gevoel voor Bloem te suggereren: aangetrokken-zijn, bewondering, weerzin, gehechtheid. In vergelijking daarmee is het opstel van Mieke Vestdijk wat pietepeuterig, het heeft te veel de geur van het Hollandse binnenkamertje. Het spannendste wat erin gebeurt is zo ongeveer dat Vestdijk een keer zijn hoofd stoot tegen een verkeersbord en de wond gehecht moet worden. Nu kan de schrijfster er natuurlijk niets aan doen dat er weinig spectaculairs plaatsvond. Maar het gaat om de beschrijving van de relatie, om de creatie van een sfeer. Details uit het dagelijks leven moeten die sfeer van omgang met elkaar voor de lezer oproepen. Dat is een kwestie van dosering. Naar mijn smaak is de schrijfster wat te gul met allerlei huiselijkheden geweest. Heel goed daarentegen vond ik de beschrijving van de vakanties, kort en trefzeker. Indringend en openhartig vertelt de auteur over Vestdijks laatste ziekte, waarvan het begin in mei 1969 ligt en die bijna twee jaar geduurd heeft.
Omdat het Mieke Vestdijk om de beschrijving van de relatie met haar man te doen was, en niet om een biografische schets, zien we maar weinig van de auteur Vestdijk. Dat is jammer maar begrijpelijk. De schrijfster deelt wel een en ander over het ontstaan van sommige romans mee, maar alleen in zoverre zij er zelf op enigerlei wijze bij betrokken was. Daar is interessant materiaal bij. Zo blijkt Vestdijk in een aantekenboekje een synopsis van de roman De hôtelier doet niet meer mee genoteerd te hebben. Alle wezenlijke trekken van de roman staan daar al; de aantekening is van voor 31 oktober 1965. In april 1966 bezocht hij Grenoble, de plaats waar de roman zich afspeelt, ‘omdat hij meer wilde weten over de ligging van die stad en de bergen eromheen’ (p. 68). Pas daarna heeft hij zich gedocumenteerd en een romanschema gemaakt. In april 1967 schreef hij het boek. Die aantekenboekjes (de schrijfster citeert er op andere plaatsen nog meer uit) moeten een goudmijn zijn voor de Vestdijk-onderzoeker die geïnteresseerd is in Vestdijks werkwijze. Overigens maakt Mieke Vestdijk een keer een vergissing. Op pagina 85 heeft ze het over Goethe die een rol speelt in De hôtelier doet niet meer mee. Ze schrijft: ‘In al zijn andere historische romans komen geen bestaande figuren voor, in elk geval geen historische figuren.’ Maar in Het vijfde zegel (1937) draait het om de schilder El Greco en in De nadagen van Pilatus (1938) heeft keizer Caligula een hoofdrol, om slechts twee voorbeelden van het tegendeel te noemen.
De vraag waaraan niemand voorbij kan, is die naar de waarheid. In het Voorwoord zegt Mieke Vestdijk dat ze dit boek o.a. geschreven heeft, omdat de biografie van Hans Visser ‘grove onjuistheden’ bevat, juist over