Vestdijk en Slauerhoff
De lezing over ‘Rusland's Letterkunde’ is door Slauerhoff op 13 november 1915 in de Klanderij voor de leden van ‘Eloquentia’ gehouden.
Slauerhoff herinner ik mij van het begin afaan als ongewoon fascinerend. Onder schooljongens is dat geen reden om vriendschap te zoeken, vooral niet wanneer ze een jaar verschillen, en in Friesland wonen; en dat hij iets bijzonders had, maakte ik mij ook eerst bewust, toen het gerucht ging, dat hij op een avond van Eloquentia, de schoolvereniging, spreken zou over de Russische literatuur. Dat was in 1916, dus een jaar voor de revolutie, waarvoor hij een tijdlang belangstelling schijnt te hebben gehad. Het lijkt mij het waarschijnlijkst, dat deze, in onze ogen zo zonderlinge keuze van onderwerp alleen maar een protest belichaamde tegen de sleur van Frans-Duits-Engels en niet anders. De lezing zelf, kennelijk uit een leerboek geput, zonder persoonlijke noot, viel mij tegen. Het was een zeer goede, zeer degelijke lezing over alles tussen Poesjkin en Gorki, en daarmee afgelopen. Een jonge geleerde!
Met de dichter Slauerhoff maakte ik bepaald niet kennis op een Eloquentia-avond van een half jaar later, toen hij een satirisch sonnet op de kosmografie ten beste gaf, met gebaren even schutterig als het sonnet zelf, Ik had niet de minste reden mij zijn mindere te voelen, want ik had de Mei geplunderd, en dat leek heel wat, al vertrouwde de scheikundeleraar mij na af loop toe, dat hij het niet zo best had kunnen volgen. De foto van die avond geeft Slauerhoff als vijfdeklasser bijzonder goed weer: eenzelvig, wat korzelig, erg gesloten, en met iets onmiskenbaars mongools in zijn gezicht, waarvan het hoekig asymmetrische nog niet opvalt, evenmin als de ‘negativistische’ mond, die mij ook altijd eerder gevoelig den negativistisch heeft geleken. Uit die tijd, maar dat kunnen ook latere indrukken zijn, herinner ik mij vooral zijn sierlijke loop, die men toch niet ‘elegant’ kon noemen, laat staan verwijfd, en waaraan de gewoonte om zijn voeten voor elkaar te plaatsen niet vreemd kan zijn geweest. Hij liep als op een boomstam over een riviertje. Maar zonder onze ontmoetingen in Amsterdam zou ik zeker nooit meer aan hem hebben gedacht. Hij was daar een jaar, toen ik aankwam. Wij weren beiden lid van de Amsterdamsche Studentenbond (USA).
(Simon Vestdijk: Gestalten tegenover mij)