Vestdijkkroniek. Jaargang 1993
(1993)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Max Nord
| |
[pagina 3]
| |
snel eens. De gesprekken gingen hoofdzakelijk over de boeken die hij zou gaan bespreken, die hem interesseerden en waarover ik hem, zover nodig, inlichtingen en commentaar gaf. Aan die uren denk ik met groot plezier terug. Hij was ontspannen, ontvankelijk en we konden goed lachen om dezelfde zaken. Intiem werden we nooit. In de tijd dat hij met Henriëtte van Eyk was, spraken we niet over zijn situatie. Hij nam aan dat ik op de hoogte was, zei bijvoorbeeld: dan bel je me even bij Jet op, maar zweeg verder over haar. Ik op mijn beurt vond dat het niet aan mij was om erover te beginnen. Ook een bezoek van Ans Koster, overspannen, volstrekt in de war van het idee dat hij haar zou verlaten en mij bezwerend dat ik hem tot ‘rede’ moest brengen, verzweeg ik voor hem; zonder mijn stellig vergeefse en aanmatigende bemoeienis zou hij ook wel naar haar terugkeren, daarvan was ik overtuigd. Ook dat hij altijd bij haar weg zou willen, maar het niet zou kunnen. Meestal bleef hij na de boekensessie bij ons eten, tot vreugde ook van mijn jongste dochter, twee, drie jaar toen, die hem een onverwachte en door Vestdijk duidelijk gewaardeerde aantrekkingskracht kenbaar maakte. Daarna gingen we wel eens naar De Koepel, destijds een sociëteit in de Marnixstraat, een soort veredelde Kring, waar we dan weer vrienden als Cola Debrot troffen en de avond over lieten gaan in de nacht. Hij maakte dan wel geen reportages of interviews, hij was zeker, vooral in die eerste naoorlogse jaren, van belang voor de journalistiek. Door zijn medewerking gaf hij aan Het Parool een meerwaarde, zoals Van Vriesland en hijzelf dat aan de N.R.C. hadden gedaan, zoals Ter Braak, Van Schendel, Greshoff dat aan Het Vaderland hadden gedaan. Tussen de nieuwsberichten en verslagen, noodgedwongen dikwijls te haastig en fantasieloos in elkaar geflanst, tussen de meestal wat deftig gestelde opiniërende artikelen, geschreven door een redactionele ‘wij’, bij de ingewijdentaal van sportrubrieken en het jargon van de financiële overzichten, waren zijn zorgvuldig afgewogen, geestrijke en prikkelende kritische beschouwingen oasen van rust en helderheid in de krant. De voornaamste journalistieke kant van boekbesprekingen is de actualiteit, daar had hij vanzelfsprekend geen moeite mee. Bovendien, bij verschijning bijvoorbeeld van debuten, maakte hij zelf wel uit wat belangrijk was en dus prioriteit had. Toen ik hem met mijn warme aanbeveling De avonden in handen gaf, had ik in enkele dagen zijn enthousiaste bespreking. Ook binnen de redactie van Het Parool was, evenals op de N.R.C., de moeilijkheidsgraad van zijn besprekingen van tijd tot tijd onderwerp van discussie. Vestdijk maakte zichzelf slachtoffer van zulk een debat, waarin | |
[pagina 4]
| |
de stemmen klonken van degenen die vonden dat de minder opgeleiden op voor hen toegesneden wijze moesten worden behandeld, tegengesproken door hen die vonden dat deze categorie lezers konden en moesten worden ‘opgetrokken’ tot het peil van een Vestdijk. Berichten over zulk een openhartige discussie in de redactievergadering bereikten hem via een relatie, waarschijnlijk sterk gekleurd, en hij trok hieruit ten onrechte de conclusie dat de hoofdredactie niet achter hem stond. Op 18 augustus 1949 schreef hij per 1 oktober daaropvolgende zijn ontslag te nemen als letterkundig medewerker van Het Parool. Brieven van hoofdredacteur Van Heuven Goedhart met de verzekering dat zijn conclusie ongegrond was, konden niet meer baten. Vestdijk had zich trouwens, alvorens zijn ontslag in te dienen, ervan verzekerd dat hij in dezelfde functie aan het Algemeen Handelsblad ging werken. Tegenover mij gaf hij later toe (ik was helaas niet in het land toen dit zich afspeelde) dat de zaak van zijn kant ‘enigszins bruusk’ behandeld was, maar dat hij achteraf toch geen spijt had, omdat hij zijn gelijk ten aanzien van de hoofdredacteur in diens brief wel degelijk bevestigd zag. De aantekening past hierbij dat het verhaal dat Veenstra ophangt in zijn eerder geciteerde artikel over Vestdijks ontslag aan Het Parool volstrekt onjuist is. Dat de neerbuigende recensie van De toekomst der religie in Het Parool of een terugbrengen van zijn wekelijkse naar een tweewekelijkse kroniek (daarvan was geen sprake) hem tot zijn ontslag brachten is puur verzinsel. De correspondentie die ik in mijn bezit heb, bewijst dat. Zijn verdere ‘journalistieke’ loopbaan is hij niet van die aan Het Parool afgeweken. Bij het Handelsblad was de situatie niet anders, en voor de stukken die hij voor Het Vaderland en De Groene ging schrijven over muziek kon hij ook lekker thuis blijven. Geen bezwaar voor een medewerker. Hoe meer thuis, hoe meer plezier in het werk. En voor Vestdijk gold meer dan voor ieder ander een strak leefschema, een sterke discipline. Dan zijn z'n depressies nog buiten beschouwing gelaten. Een eerlijker, interessanter en soepeler medewerker dan hij, kan ik mij moeilijk denken. Hartelijk en altijd bemoedigend voor jongere collega's was hij in hoge mate. Daar kan ik van meespreken, en ik niet als enige. |