Veenstra zelf en van Abell, en een pagina uitweidingen over hoe Veenstra aan geld kwam voor zijn Du Perron-biografie. Zo is er meer. Een briefje van Ab Visser, dat hij niets heeft mee te delen, het onstuitbare gebabbel van mevrouw F.M.E. te Laak-Wiersma, wier moeder een vriendin en buurvrouw was van Ans Koster-Zijp, een epistel van W.H. Thysse, dat hij zich niets herinnert, enzovoort.
Het zou echter unfair zijn de samensteller alleen deze missers voor te houden. Er staan veel aardige stukken tegenover. Zo toont dit boek ons hoeveel interpretatie er noodgedwongen in een zogenaamde ‘feiten-biografie’ zit. Waarop zou een ‘objectieve’ beschrijving van Ans Koster-Zijp anders moeten berusten, dan op een afweging en taxatie van zulke min of meer tegenstrijdige berichten als het epistel van Willy Corsari en dat van mevrouw Te Laak-Wiersma? Er zijn naast deze ‘leerzame’ ook gewoon heel leuke en lezenswaardige brieven. Die van Antonia Grazl is bijzonder innemend, die van Tiny Schouten-Iddink, ouderwets nuffig (‘Misschien dat hij daarom ook nooit heeft geprobeerd mij te zoenen, (...). Ik geloof dat hij goed aanvoelde dat ik daar niet van gediend was’), die van Cola Debrot sympathiek en die van W.F. Hermans lachwekkend.
Het brievenboek maakt nog iets duidelijk. Wie in Vestdijk geïnteresseerd is, moge dan weinig nieuws vinden, wie de geschiedenis achter de biografie wil kennen, kan al lezend in dit boek ervaren wat een werk en wilskracht en doorzettingsvermogen achter de documentatie ervan stak. Er is veel boven tafel gekomen, dat, als Hans Visser niet al zíjn brieven geschreven had, voorgoed verdwenen zou zijn. Het is jammer dat de biografie-zaken gelopen zijn zoals ze gelopen zijn, en dat er nu twee aparte belangrijke documentatiecentra bestaan: die in het Letterkundig Museum en die ten huize van Hans Visser. Hopelijk worden ze ooit samengevoegd.
In Simon Vestdijk en Lahringen publiceerde Nol Gregoor een aantal brieffragmenten. Met zijn stukken van Lies Koning heeft hij toen eens en voor al de show gestolen; dat er bij Visser brieven van die aard ontbreken, kunnen we de samensteller moeilijk verwijten. Wel vermoed ik, dat als hij zich beperkt had tot relevante fragmenten, zoals indertijd ook Gregoor heeft gedaan, zijn boek aan kwaliteit gewonnen zou hebben.
P. Kralt