Vestdijkkroniek. Jaargang 1990
(1990)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Gerrit Jan Zwier en Martin Hartkamp
| |
[pagina 4]
| |
Je noemde zojuist De persconferentie, dat onvoltooid gebleven is, en deze Aeolusharp is ook een zeldzaam voorbeeld van een werk dat hij niet afgemaakt heeft. Heb jij enig idee waarom niet?
Ik heb wel een hypothese. De bezorgers delen mee dat Vestdijk een half jaar na zijn eerste poging nog eens geprobeerd heeft om het af te maken, en ze zeggen dan dat hij niet meer achter zijn eerste opzet stond. Maar de vraag is, lijkt mij: waarom was die eerste opzet dan niet goed. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat hij toen in het gijzelaarskamp St. Michielsgestel zat. Je leefde daar natuurlijk toch van dag tot dag. Je zat voortdurend met de vraag of je eruit zou kunnen, met de angst of je zou worden opgehaald. Er zíjn ook gijzelaars doodgeschoten - daar heeft Vestdijk prachtige poëzie over geschreven: eigenlijk heeft Vestdijk daar alleen maar poëzie geschreven, erg veel poëzie, en essays. En ik denk dus, ook al wilde hij wel net doen of hij thuis was, dat die angst, en ook die drukte om hem heen natuurlijk van z'n mede-gijzelaars, zijn concentratie toch nadelig heeft beïnvloed. De lange adem was er niet. Hij zette die roman dus niet goed op en heeft hem daarom, denk ik, ook daarna nooit goed meer kunnen krijgen.
Zelf zegt hij in een essay uit 1959 (‘Van lompen gemaakt’ in De leugen is onze moeder, p. 186) dat het verhaal ‘zo schaapachtig’ werd, dat er misschien wel een heilige tegenwerking was, die hem het schrijven van deze roman onmogelijk maakte.
Schaapachtig, dat vind ik niet. Ik vind het echt nog wel een Vestdijk op zijn best. Van sommige latere romans kun je wel zeggen: dat verslapt wat, maar hier zit toch in principe alle kracht nog in. Als ik dit lees, dan wil ik toch graag weten hoe het afloopt. Wat er staat, is goed. Het is alleen niet veel.
Wat de inhoud van het boek betreft, je kunt zeggen dat het speelt in de achttiende eeuw, in een klooster. Er treedt een geheimzinnige graaf in op, die zich voordoet als een monnik. Dat sluit wel aan bij Vestdijks fascinatie in het algemeen voor magiërs en occultisten en zo.
Ja, hij heeft met Marsman die brievenroman geschreven, Heden ik, morgen gij, waarin ook dat occulte voorkomt. Je ziet bij Vestdijk steeds dat hij gefascineerd bleef door dezelfde dingen. Ik heb ook het gevoel... Je zegt: | |
[pagina 5]
| |
‘achttiende eeuw’, maar het heeft ook iets middeleeuws, wat terug zal komen in Het proces van meester Eckhart, de laatste roman die Vestdijk heeft voltooid, en wat al eerder is te vinden in ‘De oubliette’ en ‘Het veer’. Die twee verhalen hebben ook die sombere, demonische sfeer van dit romanfragment. Wat dat betreft, is het dus zeker interessant. We hadden daar al een laat voorbeeld van en enkele vroege voorbeelden, en deze Aeolusharp zit daar dus tussenin.
Een aeolusharp is een harp waar de wind doorheen speelt, een windharp. Dat heeft een beetje een orakelfunctie, zeggen de bezorgers.
Maar die orakelen dan ook, want uit wat we hebben, kunnen we de titel niet verklaren. Ook niet uit het vers ‘Aeolusharp’, dat Vestdijk in 1931 schreef (door de bezorgers geciteerd op p. 82-85).
Toch blijkt uit het fragment wel dat het iets demonisch is, dat vioolspel van die koningszoon; dat heeft een demonische lading.
Ja, en je ziet er ook dat dubbele in. Het gaat over een vreemde indringer, die over wonderbaarlijke krachten beschikt, en je krijgt het gevoel: dat is de duivel. Die zweeft door dat klooster, ook op andere manieren. Maar uit Vestdijks schema blijkt dat hij een heilige op 't oog had. Precies het omgekeerde dus van wat je eigenlijk verwacht.
Wat opvalt is dat de inhoud van dit boek sterk overeenkomt met het werk van Umberto Eco. Ze hebben dezelfde belangstelling voor het occulte en ook voor het kloosterleven.
Zeker, en er zijn wel meer auteurs die dat ook hebben, maar Eco is op het moment natuurlijk erg bekend en erg in trek, en dus is het misschien ook daarom leuk om juist op dit moment met dit romanfragment te komen. |
|