede natuur geworden; ik zou niet zedeschennend schrijven kunnen. En het is toch normaal dat ik bij de beschrijving van erotiek door deze schroom word bevangen, tevens abnormaal zo dit niet zo ware, want het spel der gelieven is immers zo teder intiem van aard, het vordert uit de aard geserreerde beschouwing.
Hier zij althans vastgesteld dat iedere beschrijving van erotische situaties die bij de lezer de overtuiging vestigt dat de schrijver al schrijvende zelf meegesleept werd door een erotische roes, walging verwekt.
Zomin ik mij ooit in familiekring verlustigen zal in zinnenbenevelende situaties, doe ik dat in mijn boeken. Mijn sujetten, al bestaan zij niet voor de burgerlijke stand, hebben er recht op dat ik over hen schrijf in eerbiediging van het bij hen veronderstelde normale kuisheidsgevoel. Mijn lezers mogen ditzelfde van mij