Vestdijkkroniek. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
Op 27 mei 1999 organiseerde het Maison Descartes te Amsterdam in samenwerking met de Vestdijkkring een discussieavond over twee recent verschenen Vestdijkstudies, te weten Piet Kralts Paradoxaal is het gehele leven. Het oeuvre van Vestdijk, en Evert van der Starre's Vestdijk en Frankrijk. Hierbij publiceren wij de inleiding bij dit Vestdijkforum van de hand van de gespreksleider Rob Schouten. Naast de auteurs van de beide genoemde boeken maakte ook Hans Visser deel uit van het forum, gezien zijn specifieke Vestdijkkennis. Van de bijeenkomst is geen verslag gemaakt, alleen de inleiding van Schouten is bewaard gebleven. Deze inleiding was dermate interessant dat het de redactie een goede zaak leek deze integraal in de Vestdijkkroniek op te nemen. Dames en heren, welkom op deze bijeenkomst, die gewijd zal zijn aan het verschijnen van twee nieuwe boeken op het gebied van de Vestdijk Forschung, twee essaybundels, de een getiteld Paradoxaal is het gehele leven van Piet Kralt, de ander Vestdijk en Frankrijk van Evert van de Starre. Misschien hebt u die boeken al gezien en mogelijk hebt u ze zelfs al gelezen, hoe dan ook wij zullen er hier over gaan praten met de beide auteurs en met de tot nu toe nog steeds enige biograaf van Vestdijk, Hans Visser. Ik moet u zeggen dat ik enigszins verbaasd was toen ik werd gevraagd om dit forum voor te zitten. Natuurlijk, ik reken mijzelf welzeker tot de liefhebbers van zijn werk en een paar jaar geleden heb ik er zelf ook een afzonderlijke studie over gepubliceerd, maar om u de waarheid te zeggen was mijn belangstelling de laatste jaren wat tanende geraakt. Ik schrijf dit voornamelijk toe aan een even pretentieus als moeizaam pogen om een encyclopedisch boek te schrijven waarin alle hoofdpersonen uit Vestdijks romans op alfabetische wijze behandeld worden, inclusief anoniemelingen, schimmen en amorfe mensengroepen. Om dit monnikenwerk te volvoeren heb ik al Vestdijks romans twee á drie keer doorgeploegd en ik sluit niet uit dat ik mijzelf daardoor een overdosis heb toegediend die voor de ware liefde niet bevorderlijk bleek. Intussen leek ook buiten mij, en ik hoop dat u dat niet als vloeken in de kerk beschouwt, de Vestdijkerij enigszins in verval te raken. In een door u ongetwijfeld opgemerkt artikel in de Haagse Post van enige tijd geleden verwaardigde dit periodiek zich zelfs om de algehele neergang van de interesse van het publiek maar ook van de Vestdijkkenners zelf voor het werk van Vestdijk in kaart te brengen. Het geheel had soms verdraaid veel weg van een poging tot ‘debunking’ van Vestdijk. En als ik om mij heen kijk en de stemming peil bij de studenten die ik de afgelopen jaren ben tegengekomen dan blijkt de eventuele liefde voor het werk van Vestdijk nauwelijks nog bloeiende. Kortom, er leek alom iets te knagen aan het imago van deze schrijver en op zichzelf is dat zo vreemd ook niet, als we ons realiseren dat zelfs de belangstelling voor het werk van zulke onomstotelijke grootheden als Bach of Shakespeare tijden van neergang heeft gekend die dan weer werden gevolgd door perioden van bloei. Ik bedoel, er is in zaken van waardering nooit aanleiding om definitief te wanhopen. Hoe het ook zij, de gelegenheid om dit forum voor te zitten en de boeken van beide Vestdijkliefhebbers en -kenners te lezen was voor mij een gelegenheid om eens te zien hoe het eigenlijk met mijn liefde stond. En ik moet zeggen, dat juist het lezen van de studies van zowel Kralt als Van der Starre mijn dreigende afvalligheid heeft verhinderd. Met andere woorden, hun studies inspireerden mij persoonlijk weer tot Vestdijk, of niet alleen het oeuvre, waar het tenslotte toch steeds weer om is te doen. Nog steeds geeft Vestdijks werk kennelijk aanleiding tot essayistiek, de aderen blijken nog niet uitgeput, de verveling heeft nog niet toegeslagen en ik ben geneigd om te denken dat dat samenhangt met de | |
[pagina 58]
| |
aard van het werk zelf. Vestdijks oeuvre is zo veelomvattend, zo'n wereld op zichzelf, bij alle tijdgebondenheid van motieven zo tijdloos in zijn thema's dat het niet moeilijk is om er vrijwel elk literair, artistiek, psychologisch, filosofisch of zelfs existentieel probleem aan te toetsen en, omgekeerd het werk ook zelf te toetsen aan elk denkbaar- literair, psychologisch, filosofisch of existentieel probleem. Vooral dat laatste is in de praktijk dan ook overvloedig gebeurd, zo overvloedig zelfs dat een gewone lezer wel eens de neiging bekruipt om zich te beperken, bijvoorbeeld niet tot wat het oeuvre impliciet en deels onbewust allemaal aan onvermoede kanten oplevert maar aan wat Vestdijk er expliciet mee heeft voorgehad, aan zijn poëtica, schrijverbedoelingen, aan de zichtbare feiten.
