zomersproeten de ‘bruine’ vriend wordt genoemd, is slechts In de machteloze verbeelding van kleine Henk een vriend, maar In werkelijkheid neemt Hugo geen enkele notitie van aanbidder die smachtend naar hem opkijkt. De slotscene van het verhaal is Indrukwekkend en steeds als ik hem lees zie ik de scene voor mij alsof hij al verfilmd is. Het is laat in de avond. De ik-figuur volgt Hugo Verwey door de kleine straatjes van het stadje dat aan zee ligt. Tot zijn verbazing ziet kleine Henk dat Hugo Verwey naar het haventje gaat, daar een roeiboot neemt en in het donker wegroeit in de richting van de zandbank die in het verhaal al een paar maal ter sprake is gekomen. Ook kleine Henk neemt een bootje en roeit In een koortsachtige toestand naar de zandbank. Maar in plaats van de zandbank op te gaan, bindt hij het bootje waarmee Hugo Verwey weer naar de stad zou moeten terugkeren aan zijn bootje vast en hij roeit, alleen, naar de stad terug. Hugo Verwey weet zich ternauwernood van de verdrinkingsdood te redden en niemand in het stadje komt ooit te weten wat zich die nacht precies heeft afgespeeld. Ook Hugo Verwey niet. Het verhaal eindigt als volgt:
‘wel tot mijn 20ste of 21ste, toen mijn gevoel voor hem al lang verdwenen was, (moest ik) de straf (...) lijden van dromen over Hugo Verwey; hoe ik hem achterna roeide, inhaalde, naast hem lag op een eindeloze gouden zandvlakte, waar bovenmenselijke stemmen ver over onze hoofden zongen, waar geen plaats was voor scheiding en geen weg terug naar de stad, waarheen ik, alleen, de vlucht genomen had.’
In Simon Vestdijk en Lahringen merkt Nol Gregoor scherpzinnig op dat Hugo Verwey als mannelijk idool de tegenhanger is van de ongenaakbare Ina Damman. Beiden blijven ver van een ‘immers altijd ontluisterende werkelijkheid.’ Hugo Verwey blijft nog jaren lang In de dromen van de onderhand groot geworden Henk terugkeren. Anton Wachter keert in de verbeelding terug tot Ina Damman, het meisje ‘dat hij nooit had bezeten’.
Jonge mannen aan zee is in zekere zin een ‘Terug tot Andreas’. Ik zeg dit niet om mij te meten met Vestdijk. Ik wil er mee zeggen dat een reus als Vestdijk met zijn meer dan vijftig romans en een Klein Duimpje van slechts één roman elkaar blijkbaar treffen in die typisch romantische zoektocht naar iemand in wiens of wier nabijheid men ooit iets van het absolute geluk heeft geproefd of vermoed.
Het bijzondere van Vestdijk is dat in zijn oeuvre zowel een jongen, Hugo Verwey, als een meisje, Ina Damman, een Ideaalbeeld zijn en de illusie oproepen van een schier mythisch eiland waar geen plaats is voor scheiding. Beide verhalen van Vestdijk samen, tonen aan dat het volkomen ondergeschikt is of die Illusie door een jongen of een meisje wordt opgeroepen.
Een maand geleden was Ik te gast bij een leesclub in Bussum waar Jonge mannen aan zee werd besproken. Eén van de deelnemers had het boek uit de bibliotheek gehaald en tot mijn verbijstering zag Ik dat de rug van het boek werd ontsierd door een sticker waar ter typering van de inhoud in dikke zwarte letters op een witte achtergrond de woorden ‘Homo’ en ‘Psych’ stonden. Ik voelde mij als in een droom waar je gekleed In slechts een te kort hemdje op een toneel voor een volle zaal verschijnt.
Als er op de rug van Jonge mannen aan zee al Iets moet staan, dan zou het de Q van Queeste of de R van Romantiek moeten zijn.