ook een paragraafje toebedeeld. Hanf ontmoette Kafka rond 1920. Zij maakten een tocht door Midden-Europa. Later bezocht Hanf Kafka nog verschillende keren in Praag. In zijn werk (proza, theater, muziek) is de invloed van Kafka duidelijk merkbaar. Maar dat is niet het belangrijkste aspect van Hanfs optreden. Hij raakte bevriend met enkele grote Nederlandse auteurs en bracht zijn bewondering voor Kafka op hen over. In 1919 leerde hij Marsman kennen, in 1927 Vestdijk. (Op pagina XXIV staat dat Hanf acht maanden na zijn ontmoeting met Marsman met Vestdijk kennis maakte, maar dat is een vergissing). Dat het vuur bij Vestdijk niet dadelijk oplaaide, blijkt uit De laatste kans, de achtste Anton Wachter-roman (1960). Daarin treedt Hanf op onder de naam Bob Neumann, een ‘mentor en geboren pedagoog’ met een ‘schier onbegrensde belezenheid’. Proust, Dostojewski, Gogol. Maar ‘dit alles werd nog overtroffen door Kafka, van wie nog niemand ooit iets gehoord had. Kafka was... nou ja, zei Neumann, dat moet je gelezen hebben, dat is niet te vertellen.’ Antons kennismaking met Kafka valt tegen. De verteller veronderstelt, dat Der Prozesz geschikter was geweest om iets bij Anton te bewerkstelligen. ‘Maar dat boek was nog niet verschenen’, merkt hij op (p.239). Die toevoeging verraadt, denk ik, hoe Vestdijks eigen kennismaking met Kafka is verlopen.
Vestdijk zelf krijgt in het overzicht van Bokhove een ruime paragraaf. ‘Der Arzt Simon Vestdijk ist wohl der wichtigste niederländische Schriftsteller, sowohl der Vor- als auch der Nachkriegszeit, nicht nur durch seine grosze Produktivität, sondern auch durch seine Vielseitigkeit.’ Een constatering waar wij, Vestdijkkroniek-lezers, tevreden mee mogen zijn. Bokhove volgt Vestdijks Kafka-publikaties op de voet en plaatst ze hier en daar in een wat algemener kader dan dat van de Nederlandse Kafka-specialist. In zijn essay ‘De realiteit van Franz Kafka’ (in Lier en lancet) typeert Vestdijk Josef K. uit Der Prozesz en landmeter K. uit Das Schlosz als ‘denkmachines’; ze zijn ‘psychologisch uiterst vereenvoudigd’: verstandsmensen die opvallen door argeloze oprechtheid. Het begrip ‘denkmachine’ brengt Bokhove in verband met de Kafka-in-terpretatie van Deleuze en Guattaris in hun boek Kafka. Für eine kleine Literatur, Frankfurt M. 1976. Of dat terecht is, vraag ik me af. De ‘machinemens’ is bij Vestdijk een karakteristiek voor het personage, bij Deleuze/Guattaris is ze er één voor de auteur. Maar het voordeel van dergelijke opmerkingen is in ieder geval, dat ze de lezer aan het denken zetten; dat ze op mogelijke verbanden in de receptie wijzen.
Helaas gebeurt dit toch te weinig. De beschrijvingen van de diverse