Zowel in de studies van Kralt als van Van der Starre wordt nogal wat geïnterpreteerd en beide auteurs neigen ondanks een zekere voorzichtigheid ook nog wel eens tot sprekende conclusies, die dan voor het hele oeuvre opgeld zouden doen, overigens een bezigheid die geldt voor vrijwel iedereen die zich om een kunstzinnig oeuvre bekommert. Vestdijks werk genereert misschien wel meer dan dat van enig ander Nederlands schrijver, door zijn grootschalige en soms labyrintische afmetingen, zijn veelvormigheid, die behoefte aan het ontdekken van oer-thema's, van kapstokken, van constanten en ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat die behoefte ook bij mij bestaat. Anderzijds is het toch juist de afwisseling, het gevarieerde, die veelvormigheid en de breedte die, naar het mij wil voorkomen, de lezer er eigenlijk naartoe trekt, en daarin zit voor mij iets paradoxaals verscholen dat ook in de studies die hier voor ons liggen, schuilt, het contrast tussen de aantrekkingskracht van het vele en rijke in Vestdijk en de menselijke behoefte om dat tot iets overzichtelijks, tot een zekere eenheid te herleiden. Hoe dan ook, misschien zullen we daar, bij alle aandacht voor deze afzonderlijke essays, het vanavond ook nog over hebben, al was het maar op de achtergrond.
Ik had mij voorgesteld dat de avond als volgt zal verlopen, ik wil graag eerst de gelegenheid geven aan de auteurs om in het algemeen iets te zeggen over hun betrekkingen tot Vestdijk en de bedoelingen en de inzet van hun zojuist verschenen boeken, dus waarom, in het geval van Kralt, per se het paradoxale in Vestdijk en waarom, in het geval van Van der Starre, juist diens betrekkingen tot het Franse. Vervolgens zou ik beide auteurs gelegenheid willen geven om op elkaars boeken te reageren, zonder elkaar uiteindelijkheid alleen over de bol te aaien. Waardering en kritiek dus graag. Mogelijk dat uit deze inzet een aantal vragen naar boven komen, die we dan met ons vieren hier onder ogen kunnen zien. Vervolgens misschien na een kleine pauze, zou ik ook u, het publiek, de kans willen geven om aan het debat deel te nemen. En overigens heb ik mij voorgenomen om niet zozeer als gespreksleider maar als gespreksdienaar dienst te doen, in de hoop dat een en ander zich vanzelf ontwikkelt.
Na deze inleiding van Rob Schouten kreeg als eerste Piet Kralt het woord om de vraag te beantwoorden wat hem nu juist zo biologeert in de veronderstelde paradoxen van Vestdijks werk. Daarna vertelde Evert van der Starre over zijn relatie met het Frankrijk van Vestdijk. Zo ontstond er een aanzet tot een boeiend gesprek tussen de deelnemers aan het forum samen met de aanwezigen in de zaal, waarbij vooral de stellingname van Martin Ros opviel. |
|